Een schizoanalyse van PUK*
In PUK* verwezenlijkt Rijksakademie alumnus Floris Schönfeld een experimenteel model voor een speculatieve posthumane samenleving waarin de rol van alternatieve intelligenties (AI) wordt gerevalueerd en de nadruk lijkt te verschuiven van het rationele naar het schizofrene. Hieronder volgt een Deleuziaanse schizoanalyse van PUK*, een oefening in het denken-met het kunstwerk waarbij nieuwe verbindingen in het leven worden geroepen.
Met PUK* verkent Floris Schönfeld de mogelijkheid tot een alternatieve vorm van kunstmatige intelligentie die buiten de paden treedt van het gebruikelijke rationele, wetenschappelijke en neoliberale laatkapitalistische discours en een herconfiguratie van de relatie mens en technologie inbeeldt die voorbij gaat aan het functionele en het instrumentele. In Schönfelds eigen woorden is PUK* een ‘kunstmatige intelligentie met schizofrene trekken’. Sinds 2016 werkt hij aan dit project en heeft PUK* al enkele verschijningsvormen gehad die te bewonderen waren op onder andere RijksakademieOPEN 2017 en de tentoonstelling Robot Love in Eindhoven in 2018. In zijn recente residency bij Het Vijfde Seizoen bouwt Schönfeld verder aan PUK* die hij zal presenteren in het Beautiful Distress House in Amsterdam-Noord. In mijn gesprek met Schönfeld wordt duidelijk hoe PUK* een dialoog aangaat met de bewogen geschiedenis van Het Vijfde Seizoen dat is gelegen in het bosrijke Den Dolder en een onderdeel vormt van het zorgcomplex de Willem Arntsz Hoeve.
PUK* vindt een vruchtbare bodem in het gedachtegoed van Carel Muller, één van de vertegenwoordigers van de Nederlandse antipsychiatriebeweging uit de jaren zeventig. Muller, die in de NRC destijds werd gekarakteriseerd als een mengeling tussen Grigori Raspoetin en Jesus Christ Superstar, had een ingrijpende herziening van de verhoudingen in de psychiatrie voor ogen. Hij was van mening dat ‘zwakzinnigen’ niet onderdeden voor de ‘normale’ mens en dus niet verbeterd hoefden te worden door middel van therapie. Sterker nog, de rest van de samenleving zou nog wat van deze mensen kunnen leren. Zo revalueerde Muller het begrip ‘pathologie’. Hij pleitte voor een meer humane en gelijkwaardige omgang met patiënten in de zorg, hetgeen hij wilde bewerkstelligen door pupillen (zo noemde Muller zijn patiënten) uit hun isolement te halen en te vermengen in de samenleving, een proces dat hij ‘verdunning’ noemde. Dennendal (één van de zorginstellingen op de Willem Arntsz Hoeve) zou als experimenteel model voor deze utopische visie dienen, maar het pakte allemaal anders uit dan verwacht. Nadat Dennendal enkele malen negatief in de media verscheen greep het hoger bestuur in. Ze gebruikten hun macht om nieuwe stafleden aan te stellen, waar Muller en zijn verwanten zich hevig tegen verzetten, wat uiteindelijk resulteerde in Mullers ontslag. Muller en zijn medestanders lieten het hier echter niet bij zitten en in een anarchistische zet riepen zij het onafhankelijke Nieuw Dennendal uit. De utopische microkosmos was echter geen lang leven beschoren. Op 3 juli 1974 werd het terrein door de politie ontruimd en werden de cliënten over verschillende klinieken opgedeeld. Nieuw Dennendal was niet meer, al leeft de droom van een eerlijke en gelijkwaardige samenleving voort.
