metropolis m

De inzichten van Tim Ingold staan toenemend in de belangstelling binnen en buiten de kunst. De antropoloog en amateurmusicus Ingold beschouwt de ervaring op grond van de aanwezigheid in de wereld als een wezenlijke vorm van kennisproductie, die tot inzichten leidt zonder enige vorm van analyse en interpretatie. ‘Waarom heb je opeens aandacht voor dingen die je van tevoren niet zag?’

In mei gaf de antropoloog Tim Ingold een lezing aan de Jan Van Eyck Academie op gezamenlijke uitnodiging van de Van Eyck en Marres binnen het kader van de serie Spring Sessions – Training the Senses. Zijn boeken en artikelen worden met veel aandacht gelezen door kunstenaars en academici vanwege de aanmoediging om alternatieve kennis opnieuw te waarderen. Bijvoorbeeld de notie van belichaamde kennis: dingen die onze lichamen weten maar waar we niet altijd naar luisteren, zoals plotselinge reflexen en een sterke intuïtie. Hij richt zich sterk op alternatieve manieren om kennis te vergaren, die schuilen in het ervaren van de wereld om ons heen in plaats van het meer rationele analyseren en interpreteren. Voorafgaand aan de lezing is Ingold een gesprek aangegaan met een selecte groep kunstenaars, architecten, filosofen en wetenschappers, om deze manier van kennisvergaring, -productie en -consumptie te onderzoeken. Het gesprek werd geen simplistische discussie over de wetenschappelijke benadering versus de artistieke, maar eerder een onderzoekende ontleding over de manier waarop onze zintuigen ons sturen. Ik noteerde enkele observaties.

‘Mijn bezwaar tegen veel posities in de antropologie en andere wetenschappelijke disciplines, is dat ze de zintuigen zien als een middel om een wereld die al is waargenomen te interpreteren. Het is best ingewikkeld om uit te leggen, maar de manier waarop zij denken over het zicht of het gehoor is altijd in termen van een soort “playback”. Een voorbeeld van mijn argumenten tegen kunsthistorici, is dat ze boeken blijven schrijven over het zicht in één of andere periode in de geschiedenis, bijvoorbeeld over wat het betekende om te zien in de renaissance. Deze argumenten zijn compleet gebaseerd op afbeeldingen. Het gaat ervan uit dat we de macht van het zien alleen kunnen gebruiken bij het kijken naar afbeeldingen. In hun optiek is kijken de manier waarop de ervaring van het kijken teruggegeven wordt om te interpreteren. Dat wijst op een beweging die denk ik via de geesteswetenschappen is ontstaan, waarbij er te veel nadruk ligt op interpretatie en te weinig op aanwezigheid. Geleerden zijn vaak druk met de interpretatie van wat het betekent om aan te raken, te zien, te horen of te ruiken, maar niet met wat het werkelijk betekent om aanwezig te zijn of in de aanwezigheid van iets te zijn. Bij het denken over de zintuigen sluit ik de interpretatie niet uit, maar ik wil voorrang geven aan de het kijken.’

Aandacht versus bedoeling
‘Bij de vraag wat voor inzicht artistic knowledge biedt in vergelijking met andere (wetenschappelijke) vormen van kennis, kun je niet voorbijgaan aan het verschil tussen “kennen” en “zijn”, of het verschil tussen epistemologie en ontologie. Bij de manieren van “kennen” die we artistiek noemen, plaatsen kunstenaars het kennen binnen het proces van “zijn”, in plaats van het te zien als iets erbuiten en iets dat daarop volgt. Ik denk dat artistieke manieren van “kennen” in conflict staan met de standaard wetenschappelijke vormen ervan. Het verschil is dat we in het wetenschappelijke model over de expertise van de schrijver kunnen lezen via het oeuvre of een bibliografie aan essays, lezingen of publicaties. In de kunst wordt het publiek zulke achtergrondinformatie niet gegeven; het is overgeleverd aan de eigen aanwezigheid in de wereld om te begrijpen wat gemaakt en gepresenteerd wordt.

