Een wereld van koopmannen en denkers
Handelsgeest en intellect zijn de twee grote talenten van de kunstwereld in India. Een verslag uit het zich razendsnel ontwikkelende subcontinent.
In de afgelopen vijftien jaar heb ik de kunstwereld in India zien veranderen. De galeriesector is veruit het sterkst veranderd, waarbij vooral veel meer tentoonstellingsruimte van internationale statuur beschikbaar is gekomen voor Indiase kunstenaars. Oudere galeries, zoals de Vadehra Art Gallery in Delhi en de galeries Chemould en Sakshi in Mumbai, zijn naar nieuwe panden verhuisd en worden nu aangevuld door tal van nieuwe galeries zoals Galerie Mirchandani + Steinruecke, Chatterjee & Lal, Experimenter en Gallery Ske. Terwijl in Delhi de commerciële galeries verspreid door de stad liggen, zijn ze in Mumbai geconcentreerd in de zuidelijke punt van de stad, rondom Colaba en het CST treinstation (voorheen Victoria Terminus). Vanwege de nabijgelegen kunstinstellingen zoals de National Gallery of Modern Art (NGMA) kan met recht worden gesproken van een culturele wijk die redelijk goed te bewandelen is.
Hoe je ook denkt over de invloed van deze sector op de kunstwereld in zijn geheel, wat opvalt is het professionalisme en de internationale visie. Toen het India recentelijk economisch voor de wind ging, financierden nieuwe galeries zoals Bodhi Art grootschalige projecten van kunstenaars met ongekend grote bedragen, waardoor de prijzen enorm stegen. In de afgelopen periode van economische onzekerheid is dit iets minder geworden. Maar nu India weer een economische groei kent van gemiddeld zo’n acht procent per jaar, is ook het vertrouwen hersteld. De commerciële galeries zijn bezig een markt bloot te leggen en te ontwikkelen voor werk van kunstenaars van buiten India, wat men tien jaar geleden nauwelijks voor mogelijk zou hebben gehouden, en ze promoten hun eigen kunstenaars ook steeds meer in het buitenland. Grote kunstbeurzen zoals Art Basel en Frieze Art Fair introduceren inmiddels voorzichtig Indiase galeries, soms eenmalig en soms, zoals ARCOmadrid in 2009 deed, door India eregast te maken en individuele kunstenaars en galeries te presenteren en aanverwante activiteiten te organiseren. Op Aziatische kunstbeurzen zoals in Shanghai en Dubai zijn inmiddels standaard Indiase galeries vertegenwoordigd. Delhi’s eigen kunstbeurs, de India Art Summit, gaat zijn derde jaar in en kan een succes worden genoemd qua ruchtbaarheid, momentum, verkoopcijfers en het toenemend aantal galeries dat het van buiten India weet aan te trekken.
Kunstenaarsinitiatieven
De non-profit sector oogt in vergelijking daarmee fragiel en biedt kunstenaars minder mogelijkheden om werk te ontwikkelen. Veel van wat er is, is geïnitieerd door kunstenaars zelf en uiteindelijk gerealiseerd dankzij financiële steun uit het buitenland van internationale agentschappen zoals de Ford Foundation. Zo heeft Khoj een reeks workshops voor kunstenaars opgezet en zich ontwikkeld tot een cruciale component van India’s culturele infrastructuur en het kloppend hart van een netwerk van kunstenaars door heel Zuid-Azië: er wordt ruimte voor onderzoek, experimenten en discussie geboden door middel van artist residency programma’s, workshops, tentoonstellingen en een archief. Ook de Foundation for Indian Contemporary Art (FICA) is als een non-profit tak van de Vadehra Art Gallery in Delhi een belangrijke rol gaan spelen bij de organisatie van artistieke programma’s en is ook internationaal actief geworden. Sarai (onderdeel van het Centre for the Study of Developing Societies) biedt ruimte aan discussies, bezit een archief over visuele cultuur in India, verleent bescheiden onderzoeksbeurzen aan kunstenaars en academici, en heeft plannen om ateliers op te zetten in verschillende delen van Delhi.
In Mumbai is de commerciële sector weliswaar zwaar vertegenwoordigd, maar er is ook een groep kunstenaars die zich met meer maatschappelijk georiënteerde projecten bezighoudt, variërend van de inmiddels opgeheven Open Circle Arts, die een artistiek programma organiseerde rond het World Social Forum toen dat in 2004 in Mumbai plaatsvond, en CAMP (ofwel Critical Art & Media Practices), een los-vast verband van kunstenaars die een ruimte hebben opgezet voor nieuwe vormen van kunstproductie en -distributie, tot Majlis, een interdisciplinair kunstenaarsinitiatief dat is voortgekomen uit de vrouwenbeweging uit de jaren tachtig.
Bangalore is een ander geval: de stad heeft slechts twee commerciële galeries en omdat er maar weinig andere plekken zijn om werk te laten zien, hebben verschillende generaties kunstenaars hun eigen projecten opgezet. Er zijn meerdere al langer bestaande organisaties, zoals 1 Shanthi Road met tentoonstellingen, evenementen en artist residencies, Bengaluru Artist Residency One (BAR 1), die plek biedt aan artist residencies en een belangrijk ontmoetingscentrum is geworden voor de lokale kunstenaarsgemeenschap, plus een hele reeks kortstondige projecten waarvan enkele zich bezighouden met directe interventies in het publieke domein.
In Bangalore is ook COLAB Art & Architecture gevestigd, dat geen vaste stek meer had en nu fungeert als agentschap en samen met organisaties als het Goethe-Institut/Max Mueller Bhavan en het Office for Contemporary Art Norway programma’s in India en daarbuiten verzorgt. Culturele organisaties zoals de Alliance Française, de British Council en Max Mueller Bhavan zijn een belangrijke voorziening in de steden waar ze zich hebben gevestigd, en hoewel ze zich in principe bezighouden met alle vormen van kunst, is de aandacht voor de beeldende kunst in de meeste gevallen afhankelijk van wie er op dat moment directeur of hoofd van de kunstafdeling is.
Nieuwbouw
De staat beschikt over een breed netwerk van overheidsinstellingen verspreid door het hele land, waaronder grote musea met eigen collecties die tijdelijke tentoonstellingen organiseren in de vijf grote steden en enkele kleinere zoals in Lucknow en Chandigarh. De belangrijkste hiervan is de eerdergenoemde NGMA met vestigingen in Delhi, Mumbai en Bangalore. Over het algemeen zien kunstenaars deze instellingen niet als een relevante optie om hun werk te tonen. Omdat ze vaak geleid worden door mensen die niet direct betrokken zijn bij hedendaagse kunst en gebonden zijn aan allerlei regels, zijn het niet zelden logge, ontoegankelijke instellingen. Toch vertegenwoordigen ze in zekere zin een onaangeboorde schat, gezien hun soms omvangrijke collecties en grote tentoonstellingsruimtes.
De dependance van de NGMA in Mumbai is gehuisvest in een riant pand dat bestaat uit onder elkaar gelegen concentrische galerijen rond een trap die naar een koepelvormige galerij voert, en de twee andere vestigingen hebben onlangs nog nieuwe vleugels geopend. Deze musea organiseren bij tijd en wijle belangrijke tentoonstellingen en mogelijk breken er nieuwe tijden aan nu men zelfs op overheidsniveau oog krijgt voor de dynamiek van hedendaagse Indiase kunst, en er nieuwe curatoren en kunstenaarsraden zijn aangetrokken voor enkele belangrijke instellingen. Daardoor kan er misschien intern een cultuuromslag plaatsvinden en komen de instellingen dichter bij de kunstscene te staan.
Andere overheidsinstellingen zoals de Lalit Kala Academie in Delhi bieden kunstenaars ruimtes te huur aan om hun werk tentoon te stellen (een gangbare praktijk in India die recentelijk wat in het slop is geraakt), net als de Jehangir Art Gallery in Mumbai die geleid wordt door de Bombay Art Society. In de private museumsector is sprake van een nieuwe ontwikkeling. De particuliere musea zijn vaak eigendom van galeries of verzamelaars en worden beheerd als een non-profit tak van hun organisatie. De Devi Art Foundation in Gurgaon, een snel groeiende satellietstad aan de rand van Delhi, is gevestigd in een opvallend, speciaal ontworpen gebouw met een collectie (die echter voornamelijk in de kantoorruimtes is opgehangen), tijdelijke tentoonstellingen van werk van kunstenaars uit Zuid-Azië en een educatief programma. De FICA heeft plannen om in de toekomst een kunstmuseum in Delhi te openen en beraadt zich momenteel op wat voor soort instelling dat zou kunnen zijn, en dan is er nog de geplande opening in 2013 van het Kolkata Museum of Modern Art (KMOMA) in een gebouw dat is ontworpen door Herzog & de Meuron.
Internationale aandacht
Terwijl op vrijwel alle internationale biënnales gewoonlijk werk van Indiase kunstenaars hangt, heeft India geen officiële plek op de Biënnale van Venetië. Aangezien de overheid daar weinig moeite voor doet, zal dat vermoedelijk wel zo blijven. Toen curator en galeriehouder Peter Nagy samen met de curatoren Julie Evans en Gordon Knox in 2005 in plaats van een Indiaas paviljoen de tentoonstelling iCon: India Contemporary organiseerde om de recente ontwikkelingen op kunstgebied op het subcontinent voor het voetlicht te brengen, gebeurde dat met geld uit de private sector. De toenemende interesse voor hedendaagse Indiase kunst van recente datum heeft internationaal geleid tot een hele reeks groepstentoonstellingen in grote musea en kunstinstellingen die het tentoongestelde werk binnen een specifiek regionale/nationale context plaatsten. Het komt er nu op aan dit te laten volgen door zowel historische tentoonstellingen als solotentoonstellingen (een goed voorbeeld daarvan was de tentoonstelling van Amrita Sher-Gil in het Tate Modern in 2007) die enige historische achtergrond bieden en waar het werk van Indiase kunstenaars op zijn eigen merites kan worden beoordeeld.
Op het gebied van publicaties, zowel monografische catalogi, kunsthistorische boeken als kunsttijdschriften, verandert ook het een en ander in reactie op de recente ontwikkelingen. Wat tijdschriften betreft is er in de afgelopen paar jaar niets verschenen dat ook maar enigszins het niveau haalt van het interdisciplinaire en inmiddels opgeheven Journal of Arts & Ideas van Geeta Kapur en haar collega’s, hoewel het magazine ART India zich heeft bewezen als een zich gestaag ontwikkelend tijdschrift vol besprekingen onder wisselende redacteurs, terwijl een groepje websites zoals artconcerns.com allerlei commentaren online levert. De groei zat de afgelopen paar jaar met name in de publicatie van kunstboeken, zoals bij galeries die inmiddels met enige regelmaat monografieën van hun kunstenaars uitgeven, en een reeks studies en kunsthistorische en hedendaagse overzichtswerken die verzorgd worden door organisaties zoals Khoj en de School of Art & Aesthetics van de Jawaharlal Nehru Universiteit. The Khoj Book: 1997-2007, Contemporary Art Practice in India (2010) documenteert veel van wat er de afgelopen tien jaar is gebeurd, met essays van sleutelfiguren uit de Indiase kunstwereld en interviews met kunstenaars. Het is een aanrader voor iedereen die alleen dit relaas heeft gelezen over de kunstwereld in India en zich wat meer in deze materie wil verdiepen.
Grant Watson is senior curator en onderzoeker bij Iniva in Londen. Op uitnodiging van Max Mueller Bhavan (het Goethe-Institut in India) onderzocht hij in 2009 ‘culturele ruimten’ in de vijf Indiase steden waar de organisatie een vestiging heeft.
Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder & Maaike Post
Grant Watson