Flowers in the Dustbin
Flowers in the Dustbin
Clowneske gedaanteverwisselingen
De metamorfosen zijn divers. In Cavernario (2004), een video van de Mexicaanse kunstenaar Miguel Calderón, rent een oermens als een ontsnapte aap paniekerig door de dierentuin. Hij omzeilt zijn oppasser en houdt hem voor de gek. In Bark (2003) simuleren mensgestalten op handen en voeten blaffende honden in een luxe villawijk. De situatie is absurd. Dit is de omgekeerde wereld. Elke hond lijkt op zijn baasje, maar, pas op, deze laatste is van beide het meest agressief, aldus Calderón. In Soulvideo (2000 – 2001) ligt Daniela Steinfeld in een zwart-wit gevlekt mini-jurkje roerloos tussen vrolijk huppelende konijnen. Harde muziek van Pink Floyd begeleidt haar treurige passiviteit. Zij lijkt niet te protesteren. In Headbanger (2002) heeft zij zich in goudfolie gewikkeld. Haar pak is benauwd en in die zin een eigen gevangenis.
De werken zijn te zien op de tentoonstelling Flowers in the Dustbin, ingericht door de Britse curator Clare Manchester voor het Utrechtse Impakt Festival. Zij lijken perfect te passen binnen het festivalthema van dit jaar, Cultural Autopsy. Hoe bekijkt de ander onze cultuur en met welke ogen bekijken wij de ander? Kinderen in uitheemse kostuums sieren veelbetekenend de kaften van de programmaboekjes. Op de festivalfolder verbergen dames en heren, allemaal in dezelfde grijze kostuums gekleed, zich achter hun fotoapparaat. De drang zich te verhullen is een terugkerend element in de werken van de exposanten. Zijn vermommingen en performances nog altijd bij uitstek de middelen om de eigen grenzen te verkennen en de menselijke mogelijkheden te overzien?
In de video Total (1998), te zien in Casco, onderzoekt Dara Friedman haar relatie tot de ruimte waarin zij zich bevindt. Een jonge vrouw staat moedeloos geleund tegen de kale muur van de kamer; de meubelen liggen in puin geslagen aan haar voeten. Het licht is diffuus. Al snel herstelt haar kamer zich: het slingerende peertje krijgt op wonderbaarlijke wijze opnieuw zijn kristallen lampenkap en de spiegel die eerst aan diggelen lag wordt weer heel. Friedman draait hier de vernietiging letterlijk terug. Maar hoewel zij het verval repareert, is haar verzoening met het slaapvertrek slechts een schijnbare. Het magische karakter van haar tovertaferelen vervreemdt haar eerder nog meer van haar omgeving. Liever creëert zij opnieuw een onwerkelijke en surreële realiteit.
In Dance with me (1996) van de Franse kunstenaar Pierrick Sorin volgen de bewegingen elkaar staccato, in een razend tempo op. Een clown bouwt zijn tribune. Hij plaatst de attributen en richt de schijnwerpers bij voorbaat op zichzelf. Maar voordat zijn performance begint, verandert hij al- weer van gedaante, zijn rode pruik wordt de blonde bob van een disco-girl in netpanties of hij verschijnt vermomd in een zwart motorpak, zijn gezicht verscholen achter een opgeplakte snor. Het volgende moment zie je dat de set afgebroken wordt. Blijkbaar is de verkleedpartij voorbij. Een dj met een spookachtig blauw gezicht blijft desondanks zijn popmuziek draaien. En onvermoeibaar dansen de verschillende typetjes door.
Dit laatste werk herinnert aan de Clown Torture Series waarin Bruce Nauman eveneens het personage van de clown opvoerde. Nauman sloot zijn alter ego op en verbeeldde zo diens mentale onvermogen. De clown miste aansluiting bij de samenleving, de ontmoeting vond niet plaats. ‘No, no, no,’ stampvoette hij in de gelijknamige video uit 1987. Sorins Pipo, daarentegen, lacht uitnodigend en lijkt minder gefrustreerd. Hier loochent de clown zijn eigen tragikomische lot, zijn zo nu en dan opflitsende gestalte in de video is een knipoog en als zodanig is hij nauwelijks effectief. Hij is enkel een maskerade temidden van alle andere mogelijke schijnvertoningen, waartoe, in Sorins installatie, ook de bezoeker behoort. In de verduisterde ruimte word je meegevoerd op de luide beat waarop tevens zijn personages bewegen. Ook jij bent vermomming. Je speelt jouw rol. In het midden van de zaal staan twee barkrukken klaar. Zelfs als je niet gaat zitten, ben je getuige. Je bent in scène gezet. Hoe dan ook: jij kijkt.
Je blik wordt je op hilarische wijze teruggegeven in het filmpje Mirror, mirror on the Wall… onderdeel van de selectie die Johan Grimonprez voor het filmgedeelte van het festival maakte. Een inboorling verkleed als westerse toerist fungeert als mascotte bij een rituele wedstrijd tussen twee inheemse stammen. De man draagt het overbekende, kleurige toeristenoverhemd met palmbomenmotief en rent rond met een verrekijker waarvan de lenzen dichtgeplakt zijn. Zijn karikaturale verschijning vermaakt het publiek. Er wordt hartelijk om hem gelachen. Hier zijn wij de ander. Ons koloniale verleden is toegeëigend, vertaald en als ironisch, licht schrijnend spelelement in het dagelijkse leven geïntegreerd. De ander verschijnt als schaterende bloem op onze vuilnishoop.
Hoe bizar, speels of poëtisch ook, de getoonde filmpjes en video’s die te zien zijn op Flowers in the Dustbin, vol melancholie over opgetrokken façades en worstelende personages in de marge, roepen vragen op. Deze betreffen niet zozeer de bezoeker en zijn positie, als wel de kunstenaars en hun manier van werken, de keuze voor de kennelijk nog altijd geliefde rol van poètes maudits; het verkozen isolement. Het ik en de ander, hun verhoudingen tot elkaar, de verschillende betekenissen en mogelijke beeldvertalingen van het thema, het speerpunt van discussie binnen het aanbod van het festival in zijn geheel, wordt in de tentoonstelling nauwelijks uitgewerkt. In die zin is de expositie weinig spannend, of in ieder geval niet echt verrassend te noemen. Hoezo Cultural Autopsy? Je zucht en haalt je schouders op. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Flowers in the Dustbin, Impakt Festival 2004, Utrecht, 27 tot en met 31 oktober.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus