Een handleiding voor beter genieten
Als verlangen een tragedie is en liefde een komedie, wat is genot dan? Aaron Schuster presenteert zijn gedachten over een leven van plezier, in kunst en daarbuiten.
Denken
1. Oscar Wilde: ‘Genot is de enige zaak die het waard is om over te theoretiseren.’ De Grieken hadden misschien gezegd: ‘Theorie is de enige zaak die het waard is om van te genieten.’ Ze vonden dat theorie – Thēoria, bespiegeling – de hoogste, beste en absoluut meest bevredigende vorm van genot is. In de theologie van Aristoteles wordt God, de belangrijkste beweger van het universum en verantwoordelijk voor de rotatie van sterren en planeten, gedefinieerd als noesis noeseoos, ‘de gedachte die zichzelf denkt’, en is Hij vervuld van een eenvoudig, eeuwig genot. Dat is wel een staaltje van filosofisch narcisme: de denker die God schept naar zijn eigen zalige evenbeeld.
2. Sigmund Freud heeft eens gezegd dat hij Nietzsche niet kon lezen omdat hij die ‘te interessant’ vond. Die uitspraak wordt meestal geïnterpreteerd als zou Freud bang zijn om te veel beïnvloed te worden. Maar we mogen Freud hier letterlijk nemen: hij werd niet geblokkeerd door de ongerustheid over originaliteit, maar door de angst over de enorme opwinding. Het is gewoon te goed.
3. Friedrich Nietzsche beschuldigde filosofen – een notoir zwakke en ziekelijke soort – ervan dat ze een hekel hadden aan het lichaam en er wraak op wilden nemen met hun ingewikkelde conceptuele acrobatiek en hun waardering voor het leven van de geest als het hoogste goed. Een van de beruchtste teksten in dit opzicht is Plato’s Phaedo, waarin Socrates pleit voor de dood omdat deze de ziel zou bevrijden van haar lichaam en diens kwade krachten. Maar Nietzsche vergiste zich: filosofen minachten het lichaam niet vanuit hun ascese of omdat ze van zichzelf walgen, maar juist omdat ze genieten. Ze genieten zo intens van het denken, dat ze er nooit mee willen ophouden. Het is dezelfde vreugde waarover Nietzsche schrijft als het verlangen naar ‘diepe, diepe eeuwigheid…’. Wat betekent het om een lichaam te hebben? Als we bedenken door welke oneindige verlangens en obsessies een mens gegrepen kan worden, is het lichaam alleen maar een belemmering, een obstakel, een mankement. Iedereen met een grote hartstocht – niet alleen filosofen maar ook kunstenaars, schakers, mystici en minnaars – moet het lichaam wel minachten omdat het zo’n armzalig, beperkt ding is.
Kunst
4. Jacques Lacan maakte ooit de merkwaardige opmerking dat Finnegans Wake een boek is dat zichzelf leest. ‘Lees de pagina’s van Finnegans Wake zonder te proberen iets te begrijpen – het leest zichzelf. Het leest zichzelf (…) omdat men het plezier van degene die het geschreven heeft kan voelen.’ Wat betekent dit? Cru gezegd, dat het bij het lezen van dit boek van Joyce net is alsof je naast iemand zit die in zijn neus peutert of naar zijn iPod luistert: het boek gaat zo op in zijn eigen hoogst genoeglijke woordspelletjes dat het zich totaal niet bewust lijkt te zijn van de buitenwereld, dat wil zeggen: van de lezer. Als er één literair meesterwerk bestaat dat ons het ongemakkelijke gevoel kan geven dat het absoluut geen behoefte heeft aan een lezer, dan is het wel Finnegans Wake.
Dit merkwaardige idee van een object dat van zichzelf geniet, treffen we ook aan in het werk van Pierre Klossowski. ‘Ik zeg u, er bestaat niets wat meer leeft dan het Louvre wanneer het ’s nachts aan zichzelf wordt overgelaten’, schrijft hij in La révocation de l’édit de Nantes (De herroeping van het Edict van Nantes), waarna hij de loftrompet steekt over ‘het opperste genot van het werk dat zijn schittering uitstraalt naar de ruimte waaraan het die schittering tevens ontleent’. Hier moet het ‘genieten van het kunstwerk’ letterlijk worden opgevat: het is het werk zelf dat geniet, niet de toeschouwer; die is hier meer de gefascineerde getuige van een betovering die aan zichzelf genoeg heeft. In plaats van te worden gezien in termen van betekenis, dialoog, communicatie, interactie of wat voor wederkerige relatie dan ook, is het kunstwerk op de eerste plaats een aanwezigheid, een wezen dat zich wijdt aan zijn eigen soevereine vreugde. Een eerbetoon aan het puur autistisch naar binnen gekeerde, dat het kenmerk is van ieder genot.
