metropolis m

Emily Wardill
Windows broken, break, broke together

Afgelopen najaar bracht De Appel voor het eerst een overzichtstentoonstelling – zes 16 mm filmprojecties en een videoprojectie – van het werk van de Engelse Emily Wardill (1977), gebaseerd op een doorlopende dialoog tussen Wardill en curator en kunstenaar Ian White. Doorgaans hebben overzichtstentoonstellingen tot doel een helder inzicht te bieden in het oeuvre van een kunstenaar. Het werk van Wardill leent zich daar echter niet zo gemakkelijk voor, omdat het een eenduidige lezing in de weg staat. Elk werk is gebaseerd op een wijd uiteenlopende referenties en is zowel stilistisch als thematisch complex, gevarieerd en gefragmenteerd.

Wardill vergt veel van haar publiek en dat blijkt al uit de manier waarop het werk wordt gepresenteerd. Je tast letterlijk in het duister bij binnenkomst. De films worden min of meer chronologisch gepresenteerd in afzonderlijke zalen, die elk geheel verduisterd zijn. Alleen de rode knoppen van de filmprojectoren lichten op, klaar om te worden geactiveerd. Hoe moet je de vele verschillende, vaak raadselachtige beelden interpreteren? Het tentoonstellingsboekje informeert je over het intellectuele gedachtegoed dat aan de basis staat van het werk, maar na het zien van de eerste paar films is het de verwarring die overheerst, niet bepaald de referenties aan Nietzsche of Freud (bronnen voor respectievelijk Born Winged Animals and Honey Gatherers of the Soul (2006) en Ben (2006)).

In elk van de in De Appel getoonde films roept Wardill een nieuwe wereld op met een eigen taal, ook visueel. Thema’s zoals de relatie tussen psychologie en perceptie, de instabiliteit van representatie en de complexiteit van communicatie keren in steeds andere gedaanten terug. Een goed voorbeeld is The Diamond (Descartes’ Daughter) uit 2008, waarin een legende die over de filosoof Descartes de ronde doet, wordt gecombineerd met een half herinnerde filmscène over een door laserstralen beveiligde diamant. De film toont een verduisterde ruimte, waarbij witte, snel bewegende lichten scherp afsteken, alsof een bewegende röntgenfoto wordt getoond. De voice-over vertelt wat er te zien is: een meisje, gekleed in een speciaal pak, dat met een Nintendo Wii speelt. Scènes van een door groene laserstralen beschermd object worden vervolgens afgewisseld met de spelende persoon, die in een groene gloed is uitgelicht. Descartes zou na het overlijden van zijn vijfjarige dochter een robot hebben geconstrueerd, ter vervanging van zijn kind. Tijdens zijn overtocht naar Zweden ontdekten matrozen het mechanische apparaat in zijn hut en gooiden het uit bijgeloof in allerijl overboord. Het meisje dat in Wardills film met de Wii speelt, lijkt onmiddellijk de dochter te worden. Maar zo simpel is het niet.

De vertelling van de voice-over is als een collage van persoonlijke verhalen, herinneringen aan films over diamanten en semifilosofische bespiegelingen op Descartes’ beweegredenen voor de creatie van de robot. De stem hapert, herhaalt, spreekt in een niet thuis te brengen accent, alsof Wardill op de wijze van Jean-Luc Godard, die vaak voice-over was in zijn eigen films, een tegenstelling wil creëren tussen het uitgesprokene en de beelden. De frictie die zo ontstaat in de film lijkt symbool te staan voor het irrationele geloof door Descartes, toch de geestelijk vader van het rationalisme, in een mechanische pop.

Wardills films verschillen zeer van elkaar. Zelf stelt de kunstenaar dat haar films hun eigen visuele taal deconstrueren om de macht en verantwoordelijkheid opnieuw bij de toeschouwer te leggen, in plaats van bij haarzelf of het verhaal. Daarnaast wil ze de vervreemdende kracht van beelden benadrukken. In dat laatste slaagt ze uitzonderlijk goed. De werelden van Wardill zijn op zijn zachtst gezegd eigenaardig, soms op een aangename manier, soms juist verontrustend. Maar in hoeverre slaagt ze erin de toeschouwer het laatste woord te geven, als ze die telkens in verwarring achterlaat?

Wardills afkeer van lineaire communicatie- en vertelvormen met een logische kop en staart heeft iets van een methode die telkens de aparte onderdelen isoleert waaruit een film wordt opgebouwd – het onderwerp, de scenografie, de stijl, de acteurs, het narratief en de muziek –, om ze vervolgens elk afzonderlijk een hoofdrol te laten spelen. Zo communiceren alle delen op eigen wijze en ontstaat er een fragmentatie of breuk in de standaardlogica van de film. Wardill lijkt daarmee aan te sluiten bij de avant-gardistische strategieën van de structuralistische film, waarin eveneens de onmogelijkheid van de representatie centraal staat en de film op een zelfreflexieve manier wordt getoond. Wardill put uit die geschiedenis, maar creëert wel haar eigen cinematografische stijlen. Na het zien van alle zeven werken lijkt het vanzelfsprekend te worden dat de wereld complex en gefragmenteerd is, dat je er nooit direct toegang toe hebt. Wanneer je weer buiten staat en je ogen aan het zonlicht zijn gewend, hoor je nog steeds een voice-over fluisteren. Wardill gaat onder je huid zitten, en laat je niet snel los.

Laurie Cluitmans is kunsthistoricus en criticus, Amsterdam

Laurie Cluitmans

is kunstcriticus en conservator hedendaagse kunst bij het Centraal Museum

Recente artikelen