Eén van de moeilijkste dingen bij het praten over kunst of dat wat gemaakt is, is het feit dat er zo veel verschillende soorten kunst zijn, zo veel verschillende benaderingen die eraan voorafgaan. Ik stel me zo voor dat een conceptueel kunstenaar het totaal oneens is met alles wat ik net heb gezegd over kunst. Ze zullen zeggen dat het bedenken van een uitdagende conceptuele ondervraging echt belangrijk is, om ons op een andere manier over dingen te laten nadenken. De eventuele werkelijke praktijk of realisatie is een bijkomstig toeval. Persoonlijk begrijp ik daar helemaal niets van. Ik vind het pretentieus. De kunst die ik waardeer is van het type dat wanneer je het ziet het bij je blijft en dan later besef je dat je dingen opmerkt die je niet eerder hebt gezien.

Waarom heb je opeens aandacht voor dingen die je van tevoren niet zag? Iets dat daarbij heel belangrijk is, is de notie van “aandacht” in plaats van “bedoeling”, denk ik. Kunst die voor mij werkt, is kunst die de manier waarop we dingen waarnemen verandert, de manier waarop we aandacht schenken aan dingen. En dit is veel belangrijker dan de intenties die tot betekenis of interpretatie leiden.

Er is een verschil tussen interpretatie en de verbeelding. Terwijl we wel zonder interpretatie kunnen, denk ik niet dat we als mens aanwezig kunnen zijn in de wereld zonder verbeelding. Ik bedoel het vermogen om betekenis te kunnen geven aan iets via de verbeelding. Verbeelding is een voortbewegend iets voor mij. Het schiet zichzelf vooruit. Interpretatie is een meer achteruitgaande beweging, alsof je tijdelijk iets afsluit. Dat is lastiger te combineren met ergens aanwezig zijn omdat het is alsof je tegelijktijdig in twee verschillende richtingen wordt getrokken.

In het actiemodel van de cognitieve wetenschappen wordt beweerd dat wanneer we handelen als mensen, we dat doen naar aanleiding van een plan dat we vooraf hebben. We hebben een bedoeling en een representatiemodel van iets in ons hoofd en het is aan onze lichamen en de uitrusting om ons heen om dit plan in werking te zetten. Het brein is de meester van ons lichaam. De meester leidt en het lichaam en de zintuigen volgen. Ik zou graag deze volgorde omgooien; dat bij menselijk handelen het eigenlijk de onderworpenen zijn die leiden. Dit betekent dat bij alles wat we doen – zoals wandelen, muziek maken of een gesprek voeren – we onszelf voortduwen en improviseren. We weten niet precies waar we naartoe gaan. Op deze manier openen we onszelf voor de wereld zoals die is. Dat is een soort onderwerping. We stellen ons open voor de aanwezigheid, voor het moment.

Telkens wanneer ik Bach speel, duw ik mezelf het onbekende in van deze muziek die als een rivier is die stroomt en doorgaat zolang als de mensen het stuk spelen. Het is elke keer anders, hoe ik begin te spelen of op welk tijdstip of in welke situatie, en dit verschil is wat de omstandigheden van onderwerping maakt. Ik ben echter wel de meester over mijn instrument zodat ik kan blijven drijven, maar deze beheersing maakt de onbekende omstandigheid mogelijk in plaats van dat het die leidt. Het onderschrijft de aanwezigheid van het huidige moment.’

