metropolis m

Een laboratorium voor tegendraads onderzoek
Clémentine Deliss over het Museum der Weltkulturen

‘O dat heb ik nog helemaal niet gezien’, Clémentine Deliss zwengelt verbaasd aan een ouderwetse zonwering in het onlangs betrokken kantoorgebouw. Weliswaar schijnt de zon niet naar binnen, toch wil de nieuwe huisbaas de net ontdekte lichtbeschutting even uitproberen.

Testen en onderzoeken schijnt überhaupt haar motto te zijn. Deliss meldt dat ze zich heeft voorgenomen als nieuwe directeur het Museum der Weltkulturen, dat is opgericht in 1904, in al zijn facetten, van de verzameling, het gebouw tot de inrichting en publieke functie opnieuw te definiëren. ‘Voor mij is dit museum een juweel. Het heeft 67.000 objecten, 120.000 afbeeldingen, een enorme bibliotheek met 50.000 boeken en tijdschriften. Het museum heeft een enorm potentieel, als je de objecten ziet als onvoltooide teksten, in de zin van Barthes, eerder dan als afgeronde hermetische werken. Deze artefacten zijn werkelijk blauwdrukken voor toekomstige kennisproductie. Als zodanig zijn ze een “stored code” om Alan Kaprow aan te halen. Om ze te decoderen is een experimentele bereidheid aan de kant van de onderzoeker vereist, misschien zelfs “signal scrambling” (Kaprow) tussen rollen en disciplines.’

Ze weet dat haar nog veel te doen staat. ‘Etnologische musea zijn nog onvoldoende erkend als locaties waar nieuwe ideeën geproduceerd worden. Maar dat is wel de reden van hun bestaan: het overbrengen van ideeën, in dit geval voor de inwoners van Frankfurt.’ Afrika, Amerika, Oceanië, Europa, Azië en Zuidoost Azië zijn de geografische zwaartepunten van het stedelijke museum dat in de jaren dertig uitgebreid is met een verzameling hedendaagse kunst uit de collectie van de etnoloog Leo Frobenius. De verzameling geldt in vakkringen als van uitzonderlijke kwaliteit, maar er is sinds de Tweede Wereldoorlog geen ruimte geweest om haar te tonen. Deliss, een internationaal erkende tentoonstellingsmaker en onafhankelijke uitgever van publicaties over hedendaagse kunst, werd onlangs aangesteld om nieuw leven te brengen in het museum. Haar hoofddoel, verklaart ze, is om de verzameling opnieuw centraal te stellen maar onder ruimere condities. ‘Vanaf het moment waarop ik begon te denken over wat een museum van wereldculturen in de 21ste eeuw zou kunnen zijn, was het direct enorm spannend voor me. Wat ik het belangrijkst vind, is dat deze objecten op een bepaalde manier opnieuw gezien worden als prototypes. Dat ze nog niet opgehouden zijn te praten over wat ze zijn. Geen object in dit museum is te zien als nutteloos.’

Voor Deliss is de overstap van de kunst naar een museum voor volkenkunde niet vreemd. De overschrijding van disciplines en institutionele grenzen is deel van haar leven. Geboren in Londen in 1960 als dochter van een Française en een Oostenrijker, en woonachtig in Londen, Wenen en Parijs, studeerde ze eerst hedendaagse kunst in Wenen. Vanuit de interesse voor kunstenaars als Joseph Kosuth, Susan Hiller, Lothar Baumgarten en Michael Buthe begon ze de boeken over etnologie en etno-psychoanalyse te lezen – de meeste daarvan zijn overigens bij de Frankfurtse uitgevers Qumram, Syndikat en Suhrkamp verschenen. Ze besloot vervolgens antropologie te gaan studeren en promoveerde met een studie naar Franse etnologen uit de jaren dertig en hun beroemde expeditie Dakar-Djibouti. Ze ontmoette de schrijver en etnoloog Michael Leiris en was in dezelfde tijd in Parijs als James Clifford en Paul Rabinow, die met haar als gangmakers worden gezien van de invloedrijke debatten over antropologie, zowel in de jaren dertig als tachtig. Maar al snel begon ze de verbinding met de visuele cultuur en artistieke praktijk te missen. Als curator is ze sindsdien vooral bezig het creëren van ‘backstage’-onderzoek naar artistieke productie, zoals de tentoonstelling Seven Stories about Modern Art in Africa (in samenwerking met Salah Hassan, Chika Okeke en David Koloane en El Hadji Sy, in Whitechapel, 1995 en Kunsthalle Malmö, 1995/96), het onafhankelijke orgaan Metronome, dat onder andere op documenta 10 en 12 een rol speelde, en het onderzoekscollectief Future Academy, dat actief was van West-Afrika tot Australië.

Ze is kritisch over alle disciplines waarin ze actief was. ‘Er zijn veel ingesleten praktijken zowel in musea van moderne kunst als in musea voor etnografie. Een van de ingesleten gewoontes in etnografische musea is het vasthouden aan de polariteit tussen tentoonstelling die een object als kunst presenteren en die het in context presenteren, met een hoop van informatie over de betreffende culturen. Die polariteit moet zo snel mogelijk verdwijnen. Het helpt enorm als etnografische objecten beide zijn, drager van informatie en kunst. Dan heb ik het niet alleen over juridische, financiële, conservatorisch-technische redenen, om niet te spreken van een meer basaal respect voor andere culturen. Ze laten zien dat we allemaal op hetzelfde niveau zitten, en dat ze een discours op zichzelf hebben, en discoursen produceren, ook buiten hun plek van ontstaan. Ik wil de objecten niet inpassen in een opgelegd verhaal, met een of ander doel. Ze zijn meer, zoals Pontus Hulten ooit zei, “energy sources”. Ze zijn kapitaal waar we veel meer mee kunnen doen dan de laatste tijd is gedaan.’

Het lijkt haar wel een voordeel om een beetje op afstand van het snelle kunstbedrijf te werken. ‘Ik geloof dat ik hier veel experimenteler bezig kan zijn dan in een museum voor hedendaagse kunst. Zo’n museum voelt meer als een Autobahn, terwijl dit museum iets heeft van een verzameling straatjes, die maken dat het langer duurt om te geraken waar je wilt komen, maar wel op een veel interessantere manier.’ Wat haar niet hindert een flink tempo aan te nemen. Onlangs heeft ze, zo vertelt Deliss, het concept voor de opdracht voor de nieuwbouw van het museum afgerond. Over vijf jaar moet het klaar zijn. Onderdeel van de plannen is de renovatie van enkele villa’s. De ontwerper Mathis Esterhazy uit Wenen is al begonnen met het ontwerpen van meubilair. ‘Ik wil plekken creëren die de mensen kunnen gebruiken als werkruimte. De permanente tentoonstelling zal in het midden een heel grote leesruimte herbergen, waar je kunt pauzeren, een krant lezen of met mensen praten over wat je in het museum hebt gezien .’

In de villa’s nabij het museum heeft ze het nieuwe Laboratorium van de Wereldculturen gedacht. Met studenten, etnologen, kunstenaars, schrijvers en filmmakers wordt veldonderzoek gedaan en nagegaan volgens welke criteria de verzameling beter over het voetlicht gebracht kan worden. ‘Hier hebben we gelegenheid te gaan werken aan wat de nieuwe kwalificaties kunnen zijn, die betekenis geven aan de objecten zonder te vervallen in de verouderde geopolitieke verdeling. Ik ben met name geïnteresseerd in het vormen van een relatie tussen antropologie, vooruitstrevende kunst en literatuur. Ik geloof dat die basis al in het museum in Frankfurt besloten ligt, via iemand als Leo Frobenius. Maar ook de ontwikkeling in de late jaren zeventig in het Duitstalige gebied draagt daaraan bij, met name de etno-psychoanalyse waarover in Frankfurt veel gepubliceerd is.’

Het Laboratorium van Wereldculturen moet aan onderzoekers en kunstenaars de mogelijkheid geven direct en intensief aan de verzameling te werken. ‘Ik wil graag onderzoeken of er een institutioneel kader mogelijk is dat niet vastligt of vooraf bepaald is. Onderzoek dus dat niet past binnen de gestandaardiseerde context van de researchpolitiek als van de Bologna Overeenkomst, maar dat zich richt op dat wat in opkomst is. We kunnen objecten uit het depot nemen, die momenteel nog in uithoeken opgeslagen liggen en lastig om mee te werken zijn, al was het omdat het er zo veel zijn. Ondergebracht in het laboratorium kunnen er denktanks, workshops en discussies omheen ontwikkeld worden. Normaalgesproken doet een museum niet veel meer dan beslissen wat je wilt doen, het bespreken met je medewerkers en het object vanuit het depot brengen naar de tentoonstellingszaal. In het laboratorium kunnen de tentoonstellingen langdurig voorbereid worden. Alle tentoonstellingen zullen voortaan via workshops in het laboratorium doorgelicht worden. Dit is een opwindend proces dat mogelijk maakt objecten op een veel preciezere manier te integreren in de museumverzameling. Ook gastcuratoren zullen met het laboratorium aan de slag gaan, zoals kunstenaars of filmmakers. En er zullen veel seminars worden georganiseerd.’

Het Laboratorium van Wereldculturen in Frankfurt verkiest daarmee te werken vanuit de anarchistische positie van Carl Einstein, die in de jaren twintig stelde dat musea de basis vormen voor ‘levende scholen’, die in staat zijn te reflecteren op de extremen van intellectuele exploratie en te bouwen op de eigen collecties. Als ze dat niet doen dan dreigen ze te vervallen tot “wekflessen”, en verstijven in de mythe van gegarandeerde continuïteit.’ Ze haalt de antropoloog Paul Rabinow aan, die stelde dat het in zijn tegendraadse onderzoek gaat om ‘antitheorie, pro-concept en pro-experiment’.

Naast het laboratorium, de woon- en werkruimtes voor gastkunstenaars en onderzoekers, komen ook nog drie woningen voor studenten van de studierichtingen Curatorial Studies en museologie uit de landen, die via de verzameling aan het museum verbonden zijn. In het kader van een nieuw certificaat in museologie kunnen hier bijvoorbeeld een Mexicaan, een Senegalees en een Australiër voor telkens zes maanden aan de slag met de verzameling en praktische ervaring opdoen in de omgang met een museum.

Denkt ze dat zo’n omgang met het museum als voorbeeld kan werken voor andere musea, ibij het levend en up-to-date te houden van hun collectie? ‘Ik denk dat het aan ieder museum zelf is te beslissen hoe het verleden uit te dragen’, zegt ze enigszins diplomatiek. Ze voegt eraan toe: ‘Ik ben vooral geïnteresseerd in de integratie van het museum met deze plek, deze stad, de culturen hier. Andere musea, zoals het Berlijnse Haus der Kulturen der Welt richt zich bijvoorbeeld veel op evenementen en discussies. Weer anderen zijn meer bezig met het herzien van de collectie, en houden het daarbij.’

Het zal nog enige jaren duren voordat het beleid van Deliss zichtbaar wordt. Maar ze mengt zich wel al in het discours van de stad met lezingen, zoals recentelijk een lezing met de ongewone titel Anti-Psychiatry/ Teaching deviance: somewhere between art practice and radical ethnography within a museum, die ze hield voor studenten van de plaatselijke Städelschule, in voorbereiding op een tentoonstellingsproject. ‘Een gebied waar ik me momenteel op richt is etno-psychiatrie en de vitale rol die Frankfurt daarin heeft gespeeld. Ik heb contact met Hans-Jürgen Heinrichs, een schrijver, en uitgever van Qumran Verlag uit de vroege jaren tachtig. Heinrichs heeft boeken gepubliceerd van sleutelfiguren als Michel Leiris, Hubert Fichte en etno-psychoanalytici als Paul Parin en Fritz Morgenthaler. Ik wil dit materiaal begrijpen vanuit de hedendaagse context, om in te gaan op de tegenstelling tussen materiële cultuur in de etnologische analyse en de psychologie van de menselijke conditie en de transculturele ontmoetingen.’

Marion Ritter is criticus en curator, Keulen

Marion Ritter

Recente artikelen