Een kunstwerk is geen pamflet
Een kunstwerk is geen pamflet
De roadmovies van Joost Conijn
Bekend van romantische filmverslagen over zelfgemaakte vliegtuigen en auto’s waarmee hij naar de uiterste grenzen van Europa trok, ontpopt Joost Conijn zich in huidige werk steeds meer als een sociaal commentator. Dit voorjaar toont Museum Boijmans Van Beuningen een overzicht van zijn gehele oeuvre, waaronder zijn nieuwste werk: Olland.
Bijna iedereen kent Joost Conijns film Vliegtuig uit 2000: het verslag van zijn legendarische pogingen om met een zelfgebouwd vliegtuig de lucht in te gaan. In de 25 minuten durende film zien we hoe Conijn bij sloopbedrijven de onderdelen voor zijn vliegtuig bij elkaar scharrelt, en het toestel in elkaar sleutelt, waarbij hij de technische bouwtekeningen en instructies van professionele vliegtuigbouwers negeert.
Buurtbewoners reageren (‘Volgens mij moet er vooraan nog een bout bij’) en er volgen verschillende try-outs in een drassig weiland. Vanwege de strikte regelgeving in Nederland besluit Conijn om uit te wijken naar een gebied met minder strenge controles, de woestijn van Marokko. We zijn getuige van zijn tocht naar het zuiden, de pech onderweg, een aaneenschakeling van mislukte pogingen om het toestel van de grond te krijgen en het cruciale moment waarop er zoveel technische mankementen aan het vliegtuig zijn, dat opgeven de enige optie lijkt. Maar Conijn zet door, en ten slotte zien we in een heroïsch eindshot, hoe het feloranje vliegtuig tegen een strakke, blauwe lucht even boven de horizon uitstijgt.
De in Amsterdam geboren en in Brabant opgegroeide Conijn (1971) studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie en aan het Sandberg Instituut. Met zijn vernuftige machines zoals het vliegtuig, en eerder al een achteruitrijfiets en een motorfiets, werd hij aan het begin van zijn carrière al snel vergeleken met kunstenaars als Panamarenko en John Körmeling. Een enkeling noemde hem zelfs in één adem met Leonardo da Vinci. Conijn, uitvinder en avonturier, bevestigde met zijn onconventionele en tot de verbeelding sprekende kunstprojecten het romantische (en mediagenieke) beeld van de kunstenaar, die in de marges van de samenleving zijn artistieke vrijheid claimt.
Met name in Vliegtuig speelt hij, uitgedost met ouderwetse pilotenbril en leren jas, met verve de rol van autonome artistiekeling. Toch is Vliegtuig meer dan een egodocument, of de verwezenlijking van een avontuurlijke jongensdroom. Het is een bijna mythische vertelling over doorzettingsvermogen, het overwinnen van tegenslagen en het nastreven van je eigen dromen, ongeacht maatschappelijke conventies en regelgeving.
Documentaire happenings
Conijns films worden gekarakteriseerd door hun kalme, bijna trage tempo en documentaire-achtige stijl, die doet denken aan de televisieprogramma’s van Frans Bromet. Het dramatische verloop is evenredig uitgesmeerd over het geheel, zonder veel pieken en dalen, hoewel de ontknoping bij Vliegtuig uiteraard spectaculair genoemd mag worden. De films registreren een verloop van gebeurtenissen, waar Conijn zelf niet heel strak de hand in heeft. In feite zijn het een soort documentaire happenings.
Conijn werkt met een vooropgezet plan, maar zonder uitgewerkt script. ‘Veel van wat je tegenwoordig ziet aan films of documentaires in de kunst of op tv vind ik te bedacht, alles is van tevoren vastgelegd. Ik vind dat helemaal niet interessant. Dingen moeten een experiment blijven, anders zit er geen gevoel meer in. Je kunt ook gewoon op weg gaan en kijken wat je tegenkomt.’
Zelf spreekt hij over doelloos reizen. ‘Je moet niet te veel willen verzinnen. Ik heb wel een beeld of een idee, maar dat blijft heel intuïtief. Ik wilde vliegen, dus maakte ik een vliegtuig. In het geval van Hout Auto, die kort na Vliegtuig gemaakt is, was er een aantal ingrediënten waarvan ik aanvoelde dat daartussen iets kon gaan gebeuren. Ik maakte een auto van hout, die ook op hout rijdt en ging daarmee naar een gebied waar veel hout is. Het klopte gewoon. Op een gegeven moment belandde ik als vanzelf in een regio waar de hele economie om hout draait.’
Net als Vliegtuig is Hout Auto een roadmovie naar een gebied dat indertijd nogal summier, maar bovenal eenduidig in de media aan bod kwam. Het publiek maakt kennis met de bewoners van het platteland van onder meer Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Roemenië. Het ontbreken van een gemeenschappelijke taal vormt duidelijk geen barrière om contact te leggen met de lokale bevolking. Er is sowieso weinig verbale communicatie. Het meeste gebeurt met handen en voeten, of met een glimlach of een verwelkomend armgebaar. De kunstenaar staat er voor het grootste gedeelte maar een beetje bij: ‘Ik hoefde zelf niet zoveel te doen of te zeggen, de houten auto deed eigenlijk al het werk.’
Ontmoetingen
Hoezeer de films van Conijn ook draaien rondom uitvindingen en automaten, het eigenlijke motief is sociaal van aard. ‘Ten tijde van Hout Auto was er sprake van een nogal negatieve beeldvorming omtrent Oost-Europa, die volgens mij voornamelijk gebaseerd was op de superioriteit van het Westen. Ik wilde zien wat er van die beeldvorming klopte. Maar het heeft ook iets romantisch, die zucht naar gebieden waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. In onze westerse samenleving is alles zo gebonden aan regels. Door de modernisering zijn er zoveel dingen verloren gegaan.’