Zorgen, aandacht en participatie
‘Ik ben technisch gezien een atheïst en op die manier opgevoed. Ik hoor niet bij een kerk in institutionele zin. Maar op een manier die me compleet verraste heb ik gemerkt dat ik aangetrokken wordt door teksten binnen de theologie. En dit is iets dat gebeurt binnen de huidige antropologie, terwijl de relatie tussen antropologie en theologie me altijd heel vreemd leek. Over het algemeen behandelen antropologen theologische werken als een interessante databron voor analyse of als hulp om iets te vertellen over de joods-christelijke oorsprong van enkele van onze basisconcepten. Maar nooit werd theologische literatuur benaderd als iets dat zou kunnen dragen aan de antropologische praktijk.

De teksten van theologen hebben me veel geïnspireerd, vooral de verhandelingen van middeleeuwse monniken. Ik heb ontdekt dat deze teksten ontzettend antropologisch zijn omdat ze op geen enkele manier een reactie zijn tegen de moderniteit. Ze zijn geschreven vanuit het hart over een specifieke religieuze ervaring in relatie tot de maatschappij en de omgeving. Er is een bepaalde opmerking uit een tekst van een auteur genaamd Michel Serres die erop wijst dat het woord religie entomologisch gezien van “reli-garde” komt, dat “lezen” of “herbinden” betekent en is gerelateerd aan het concept van een verzorgingsplicht voor de wereld en de dingen om ons heen. Als dat het geval is dan is het tegengestelde van religie niet atheïsme maar verwaarlozing. En dat raakte me! In het debat tussen religie en wetenschap wordt religie verkeerd begrepen als geloofsstructuur. Maar eigenlijk gaat het over zorgen, aandacht en participatie.

De vraag blijft hoe we productie van consumptie kunnen onderscheiden. Er was een lange discussie binnen de antropologie waarin beweerd werd dat productie niet mogelijk was zonder consumptie en omgekeerd, maar ik denk dat er een fundamenteel verschil is. Als je nadenkt over wat productie is, in zijn originele betekenis van “voorwaarts leiden”, “pro-duce”, of zoals Marx stelde het “leiden”, het voortbrengen van het leven in plaats van een commodity, is consumptie het nemen van iets dat al gecreëerd is en het opmaken en dan weer iets nieuws kopen. Om werkelijk voorwaarts te gaan in het leven proeven we, raken we aan, ruiken we, horen we en zien we – allemaal werkelijk productieve activiteiten -, maar als we naar de winkel gaan en een vakantie boeken en men zegt dat we een ervaring kopen, gaan we daar naartoe als consumenten omdat we verwachten iets te consumeren dat al vooraf verpakt is. Maar een vakantie is nooit wat het op de afbeeldingen lijkt te zijn, of wel soms?’

Tim Ingold sprak in Marres op 11.05.2016. Deelnemers aan het gesprek waren: Valentijn Bijvanck, Leyla Cardenas, Abla elBahwary, Anna Harris, Tim Hollander, Ruth Jacobs, Ike Kamphof, Peggy Olislagers, Lex ter Braak en Huib Haye van der Werf.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen.

Een volledige versie van de lezing van Ingold is beschikbaar op: www.marres.org

De sociaal-antropoloog Tim Ingolds omvangrijke studies nodigen ertoe uit kennis anders te gaan bekijken, of beter die dingen die het lichaam weet maar waar we alsmaar niet naar luisteren, zoals bepaalde aangeleerde vaardigheden, bepaalde reflexen en intuïtie. Met de nadruk op alternatieve kennis verzorgt Ingold allerhande praktische op ervaring gerichte workshops zoals manden vlecht en. In zijn boeken staat hij stil bij onderwerpen als de verhouding van mens en dier, de zintuigen, educatie, waarneming en materialen. Zijn meest recente boek The Life of Lines is een poëtisch studie naar de lijn, die een heel skala aan onderwerpen met elkaar verbindt. Andere titels zijn: Lines: A Brief History (2007), The Perception of the Environment (reissued in 2011), Being Alive (2011), Making: Anthropology, Archaeology, Art and Architecture (2013).

Huib Haye van der Werf

Recente artikelen