Lust
5. Een les uit de psychoanalyse. Het menselijk bestaan wordt gedreven door libidineuze conflicten, maar wordt gefrustreerd door de werkelijkheid en geblokkeerd door wat de cultuur voorschrijft. Daarmee wordt doorgaans Freuds tragische kijk aangeduid: verlangen is gedoemd tot ontevredenheid en in het zoeken naar genot stuiten we op talloze onoverkomelijke obstakels. Maar toch leidt psychoanalyse anderzijds tot een ongekende oprekking van het begrip ‘genot’ en legt daarbij heimelijke en onverwachte soorten bevrediging bloot, juist waar we die niet zouden verwachten. Van de uitglijders en blunders van het dagelijks leven tot en met de rampzalige symptomen van geestesziekte; overal doet het lustprincipe zich gelden. In plaats van dat bevrediging onmogelijk te bereiken is, dringt de tegenovergestelde conclusie zich op: bevrediging is niet te vermijden. Deze innerlijke tegenstrijdigheid – dat genot zowel onbereikbaar als onontkoombaar is – kan wellicht het best worden uitgedrukt met een variatie op een van Freuds bekende uitspraken: ‘Mannen genieten minder dan ze hopen en veel meer dan ze denken.’
Gevoelens
6. Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld van genot is hypochondrie. Het lijf van de hypochonder is doortrokken van pijnlijke en prikkende gewaarwordingen, waarvan hij zich voortdurend scherp bewust is: kiespijn, een klamme huid, een versnelde hartslag, borrellende darmen, pulserende hersengolven… Maar juist deze openlijke smart dient het doel van een hoger genot. Wie ooit een hypochonder heeft meegemaakt die helemaal opging in zijn onophoudelijke geklaag, begrijpt onmiddellijk de ware betekenis van genieten. Juist in de toewijding waarmee hij zijn lichamelijke kwalen analyseert en rapporteert, in het enthousiasme waarmee hij steunt en kreunt, ligt het genieten van de hypochonder, en dus niet per se in ‘zich goed voelen’. Om met Georges Perros te spreken: ‘Er is geen enkel bewijs dat genieten gelukkig maakt.’
7. In de film The Producers (1968) van Mel Brooks komt een geweldige korte scène voor waarin Max Bialystock, de foute, maar beminnelijke theaterproducent, in een bootje op een meer in het Central Park zit, samen met Leopold Bloom, zijn boekhouder en latere partner-in-crime. Bialystock heeft de scrupuleuze Bloom overgehaald om een middagje vrij te nemen om hem bij zijn plannen te betrekken. Het is een prachtige, zonnige dag, maar Bloom heeft moeite om zich te ontspannen en heeft de gebruikelijke neurotische klachten: hij voelt zich ‘raar’, er klopt iets niet, maar hij weet niet precies wat het is. Als Bialystock oppert: ‘Misschien ben je wel gelukkig’, denkt Bloom even na en is dan plotseling bekeerd: ‘Je hebt gelijk, ik ben gelukkig!’
Deze scène onthult dat gevoelens helemaal niet vanzelfsprekend zijn, maar vaak uiterst vaag, zelfs dubbelhartig. Hoe vreemd het ook klinkt, het is moeilijk om erachter te komen hoe onze gevoelens eigenlijk aanvoelen.
De jaren zestig
8. Als verlangen een tragedie is en liefde een komedie, wat is genot dan? Vruchteloos en steeds hetzelfde – als een goede sitcom.
9. Een van de slogans van mei ’68 was ‘geniet zonder belemmering’ (Jouissez sans entraves). Maar het beeld van genot dat nu centraal staat is niet dat van 1968 maar van 1962. Dat is het geniale van de televisieserie Mad Men, die zich afspeelt in de reclamewereld van Madison Avenue in de vroege jaren zestig, vlak voor de seksuele, creatieve en feministische revoluties. De serie is een portret van een beschaving vóór de zondeval die zich wentelt in taboes, diep verborgen geheimen, traditionele rolpatronen en sociaal geaccepteerde roesmiddelen – maar wel een, die zich bewust is van het naderende einde en doortrokken is van een verlangen naar een nieuwe en opener wereld: de val uit de zonde. Vergeleken met het steriele hedonisme van tegenwoordig, waarbij de ergste zonde het opsteken van een sigaret in een vliegtuig is, biedt deze serie met zijn chique voorstelling van kettingroken, ’s middags whisky drinken en achteloze seksuele intimidatie een ingang tot een verloren gewaand inferno.
