Een klein kamertje met uitzicht
Een klein kamertje met uitzicht
Simon Sheikh over Vectors of the Possible
In een tentoonstelling in BAK in Utrecht speculeert curator en kunstheoreticus Simon Sheikh over de mogelijkheid van een leven voorbij de politieke chaos van vandaag.
Het begrip ‘horizon’ wekt veel beelden op: ansichtkaarten en deurposters met zonsondergangen, Casper David Friedrichs Mönch am Meer of Paul Virilio’s theorie over de ‘negatieve horizon’, volgens welke wij onszelf bezig zijn in te halen in een parallel simultaan tijdperk. Hoewel het idee van de horizon uitgangspunt is, laat de tentoonstelling Vectors of the Possible in BAK in Utrecht, die door curator Simon Sheikh in het kader van het onderzoeksproject Former West werd samengesteld, niets hiervan zien. De tentoonstelling gaat uit van de heftige discussie tussen Judith Butler, Ernesto Laclao en Slavoj Zizek in 2000, gepubliceerd onder de titel Contengency, Hegemony, Universality. De horizon dient hier als metafoor voor de actieradius in het postpolitieke tijdperk, waarin er geen alternatief voor het neoliberale kapitalisme lijkt te bestaan. In plaats van vooruitgang en sociale verandering te bewerkstelligen, verwordt de politiek tot een bestuurlijke esthetiek, die het eindstation van de democratie lijkt te vormen. De huidige horizon is daardoor zo beklemmend, dat vooruitgang en het afkondigen van nieuwe criteria onmogelijk lijkt.
Het debat over wat er in dit politiek stagnerende tijdperk nog aan maatschappelijke tegenbewegingen mogelijk is, of beter: in welke mate een horizon zichtbaar moet zijn, om als beeld een politiek effect te bewerkstelligen (een discussiepunt, dat in de discussie tussen Butler, Laclao en Zizek op een breuk tussen de theoretici uitliep) wordt door acht kunstenaars respectievelijk groepen in Vectors of the Possible als uitgangspunt genomen. Zij presenteren de horizon als politiek-filosofische constructie, die zich met artistieke en politieke zienswijzen verbindt. Sheikh: ‘Ik ben er niet zo zeker van, dat er een daadwerkelijke horizon in de tentoonstelling te zien is. De horizon is eerder een abstract beeld, dat ten grondslag ligt aan de voorstelling van tijd en beweging.’ Hij vraagt zich af hoe de postmoderne kunst met het beeld van de horizon omgaat, terwijl hij in de klassieke schilderkunst nog een totaal andere rol speelde – tot het moment dat Cézanne het centrale perspectief doorbrak. Kan een kunstwerk misschien zelf een politieke horizonlijn tot stand brengen? Naar welke mogelijkheden in toekomst of verleden tijd verwijst een horizon, en hoe ver zijn die mogelijkheden van het huidige standpunt verwijderd?
Met soortgelijke vragen houdt ook het project Former West, dat nog tot 2013 loopt en waar ook Sheikh aan meewerkt, zich bezig. In podiumdiscussies, publicaties en tentoonstellingen draait het om het verlies aan oriëntatie van de maatschappij na 1989 en de uitwerkingen daarvan op de kunst en politiek. Tijdens een congres in Istanbul, komend najaar, wordt het probleem van het verlies aan perspectief concreet behandeld. Wat gebeurt er wanneer er geen beweging meer is, die zich tegen de alles overheersende alliantie van kapitalisme en democratie weert?
Voor Vectors of the Possible hebben de door Sheikh uitgekozen kunstenaars deels nieuw eigen werk geproduceerd – bijvoorbeeld de in 1994 in Los Angeles opgerichte groep Ultra-red, die zich in de eerste plaats met geluid en performance bezighoudt, en de groep chto delat? uit St. Petersburg, die uit kunstenaars, critici en filosofen bestaat en de aandacht heeft getrokken door politieke acties en de uitgave van een eigen tijdschrift. Maar ook ouder werk voegt zich naadloos in het thema. Zo is er van Matthew Buckingham een gemanipuleerde foto van Mount Rushmore over drieduizend jaar: de in de rots uitgehouwen koppen van de Amerikaanse presidenten zijn verdwenen, weg geërodeerd – het lijkt alsof de Amerikaanse geschiedenis gewoon is uitgevlakt. Om de geschiedenis van een niet meer bestaand land draait het ook bij de kunstenaar, curator en auteur Elske Rosenfeld uit Leipzig. Ze houdt zich bij haar onderzoek nauwgezet met de laatste Oost-Duitse grondwet bezig (quasi de laatste horizon), waaraan tot de Duitse hereniging met uiterste precisie werd gewerkt – ze gaat daar ook na de tentoonstelling mee door. Bij filmmaker en auteur Hito Steyerl, ook aanwezig op documenta 12, draait het ook om bureaucratie. Haar korte videofilm over de Universal Embassy (2004) gaat over een toevluchtsoord voor statelozen in Brussel: in de voormalige Somalische ambassade hebben kunstenaars en illegalen een ondersteunende organisatie opgezet, met een aangepast bestuurlijk apparaat waartoe eigen papieren, een eigen vlag en een eigen taal behoren. Bij de in New York wonende kunstenaar Sharon Hayes draait het weer om de Verenigde Staten. Ze presenteert dertien diaprojecties waarop zijzelf met bordjes is te zien, daarop staan dan weer opschriften die met historische feiten hebben te maken – bijvoorbeeld I am a man, een slogan van de burgerrechtenbeweging uit de jaren zestig. Dezelfde geëngageerdheid treft men bij de Engelse kunstenaarsgroep Freee. De drie leden van deze groep zijn op een grootformaat billboard te zien: voor een enorme rots bij een oever, ergens in niemandsland houden ze een knaloranje spandoek omhoog, met de in deze omgeving absurd aandoende tekst Protest Drives History – je kan daarbij aan Greenpeace denken, maar ook aan Sisyphus.
Als men zich Sisyhus, de Griekse antiheld, voorstelt als een gelukkig mens, zoals Albert Camus deed, dan weet men ook dat een hernieuwd activisme tot een vrolijk farce kan uitgroeien. Activisme verwordt dan tot iets wat anderen voor de wereld over hebben en waarvan steeds weer opnieuw verslag gedaan wordt in het acht-uurjournaal – waarbij de kijkers er van verzekerd van zijn dat het iets is dat zich aan de andere kant van het scherm afspeelt en niet in hun eigen leven. En dus blijft alles zoals het is: blood for oil en wheel of fortune. Protest wordt een twijfelachtig romantisch idee, waarbij de schaarse hoofdrolspelers een zelfde somber uitzicht hebben als Friedrichs Mönch am Meer.
Bij het zien van de werken in Vectors of the Possible doemt inderdaad de vraag op, of de meeste situaties niet te veel op hetzelfde zinspelen, waardoor er op het laatst slechts één beeld overblijft – eentje, dat er uitziet als een still uit het journaal: de demonstrant op straat die men kan wegzappen, om zich weer lekker aan een soap te wijden. Wanneer uit het onderzoek van Former West zal blijken, dat er op deze wereld nog geen nieuwe horizon opdoemt, dan biedt Vectors of the Possible tenminste een klein kamertje met uitzicht, waarop men zijn hoop kan richten.
Gesine Borcherdt is criticus en curator, Berlijn
Vector of the Possible11 September–21 November 2010
BAK, basis voor actuele kunst, Utrecht (NL)
Begin 2011 verschijnt een reader
Vertaling uit het Duits: Irene Dirkes
Gésine Borcherdt