Expansief Hongkong
Sinds Hongkong in 1997 onder bewind is gebracht van buurland China, hechten de bewoners van de stad des te meer aan de eigen identiteit. Dat blijkt ook uit de explosief groeiende kunstscene. Bij al die zelfreflectie is er behoefte internationaal van betekenis te zijn. Art Basel Asia streek er al neer en in razende vaart openen er nieuwe musea.
Ha Bik Chuen (1925-2009) was een in Hongkong gevestigde kunstenaar en vooral bekend als beeldhouwer en graficus. Na zijn sterven werd aan Asia Art Archive (AAA), een organisatie die zich sinds 2000 concentreert op het behoud en het documenteren van Aziatische kunst, gevraagd of zij eventueel interesse had in zijn archief. Tot hun stomme verbazing bleek dat Ha sinds het begin van de jaren zestig meer dan vijftienhonderd tentoonstellingen in en rondom Hongkong had gedocumenteerd. Deze bijzondere ontdekking is sinds twee jaar het ijkpunt van de organisatie, van waaruit zij de complexe ecologie van de Hongkongse kunstwereld kunnen onderzoeken. Vanwege de beperkte werkruimte van AAA (ruimte in Hongkong is nogal een probleem) zijn delen van zijn archief ondergebracht bij de organisatie Spring Workshop, waar dagelijks medewerkers fulltime verder onderzoek verrichten.
Een diamand, deze ontdekking. En een goede manier om grip te krijgen op een compliceerde stad met een recent verleden als Britse kolonie, die zich sinds de overdracht aan China in 1997 in onzekerheid bevindt. Zeker mentaal, want de gemiddelde Hongkonger voelt zich wel degelijk verheven boven het communistische China. Bij een recent bezoek werd ik ook meerdere keren op mijn vingers getikt als ik ze Chinezen noemde. Maar dit terzijde.
Terug naar Spring Workshop. De organisatie is als een oase. Opgericht in 2012 door mecenas Mimi Brown, dient de instelling als platform en laboratorium voor uitwisseling tussen (internationale) kunstenaars en organisaties in het culturele veld van Hongkong. De interdisciplinaire benadering wordt vertaald in tentoonstellingen, residenties, lezingen en optredens. Het project wil een voorbeeld zijn van private ondersteuning van de beeldende kunst in Hongkong. Het mooie aan Spring Workshop is dat alles in elkaar overvloeit; het geheel voelt als een soort huiskamer (een hele luxe dat dan weer wel). Kantoor, tentoonstelling, slaapkamer en keuken – alles loopt in elkaar over en wisselt soms van functie.
Spring Workshop houdt alles heel dicht bij zichzelf. Iedere resident is aanbevolen en wordt onderdeel van ‘de familie’. De organisatie heeft daarbij ook een link met Nederland: Defne Ayas, directeur van Witte de With, is mede verantwoordelijk voor de oprichting en momenteel is Christina Li, alumnus van het curatorial programme van De Appel, programmaleider. Haar eerste tentoonstelling Days push off into nights was te bezichtigen toen ik de instelling bezocht. Het is een tentoonstelling in constante flux waarin ‘tijd’ en ‘zelfreflectie’ centraal staan. Samen met kunstenaar en curator Heman Chong, is Li mederedacteur van de publicatie Stationary.
Hongkong heeft een kleine kunstscene, waarin iedereen elkaar ondersteunt en zelfs niet zonder elkaar kan. Geld is er voldoende nu Art Basel zich er heeft gevestigd en met de beurs ook galeries als Lehmann Maupin en White Cube. Hongkongs behoefte om mee te draaien als grote speler in Azië merk je aan de ontwikkelingen die er momenteel plaatsvinden. Op een steenworp afstand van het ambitieuze district West Kowloon, wordt er een megalomaan museum gebouwd. M+ wordt een nieuw instituut gewijd aan twintigste- en eenentwintigste-eeuwse beeldende kunst, design en architectuur uit Hongkong, China en Azië. Onder leiding van Lars Nittve, de voormalig directeur van Moderna Museet en Tate Modern, is M+ sinds 2012 een collectie aan het ontwikkelen die het heden, het verleden en de toekomst moet documenteren. Het museum is ook op locatie actief om de collectie onder de aandacht te brengen bij het publiek. Mobile M+: Moving Images is zo’n initiatief, waarbij op de bovenste verdiepingen van een warenhuis een groot aantal films en video’s wordt getoond, gewijd aan migratie en vervreemding. Het is niet een heel verrassende selectie, maar wel een prima ‘trigger’ voor het grote publiek.
De constante reflectie op de geschiedenis van de regio lijkt bijna verplichte kost voor elke instelling en kunstenaar werkzaam in Hongkong. Een van de studiobezoeken die ik deed was bij Leung Chi Wo, een ‘veteraan’ in de Hongkongse kunstscene die vanaf begin jaren negentig zijn geboortestad door middel van fotografie, performance, tekst, video en installaties portretteert. Daarin onderzoekt hij de ordening, het historische bewustzijn en de ideologieën van zowel de stad als de inwoners. Het verbaasde me dus ook niets, toen hij vertelde dat hij een van de medeoprichters is van Para Site, een non-profit organisatie die sinds het midden van de jaren negentig actief is in Hongkong. Het initiatief heeft een cruciale rol gespeeld bij de overdracht van Hongkong naar China, door als eerste instelling hedendaagse internationale kunst te tonen. Het heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een van de belangrijkste spelers binnen de Aziatische context. Sinds 2012 is de Roemeense curator Cosmin Costinas er directeur (voormalig curator bij BAK in Utrecht) en met zijn ambities is Para Site na bijna twintig jaar verhuisd naar een nieuwe en grotere locatie in North Point/Quarry Bay.
De eerste tentoonstelling genaamd A Hundred Years of Shame – Songs of Resistance and Scenarios for Chinese Nations past perfect in het doorlopend onderzoek naar de regio en zijn complexiteiten. Op een semi-didactische wijze onderzoekt Costinas samen met medecurator Doryun Chong de ongehoorzaamheid onder de huidige sociale en ideologische condities van de regio. Het gaat voornamelijk over het idee van schaamte in relatie tot de westerse standaard waarbij onderdanigheid de boventoon voert. Enigszins volgens de methode waar collega-curator Anselm Franke om bekend staat, wordt de tentoonstelling verdeeld in verschillende secties zoals The Academy of Shame en The Academy of Humiliation waarin voornamelijk historische documenten worden gepresenteerd. Er is ook een opnamestudio van het fictieve label Xi Kan Records, waar muziek wordt gemaakt die in het teken van de ontevredenheid staat. De tentoonstelling voelt een beetje chaotisch aan, maar is desalniettemin spannend genoeg en biedt een interessante invalshoek op de lokale context.
Tijdens mijn korte bezoek ben ik via kunstenaars en tentoonstellingen bekend geraakt met de lokale problematiek, beter dan een reisgids zou kunnen doen. Het maakt de kunst weliswaar nogal illustratief, maar geeft haar tegelijkertijd de nodige urgentie, die wordt onderstreept door onophoudelijke groei. Buiten de jaarlijkse ‘kermis’ van Art Basel en de ontwikkeling van het grote M+, zijn er andere initiatieven op komst zoals het Central Police Station waar de Duitse curator Tobias Berger de leiding heeft over de sectie beeldende kunst. De ambities zijn helder en duidelijk: Hongkong wil een van de belangrijkste culturele metropolen van Azië worden.
Krist Gruijthuijsen