metropolis m

Enorme aardbevingen veroorzaken tsunami’s en een nucleaire ramp, mensen gaan dood van komkommers en soja, dictators worden afgezet door hun eigen volk, de machtigste staat ter wereld haalt voor het oog van de wereld z’n vuil op door staatsvijand nummer één te liquideren en in zee te dumpen, en de directeur van het IMF loopt z’n lul achterna – wauw, het hoogtepunt van 4000 jaar sciencefiction is waarlijk bereikt. We staan oog in oog met een ware dystopie, wat volgens sommigen het tegenovergestelde is van een utopie, maar volgens anderen een negatieve versie daarvan, de duivelse keerzijde, een utopie die verkeerd heeft uitgepakt.

Dit alles biedt zeker een relevant kader voor de tentoonstelling Dystopia. Sciencefictionschrijver Mark von Schlegell heeft een boek geschreven op verzoek van Alexis Vaillant, curator van het museum CAPC in Bordeaux. Von Schlegell en Vaillant wisselden vervolgens ideeën en namen van kunstenaars uit, en waren als het ware gezamenlijk curator van de tentoonstelling. De catalogus is de roman waarop de tentoonstelling is gebaseerd. Paradoxaal genoeg kon vrijwel niemand het boek lezen en daarna de tentoonstelling bekijken, omdat de tentoonstelling al opende voordat het boek gepubliceerd was.

De tentoonstelling doet zich voor als een ‘loop’, die geïnspireerd is op de plot van het boek, waarin een kunstcriticus terugkeert in de tijd, om de kunstgeschiedenis te herschrijven. Von Schlegell, die ooit kunstcriticus was, lijkt zich thuis te voelen in het museum in Bordeaux, dat gehuisvest is in het voormalige koloniale stadhuis, een symbool van de afbrokkelende beschaving waarin we nu leven.

De dystopie die in het CAPC wordt gepresenteerd, komt tegemoet aan onze wens vermaakt te worden en speelt in op alle sciencefictionclichés: immense stedelijke landschappen, dolgedraaide technologie, zich snel verspreidende ziektes, genetisch gemodificeerde lichamen en geesten, volksopstanden, post-hippie gemeenschappen, ruïnes van de moderniteit, een vaag besef van het einde der tijden, enzovoorts. In de tentoonstelling rijst deze visie op uit een flinke verzameling grote kunstwerken, voor het merendeel sculpturen en schilderijen. De kunstenaars (46 in totaal) borduren voort op de modernistische formele traditie, gaan ermee aan de haal en plaatsen vraagtekens bij het belang van het modernisme als utopie uit het verleden en mogelijke inspiratiebron voor de toekomst. Binnen de context van de tentoonstelling krijgt hun werk echter een geheel nieuw perspectief.

De kunstwerken van Sterling Ruby, Keith Farquhar, Manfred Pernice, Julia Scher en Isa Genzken vormen een groots panorama van eigenzinnige structuren, waarin een ogenschijnlijke overlevering van klassieke kunstwaarden wordt ondergraven door een pervers gevoel dat er iets goed mis is gegaan. Andere kunstwerken trekken de tentoonstelling een nog hachelijker en huiveringwekkender kant op, zoals On Kawara’s reeks portretten van Japanse stralingslachtoffers, en werken van Des Hughes, Frances Scholz, Cyprien Gaillard en Hans-Peter Feldmann met gedeconstrueerde lichamen die de tentoonstelling teisteren.

Een vleugje esoterie, bijna new age, levert net dat beetje slechte smaak dat je bij een goede tentoonstelling kunt verwachten, zoals de kristallen installaties van Sebastian Hammwöhner en de schilderijen van manen van Roe Ethridge. Ook opmerkelijk is de geweldige mix van jonge Amerikaanse kunstenaars die zich volledig lijken te vereenzelvigen met het ‘fin de règne’-gevoel dat hun continent momenteel uitstraalt, met een oudere Noord-Europese stroming waarin het nog altijd draait om de abstracte, sjamanistische zoektocht naar materialiteit, zoals Beuys al deed in reactie op de barbarij. Hij wordt in een nieuwe context geplaatst, barokker en sensueler. Die confrontatie ontlast de werken even van de strenge orthodoxie van de white cube, die naar mijn mening soms intenties gladstrijkt die in diepste wezen, ook volgens de kunstenaars zelf, niet zo eenduidig zijn.

De tentoonstelling dankt haar succes aan de bevlogen deconstructie van het individuele auteurschap – een gevolg van de ver doorgevoerde scenografie van Vaillant. Bovendien ontdoet het ‘script’ van de tentoonstelling, een sciencefictionroman, de kunstwerken van een kunsthistorisch beladen achtergrond. Het vergroot hun visuele, fysieke kracht. Daardoor wordt ontegenzeggelijk een bepaalde rauwheid ontketend, een die uit is op een spectaculair effect, een schok. Het bewust rood getinte licht waarin de tentoonstelling is ondergedompeld, als een permanente zonsondergang à la Fahrenheit 451, draagt daaraan bij.

Dat licht is ook tekenend voor de macht die de curator zich heeft toebedeeld in de orkestratie van de tentoonstelling. Er zijn ongetwijfeld pietluttige bezoekers die zich daar niet overheen kunnen zetten. Voor mij wijst het echter op iets wezenlijks, namelijk het feit dat kunst uitdrukking geeft aan de behoefte om in alle vrijheid in het nu te denken. In sciencefiction gaat het tenslotte over niets anders.

Dorothée Dupuis is directeur van Triangle France, Marseille, en redacteur van het tijdschrift Petunia

Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder & Maaike Post

Dorothée Dupuis

Recente artikelen