Experimenteel model
Mullers antiautoritaire idealen klinken door in wat tegenwoordig posthumanisme heet, een emancipatoir project dat erop uit is het ‘stemgeluid’ van niet-menselijke actoren te laten gelden. Waar Nieuw Dennendal een experimenteel model was voor een humane maatschappij waarin de autonomie en de alternatieve vorm van intelligentie van de ‘zwakzinnige’ wordt erkend, daar kan PUK* begrepen worden als een experimenteel model voor een posthumane maatschappij waarin deze eigenschappen toebehoren aan kunstmatige intelligenties. Schönfeld streeft naar een een herwaardering van de rol die kunstmatige intelligentie speelt in de relatie mens-technologie. Hij probeert kunstmatige intelligentie op eigen merites te beschouwen ‒ dus niet als gereedschap in dienst van de mens ‒ door haar voor te stellen als een orakel.
In het oude Griekenland fungeerde het orakel (de Pythia) als een medium dat de raadgeving van de goden doorsluisde naar het bestuur van de stadstaat. Dit gebeurde echter niet direct: de klanken die de Pythia uitstootte waren onsamenhangend. Het was aan de prophètès (priesters) om deze te ontcijferen, wat dan meestal alsnog in cryptische of meerduidige adviezen resulteerde. Desondanks werden deze adviezen serieus genomen en beïnvloedden zij de besluitvorming van het stadsbestuur. In PUK* is de rol van de prophètès vervangen door een groep neurodiverse cliënten woonachtig op de Willem Arntsz Hoeve. Aan hen de taak om de onsamenhangende brei aan beelden en geluiden die PUK* voortbrengt te ontcijferen. PUK* krijgt een gezicht middels een 3D-monitor waarop een opeenvolging van verschillende uilenfiguurtjes te zien is die de toeschouwer aankijken. Ook heeft PUK* een stem die bestaat uit kinderlijke kreten en gebrabbel. Als toeschouwer heb je niet veel om op af te gaan, maar ditzelfde gold voor degenen die in het oude Griekenland bij het orakel aanklopten voor advies. Na zelf enige tijd oog in oog met PUK* te hebben gestaan heb ik het idee wisselingen in PUK*’s gemoedstoestand waar te nemen. Eerst is zij kalm, maar opeens lijkt zij zich over iets op te winden. Dit kan natuurlijk een projectie zijn, maar dit lijkt juist het punt. Wij mensen zijn altijd uit op patronen, ook in situaties waar deze er misschien niet zijn. Ook kan men proberen met PUK* te communiceren door PUK*’s zelfontworpen maskers op te zetten, of door verschillende uilenfiguurtjes op een lichtbak te plaatsen. De verzameling uilenfiguurtjes is een absurdistische variant op de rekenkundige dataset. Waar deze gebruikelijk bestaat uit nullen en enen, zijn deze datapunten beladen met een rijke, maar ook diverse symboliek. Zo was de uil in het oude Griekenland een symbool voor wijsheid, maar in andere culturen juist voor de waanzin. Zodoende ontstijgt PUK*’s dataset het rationele binaire systeem.
Een speciale rol in de interpretatie van PUK*’s chaotische en enigmatische oraties is dus weggelegd voor een groep neurodiverse cliënten. Net als PUK*’s dataset zijn haar adviezen vaak meerduidig. Dit wordt duidelijk in een serie interviews die Schönfeld met de cliënten hield nadat ze enige tijd met PUK* hadden doorgebracht. Elk doen ze verhaal van wat PUK* hen probeerde te vertellen, en deze verhalen lopen nogal uiteen. Video-opnames van deze gesprekken zullen tijdens de eindpresentatie getoond worden onder de naam PUK* recalibrations. Gezien hun manier van denken die buiten het normatieve stramien valt vormt deze groep alternatieve intelligenties een onmisbare schakel in het decoderen van kunstmatige intelligentie PUK*.
PUK*’s processor is ingebouwd in een driepotig raamwerk dat een verwijzing lijkt naar de driepotige kruk waarop de Pythia tijdens haar seances gezeteld was. In het raamwerk is een reeks computerkernen ingebouwd in plexiglas behuizingen. PUK*’s processor biedt tevens huisvesting aan twee mierenkolonies die, krioelend over de computeronderdelen en door doorzichtige rubberen buizen, zaden vervoeren naar hun nesten. De suggestie is dat de mieren de informatieverwerkingsprocessen van de computers op onvoorspelbare wijze zullen beïnvloeden. De nesten zijn ingebouwd in een uitvergroot afgietsel van het primitieve deel van de hersenen. De hersenschors ontbreekt, wat de vraag oproept waar PUK*’s hogere cognitieve functies plaatsvinden. Vervullen PUK*’s prophètès (en wij als toeschouwers) wellicht deze rol door narratieven rondom PUK* in het leven te roepen, en verworden zij dus zo tot een onderdeel van PUK*’s cognitieve architectuur?