10. Ooit was links op militante wijze tegen het hedonisme gekant, men was zowel tegen burgerlijke decadentie als tegen de frivoliteit van salonsocialisten. Een ascetisch leven in dienst van de revolutie werd later vervangen door de strijd om het lichaam, waarbij ‘genot tegen onderdrukking’ de nieuwe strijdkreet was voor linkse freudiaanmarxisten. Het probleem voor deze progressieve hedonisten was hoe ze een onderscheid konden maken tussen authentieke en vercommercialiseerde vreugde, het aloude Platonische probleem van het onderscheid tussen echt en vals genot. Een gangbare theorie was dat genot om waarachtig te kunnen zijn kapot moest worden gemaakt, anarchistisch, gedesubjectiveerd – noem het désir of jouissance – en daarmee immuun voor herovering door het ego van de consument en de kapitalistische staat. Al snel ontstonden er twee problemen: hoe kon zo’n ongeorganiseerd genot als basis dienen voor een nieuwe collectiviteit? En vormde dit werkelijk een bedreiging voor een steeds flexibeler en ‘creatiever’ kapitalisme? Hoewel deze denkers zich er terdege van bewust waren dat aan genot op zich niets progressiefs was – fascisten kunnen net zo goed dansen als de eerste de beste revolutionair – hielden ze toch vast aan het idee van een ‘praktijk’ van genieten die niet alleen op het wellustige, maar ook op het revolutionaire vlak bevrijdend zou werken. Maar het het freudiaans marxisme moet niet zonder meer veroordeeld worden op basis van deze ene misvatting.
Vooruitzichten
11. Ondanks de stormachtige vooruitgang op alle gebieden heeft de moderne wetenschap ons nog geen nieuw genot opgeleverd – luidt de stelling van Aldous Huxleys essay uit 1931 Gezocht, een nieuw genot. ‘Wat genot betreft, zijn we niet beter af dan de oude Romeinen of Egyptenaren.’ De techniek van het vermaak is wel degelijk veranderd, evenals de culturele vormen waarin het zich voordoet, maar de onderliggende bevrediging – het menselijk genotpotentieel – blijft door de geschiedenis heen deprimerend constant. Is ons lichaam in staat een tot nu toe ongekend niveau van gelukzaligheid te bereiken of liggen de grenzen van het genieten onveranderlijk vast? Huxley hoopt op een nieuwe drug die iets origineels kan toevoegen aan ons genotrepertoire. Een werkelijke doorbraak, zo legt hij uit, zou een roesmiddel zijn dat de gebruiker tot grote hoogten van extase en aards welbevinden zou voeren zonder de gezondheid aan te tasten en zonder de volgende dag tot een kater te leiden. Toch ligt ook in dit geval het nieuwe niet zozeer in de ervaring zelf – sjamanen en mystici hebben allang met behulp van allerlei religieuze middelen de wegen die tot extase leiden vervolmaakt – maar eerder in de manipuleerbaarheid en beschikbaarheid ervan: de belofte van genot op bestelling, Huxleys beeld van Utopia. Als hij nu nog zou leven, zou Huxley ongetwijfeld geïnteresseerd zijn geweest in ‘wire-heading’, waarbij genot rechtstreeks wordt opgewekt door elektrische prikkeling van de hersenen. Zal de hersenwetenschap van de eenentwintigste eeuw er nog beter dan de farmacologie van de jaren zestig in slagen om het beste in onze neuronen naar boven te halen?