Zijn meest recente film, Olland, maakte hij in opdracht van de Humanistische Omroep. De HUM benaderde hem met de vraag of hij een portret van Nederland wilde maken. In plaats van in Nederland te blijven, vertrok hij in het gezelschap van twee vrienden naar Marokko. Gedurende vijf weken maakten ze een tocht door het Riff-gebergte, op ‘normale’ fietsen. ‘Wat ik vooral wilde laten zien, was een tegenbeeld, of in ieder geval een vollediger beeld van Marokkanen dan de beeldvorming die in Nederland overheerst, die nogal beperkt en negatief is. Dat beeld strookt totaal niet met het beeld dat ik heb.’
Olland schetst in vijftig minuten het leven van de Marokkanen in Marokko. Wat bovenal indruk maakt, is de gastvrijheid waarmee het drietal bij mensen thuis uitgenodigd wordt. Meer nog dan in Hout Auto of Vliegtuig, staan in Olland ontmoetingen centraal, die allemaal even bijzonder zijn. Er wordt samen gegeten en gedronken en zo goed en kwaad als het gaat een gesprek gevoerd, meestal over kinderlijk simpele dingen zoals het uitwisselen van voornamen of de namen van de gerechten. De hartelijke blikken en de ontwapenende glimlach spreken boekdelen.
Bijzonder is de ontmoeting met Moustafa, een oudere man die in gebrekkig Nederlands vertelt over zijn tijd als gastarbeider in ‘Olland’. Trots laat hij zijn gasten een brief zien van zijn voormalige werkgever, Albert Heijn, en een foto waarop hijzelf op jongere leeftijd in de sneeuw staat. Zijn zoon toont ons even later al even trots zijn eigen waterput. De scènes bij mensen thuis worden afgewisseld met opnames, die niet veel verschillen van het gebruikelijke videoverslag van een avontuurlijke trektocht: eten bij het kampvuur, slapen onder de blote hemel, band plakken, een kiekje met de autochtone bevolking, kuddes met schapen en geiten en beelden van een zeer bijzonder landschap.
Opvoeding
In Olland zijn voornamelijk de vrienden John en Rogier in beeld, Conijn zelf zien we nauwelijks. De uitvinder/avonturier/ontdekkingsreiziger uit Vliegtuig en Hout Auto staat nu achter de camera en beperkt zijn rol tot het observeren en registreren. Reeds in het eerder gemaakte werk Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Moestafa, Hawwa en Dzoel-kifl (2004) heeft de kunstenaar ervoor gekozen zelf niet meer in beeld te komen. Hij stelt de kinderen af en toe een vraag, maar daar blijft het ook bij.
In dit werk gaat hij in zijn eigen voortuin op ontdekkingsreis en volgt gedurende een half jaar de handel en wandel van zeven kinderen die net als hij op het gekraakte terrein van de voormalige ADM-werf wonen. De kinderen, in de leeftijd van drie tot veertien jaar, beleven de hele dag allerlei avonturen op het braakliggende industrieterrein. Ze spelen in de modder, stoken vuurtjes en bakken een ei, jatten broodjes bij de nabij gelegen benzinepomp. Het lijkt een droombestaan: hutten bouwen, eten wanneer je zin hebt, en geen ouder die zegt wat wel of wat niet mag. Het enige wat niet direct met elkaar valt te rijmen zijn de islamitische namen en de overwegend blonde lokken en blauwe ogen van de kinderen.
Inmiddels is via de pers bekend geworden dat het hier om zeven kinderen gaat, die bij hun vader leven, die ze opvoedt volgens de islamitische leer. De kinderbescherming is al een aantal keer langs geweest omdat de vader ze van school houdt en omdat de omstandigheden waaronder ze opgroeien te wensen over zouden laten. Onbekend blijft wat Conijn zelf van die situatie vindt. ‘Ik vind het helemaal niet interessant om ergens direct commentaar op te leveren. Dan kun je beter met een spandoek gaan lopen. Ik zag die kinderen, vond het heel bijzonder hoe zij in het leven staan en heb dat gewoon gefilmd.’
Conijn is geërgerd over de manier waarop de media deze zaak in het nieuws hebben gebracht. Hij noemt het sensatiejournalistiek, die te snel oordeelt en vaak vanuit een zeer westers en tamelijk burgerlijk perspectief. ‘Voor mij gaat Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Moestafa, Hawwa en Dzoel-kifl over heel veel dingen: over opvoeding, over onderwijs, over hoe kinderen zich ontwikkelen, wat kinderen doen als ze niet direct worden beïnvloed door de ideeën van hun opvoeders.’
In ons gesprek benadrukt Conijn dat hij geen expliciet ‘politieke’ kunst wil maken. ‘Natuurlijk stuur ik de kijker door de keuze van mijn onderwerpen en de manier waarop ik die maak. Maar ik wil er geen moreel oordeel aan verbinden, juist niet. Je kunt als kunstenaar wel een pro- of antiding maken, maar ik vind dat de kijker zich dat zelf moet afvragen en erover moet nadenken.Ik stel alleen ter discussie.’
Wat niet wil zeggen dat Conijns observerende en documentaire benadering afstandelijk of ongeëngageerd is. ‘Als kunstenaar zoek ik een spanningsveld op. Hoe zit dat dan, met het maatschappelijke manifest, sociale cohesie, regelgeving, met opvoeding, met gevaar, met autonomie, met uitsluiting. Over al die dingen gaat het werk voor mij. Maar het kunstwerk is geen pamflet. Een kunstwerk moet voor zichzelf spreken.’
Christel Vesters