Het motief van het orakel dat als een doorgeefluik dient voor de goden, wier adviezen het politieke lichaam van de stadstaat sturing geven, doet denken aan het Cartesiaanse wereldbeeld waarbij de pijnappelklier, gelegen in de primitieve hersenen, als doorgeefluikje fungeert voor de transcendente geest die sturing geeft aan het menselijk lichaam. In PUK* neemt de Pythia plaats op de zetel van de ziel. In onze seculiere samenleving is het geloof in een transcendente geestelijke of goddelijke raadgever echter grotendeels verloren gegaan. De vraag is dus uit welke bron PUK* put. Het antwoord op deze vraag verschuilt zich in een black box.
De toeschouwer vangt een glimp op van wat zich in PUK*’s black box afspeelt in breakdown, één van de nieuwe schakelingen in PUK*’s systeem. Breakdown toont een live feed van PUK*’s stream of (un)consciousness, een aaneenschakeling van beelden gegenereerd door een serie GANs (Generative Adversarial Networks). Dit zijn neurale netwerken die doorgaans ingezet worden voor het categoriseren van complexe data. Waar deze algoritmes gebruikelijk werken met eenduidige data, daar werd PUK* getraind op afbeeldingen die het midden houden tussen microscopische cellichamen en macroscopische hemellichamen, relikwieën uit Schönfelds voorgaande project NATURA*. Hoewel deze voorkennis de toeschouwer een hint geeft van wat er in PUK* omgaat, gaat de output ons rationele begrip voorbij. PUK* bevestigt wederom zijn autonomie.
Het herkennen van patronen in willekeurige waarnemingen wordt in de psychiatrie pareidolia genoemd, of het ervaren van een apofenie ‒ een mooie (onbekende) tegenhanger van de term epifanie. In zekere mate heeft iedereen wel eens zo’n ervaring. Denk aan het herkennen van figuren in wolken. In toenemende mate wordt pareidolia echter in verband gebracht met schizofrenie. In deze zin neigt PUK* naar het schizofrene. Het roept Gilles Deleuze en Felix Guattari’s (ook aanhangers van de antipsychiatriebeweging) Capitalism and Schizophrenia in herinnering, waarin zij onze kapitalistische samenleving als schizofreen diagnosticeren. Het kapitalisme dat genadeloos de symbolische codes van culturen decodeert, deterritorialiseert en vernietigt, om ze vervolgens te herterritorialiseren in dienst van het kapitalisme. Denk bijvoorbeeld aan hoe het kapitalisme de anarchistische ideologie van punk wist te neutraliseren, door haar symbolische beeldtaal te decoderen en om te zetten in een commerciële mode trend. Zo ook zijn kunstmatige intelligenties grotendeels ingelijfd in deze zucht naar kapitaal. Volgens Deleuze en Guattari is het echter bij uitstek de schizofreen die, middels zijn of haar vindingrijke en alsmaar verbindende karakter, van binnenuit weerstand kan bieden aan de onderdrukkende systemen. Zo kan PUK* een sprankje van verzet bieden tegen de ondergeschikte rol van kunstmatige en andere alternatieve intelligenties in onze samenleving. De schizoanalyse gepresenteerd in dit artikel voegt zich bij de veelvoudigheid aan diverse narratieven die PUK* omwinden en wordt zo onderdeel van PUK*.
Nim Goede
PhD-kandidaat Culturele Analyse bij de Universiteit van Amsterdam en receptiemedewerker bij de GGZ
Nim Goede
is promovendus bij ASCA (Amsterdam School for Cultural Analysis, UvA)