Surrealisme
12. Als we de geneugten van de liefde in tien delen zouden opsplitsen, zou één deel naar de man gaan en zouden negen delen aan de vrouw toevallen, aldus Tiresias, de transseksuele waarzegger uit Thebe. Waarom werd Hera daar boos over? Volgens de overlevering was Hera zo woedend over dit oordeel van Tiresias – en hij kon het weten, want hij was zeven jaar lang een vrouw geweest en bovendien een vooraanstaand prostituee – dat ze hem zonder pardon zijn zicht ontnam. Zeus verzachtte de vloek door hem de gave van helderziendheid te schenken. Hier worden kennis van genot, blindheid en inzicht met elkaar verbonden zoals dat alleen in Griekse mythen kan. Blijft echter de vraag waarom Hera zo boos was. Je zou toch denken dat het oordeel van Tiresias vleiend was: het is toch juist goed als je meer kunt genieten? Tenzij Zeus erop had gezinspeeld dat de relatief magere bevrediging bij de man te wijten was aan zijn ernst: de man heeft het te druk met copuleren om er echt van te kunnen genieten. In dat geval kan Hera, als goede Griekse feministe avant la lettre, zich geërgerd hebben aan de suggestie dat de vrouw passief zou zijn. De man staat voor macht en beheersing, terwijl alleen de vrouw zichzelf laat gaan: overgave, jezelf verliezen, zintuiglijke vervoering zijn stereotiepe vrouwelijke kenmerken die tegelijkertijd staan voor genot als zodanig. We kunnen de vraag echter ook anders benaderen. Stel dat Hera het stiekem eens is met de profeet (en met haar man Zeus), maar hem toch straft vanwege oneerbiedigheid, omdat hij het geheim onthult, omdat hij een mysterie ontheiligt. Ook dat is een bekend verhaal: omdat vrouwen wezens zijn die veinzen en maskeren, moet de aard van het vrouwelijk genot verhuld blijven, mysterieus, ondoorgrondelijk, onuitspreekbaar zijn, zelfs (zouden we kunnen denken) voor vrouwen zelf (laat in zijn werkzame bestaan greep Lacan naar het mystieke ‘niet weten’ als een manier om de vrouwelijke jouissance te benaderen).
Guillaume Apollinaire maakt gebruik van deze legende voor zijn toneelstuk Les mamelles de Tiresias (De borsten van Tiresias), waar de wonderbaarlijke sekseverandering van ‘Therèse’ wordt uitgebeeld door het wegzweven van haar beide ballonborsten. In de ondertitel ‘een surrealistisch drama’ werd voor het eerst het woord gebruikt dat later een algemeen begrip zou worden.
13. Je zou gemakkelijk vergeten hoe puriteins de surrealisten waren in hun uitzinnige lofzang op romantiek en eros. In dat opzicht zijn de interventies van Antonin Artaud in de ‘Onderzoekingen naar seksualiteit’, die de surrealisten tussen 1928 en 1932 hielden, leerzaam. Deze bestonden uit een reeks rondetafelgesprekken die zich nu laten lezen als een mengeling van studentenvermaak, Monty Python en het Kinsey-rapport. Het is vermakelijk om te zien hoe ongemakkelijk Artaud zich bij deze gedachtewisselingen voelde (hij nam slechts aan een van de twaalf zittingen deel). Zijn afkeer van seksualiteit – ‘Hoezeer heeft die je geest aangetast?’ vraagt hij aan Benjamin Péret – verschaft hem in feite een veel minder bevooroordeeld en wetenschappelijker gezichtspunt dan de surrealisten die de liefde vereren. In een gedenkwaardige gedachtewisseling daagt Artaud Breton uit om het onderwerp van het seksueel genot te behandelen zonder enige romantische vooronderstelling.
Antonin Artaud: Als je het over seksueel genot hebt, Breton, denk je dan alleen aan het lichamelijke aspect, of denk je juist nooit aan het lichamelijke aspect, of omvat het geestelijk genot van de seksuele daad alles?
André Breton: Ik kan me geen ander genot voorstellen dan normaal genot.
Antonin Artaud: Dat lijkt me een uiterst tendentieus en arbitrair antwoord.
André Breton: Waarom?
Antonin Artaud: We zijn het over geen enkel woord eens. Als we ieder woord moeten gaan analyseren, wordt elke discussie onmogelijk.
André Breton: Er moet sprake zijn van een misverstand over de betekenis van het woord ‘genot’. Als we het over het orgasme in strikte zin hebben, heb ik geen enkel bezwaar tegen de objectiefste aanpak.
Tegen het orgasme
14. Het idee van seksualiteit zonder orgasme kreeg een flinke steun in de rug bij het verschijnen van Sexual Life in Ancient China, het onderzoek van Robert van Gulik uit 1961. Dit wetenschappelijke werk werd een betekenisvolle bron voor denkers als Gilles Deleuze, Félix Guattari en Jean-François Lyotard, die zeer geboeid waren door dit beeld van een schijnbaar ‘andere’ cultuur van genot. Bij de verschillende varianten van coitus reservatus, waarbij de man zijn zaad inhoudt en de vrouwelijke essentie y in in zich opneemt, circuleert de energie in een wisselende, voortdurende verrukking, zonder de dramatische en droeve climax van de westerling. Zoals Deleuze zegt, als het ‘westerse probleem’ is ‘hoe de seksualiteit uit genitaliteit te halen’, dan is het Chinese probleem ‘hoe de seksualiteit uit het orgasme te halen’. Hij prijst de taoistische seksuele handboeken – met hun kleurrijk genaamde erotische technieken als Rustig Bamboebos, Springende Kikker, Trillende Eend, et cetera – voor het creëren van een ‘veld van immanentie van begeerte dat doortrokken is van stromen’.
Perversie
15. Markies de Sade: ‘Gedeeld genot is half genot.’ Het credo van de geperverteerde.
16. Hoe het meest te genieten van crackertjes.[1] Eerst zorg je ervoor dat je met een mooie vrouw afspreekt. Vertel haar niets over je plannen voor de avond, behalve dat die ‘anders’ zal zijn. Vervolgens reserveer je twee kamers, de één een luxe suite in het beste hotel van de stad, de andere een lullige eenpersoonskamer in een verlopen logement. Een paar uur voor je de dame in kwestie ophaalt, koop je enkele kroppen sla en een grote hoeveelheid komkommers, lente-uitjes, selderij, tomaten, enzovoort. Ook koop je tienliter-flessen slasaus in de volgende smaken: Roquefort, Frans, Russisch, Thousand Island en Olie & Azijn. Ga naar de kamer in het ranzige logement, haal de dekens van het bed en maak vervolgens in het bed een enorme salade. Kijk goed of er geen sla op de grond is gevallen, leg de dekens terug en verstop de vijftig liter slasaus in de kast. Trek nette kleren aan, alsof je een kelner bent in een sjiek restaurant, en ga vervolgens naar je afspraakje. Rij achteloos met haar naar het logement en voer onderweg een luchtige conversatie, waarbij je probeert haar nieuwsgierig te maken naar je plannen voor die avond. Bij aankomst neem je haar snel mee naar de smerige kamer en vraag je: ‘Tussen haakjes, welke slasaus heb je het liefst?’ Zodra ze dat heeft verteld, trek je de dekens weg en onthul je de frisse groene salade. Nu moet je haar overreden om op het bed gaan liggen. Daar zal ze waarschijnlijk bezwaar tegen maken, maar overtuigt haar ervan dat het in orde is – gebruik argumenten als ‘sla is goed voor je’. Als ze eenmaal in bed ligt, pak je de slasaus van haar keuze uit de kast en giet die met zwierige gebaren uit over haar lichaam. Als je de volledige tien liter hebt uitgegoten, knip je met je vingers en zeg je: ‘Crackertjes!’ Je biedt je excuses aan en legt uit dat je de crackers vergeten bent en even snel naar de winkel moet en dat ze vooral geen vin mag verroeren. Dan ren je naar buiten, rijdt naar de winkel, waar je een doosje crackertjes koopt – geen bijzondere, gewoon zoute crackertjes. Rij naar het luxehotel en loop direct door naar je suite. Leg de crackertjes op het tafeltje naast het bed, kleed je uit en kruip onder de wol. Doe nu het licht uit en knabbel de crackertjes één voor één op. Je zult er maximaal van genieten.
17. Het paradoxale van perversie is dat het genot juist intenser wordt door er niet aan toe te geven. De geperverteerde (meestal een man) staat voor een helder bewustzijn en een volmaakte zelfbeheersing. Hij arrangeert zijn geneugten als een toneelvoorstelling met zichzelf als hoofdrolspeler, regisseur en toeschouwer op de eerste rij. De aldus verkregen bevrediging is eerder theoretisch dan zintuiglijk. Perversie is een mentaal iets en de geperverteerde is een soort onthechte experimenteerder van eros. De scenario’s die hij bedenkt, kunnen uiterst verfijnd zijn, vol geestigheid en ironie, gepaard aan grote wreedheid (tegenover anderen en zichzelf). Maar achter het duizelingwekkende estheticisme van de perverse man gaat meestal een wanhopige, negatieve motivatie schuil. Het cliché wil dat perversie ‘vies’ is, maar als er nu iets is waar de perverse man niet tegen kan, is het wel het geknoei en gerommel van ‘normaal’ seksueel genot, het verdwijnen van het ego in een anoniem spel van driften en organen, de onpersoonlijke werking van lichamen. Hij klampt zich eerder vast aan zijn zelfbewustzijn, juist op het moment dat dat zou moeten wijken en ontleent nu juist aan die spanning een exquis genoegen: de vreugde van het spelen van het spel en er toch buiten blijven, onbezoedeld. De echte geperverteerde houdt van onbevlekte en ordelijke seks. Zoals Sartre zei over Baudelaire dat die de liefde bedreef met zijn handschoenen aan.
Aaron Schuster is schrijver en filsoof, Brussel
Vertaald uit het Engels door Leo Reijnen.
Aaron Schuster