metropolis m

Park McArthur is een van de invloedrijkste kunstenaars met een beperking uit de Verenigde Staten. Een kunstenaar/educator, die op een intelligente manier het door witte mannen gedomineerde kunstdiscours binnendringt en toe-eigent, om het even subtiel als indringend te vervlechten met de vele uitsluitingsmechanismen die ze er in tegenkomt en handig weet te pareren.

 I want a place where care providers and care receivers are supported in the work they do.’1

– Park McArthur

In 2014, twee jaar voordat zij bovenstaande statement maakte, presenteerde kunstenaar Park McArthur Ramps bij Essex Street in New York ‘een tentoonstelling die niet begon als kunstproject maar als een poging om als kunstenaar deel te nemen aan kunst “n a very inaccessible city”.’2 De tentoonstelling omvatte een verzameling oprijplaten van kunstinstellingen, allemaal verschillend in uitvoering en allemaal speciaal voor McArthur gemaakt. Deze verzameling drempelhulpen, voor de gelegenheid in bruikleen gegeven door de instellingen waarmee McArthur, als kunstenaar, bewoner of docent, heeft samengewerkt,  laat zien hoe beeldhouwkunst vanuit verschillende perspectieven geïnterpreteerd kan worden.

Wat betreft de vorm, zijn de meeste hellingbanen voorzien van antislip-strips, wat onmiddellijk doet denken aan bepaalde veiligheidsmaatregelen als gebruikelijk bij wielen – op zich niet vreemd, gezien McArthur een rolstoel gebruikt. Andere oprijplanken en -platen zijn opvallend doe-het-zelfachtig in elkaar geknutseld. Eén is gemaakt van hout en lukraak bespoten met fluorescerende oranje verf, die inmiddels vervaagd is. Deze plaat is duidelijk niet gebouwd om de elementen te weerstaan. Tussen de uiteenlopende modellen valt mij een nogal bescheiden exemplaar op, niet vanwege de vindingrijkheid of esthetiek ervan, maar juist vanwege de griezelige gelijkenis met het zwartgeblakerde, verouderde en afbladderende triplex dat ik uit afvalcontainers op de kunstacademie viste om te gebruiken als een oppervlak om op te schilderen. In deze context is de originele gebruikswaarde echter verloren gegaan, hoewel het opnieuw een stuk afgedankte triplex is dat hier dienst moet doen als kunst. Het laat de tegenstrijdige normen zien die we hanteren als het gaat om de fysieke toegankelijkheid van kunstinstellingen.

In twee tekstwerken, die naast de verzameling oprijplaten deel uitmaken van de tentoonstelling, gaat McArthur daar dieper op in. Het ene werk is een reeks labels die achter is gebleven op de locaties waar de hellingbanen oorspronkelijk dienst deden om nadrukkelijk de afwezigheid van de oprijplaten te verklaren. Het andere tekstwerk is een weblink op de muur van de galerie, die bezoekers naar de Wikipedia-pagina leidt die McArthur is gestart voor Marta Russell (1951-2013), een activist die zich inzette voor de rechten van mensen met een beperking. Met de verwijzingen maakt McArthur de onderliggende overeenkomsten tussen de instellingen zichtbaar en stelt ze de systematische behoefte aan toegankelijkheid ter discussie.3

Ik zou McArthurs werk tekort doen als ik het werk enkel zou beschouwen als een poging tot belangenbehartiging voor mensen met een beperking, vooral gezien de bijdrage die ze leverde aan het minimalisme, of beter gezegd aan de herdefinitie ervan. Aan de ene kant laat het werk duidelijk zien dat de oprijplaten speciaal voor McArthur gemaakt zijn, afgestemd op haar specifieke toegankelijkheidsbehoeften, en illustreert het daarmee de provisorische en spontane wijze waarop de meeste instellingen zich bezighouden met fysieke toegankelijkheid. Anderzijds is het werk ook een minimalistisch object dat laat zien hoe de kunstenaar als figuur door de ruimte beweegt. Op deze manier combineert McArthur de formele aspecten van het minimalisme met een meer diepgravende institutionele kritiek om een ​​taal te construeren die duidelijk de hare is; een taal die de politiek van toegankelijkheid blootlegt via de fysieke navigatie van materie.

Andere werken van McArthur, zoals Fantasies (2020), keren de zoektocht naar autonomie, die kenmerkend is voor het minimalisme en andere modernistische stromingen, juist om en stellen de dynamiek van afhankelijkheid centraal in de relatie tussen degenen die zorg geven en krijgen.  Voor Fantasies zijn twaalf gebruikte plastic ventilatiefilters, die McArthur ‘s nachts nodig heeft om te kunnen ademen, op elkaar gestapeld. Deze zuil van industrieel geproduceerde objecten houdt op het eerste gezicht trouw de minimalistische traditie in stand. Echter bij nader onderzoek blijkt dat het zogenaamde ‘verwijderen van de hand van de kunstenaar’, zo geliefd in het minimalisme, wordt opgeheven door een grotendeels onzichtbaar materiaal dat het werk volledig herdefinieert met het residu van haar eigen adem.

Deze subtiele lichtheid van toets is typerend voor de praktijk van McArthur, waarin regelmatig de conceptuele betekenis van materialen verandert door ze een ontmoeting aan te laten gaan met onzichtbare krachten: zoals bij de oprijplaten en haar eigen biografie, of bij de toepassing van een linguïstieke herinterpretatie van een stuk polyurethaanschuim, zoals bij Poly (2016). In een kunstenaarsgesprek over dit laatste werk, dat gepresenteerd is in Chisenhale in Londen, begon McArthur met het voordragen van een tekst met gesprekspartner Mason Leaver-Yap. De voordracht was doorspekt met een aantal raadsels over grotere maatschappelijke vraagstukken. In het gesprek merkte McArthur op dat ze de massieve polyurethaansculpturen als letterlijke stand-ins ziet voor deze raadsels: net als een raadsel zijn ze ‘heel groot en vrij zwaar, dus je kunt ze niet zomaar zelf verplaatsen. Maar [omdat ze van schuim zijn] stel je je de sculpturen wel als heel licht voor. Misschien zijn de vragen over maatschappelijke verandering of organisatie op eenzelfde manier even raadselachtig.’4 Formeel gezien was het schuim dat in de tentoonstelling gebruikt werd akoestisch polyurethaanschuim met een hoge dichtheid, wat betekent dat het zowel geluids- als schokdempend werkt; nog zo’n voorbeeld van een object dat nieuwe betekenis krijgt door een ontmoeting met onzichtbare krachten. Het is alsof er in het werk van McArthur steeds weer wordt geflirt met de grens van wat een lichaam kan horen. Deze betekenis manifesteert zich in subtiele verschuivingen binnen verschillende materiële registers. Ze vestigt – zonder zichzelf op de voorgrond te plaatsen – de aandacht op diegenen die het meest te lijden hebben van een wereld die vooral toegankelijk is voor validen.

Gemeenschappelijke taak

Wat ik waardeer aan McArthur is dat ze een alternatieve definitie formuleert voor het begrip van zorg zoals die in de hedendaagse kunst geleidelijk is gefetishiseerd. Anders dan de talloze curatoren die misplaatst hebben opgemerkt dat het woord ‘cureren’ komt van het Latijnse woord voor ‘verzorgen’, pleit McArthur ervoor dat ‘wanneer ons begrip van verzorgen ook toegankelijkheid zou omvatten, toegankelijkheid een gemeenschappelijke inspanning en een constitutief doel wordt van individuele- en groepsverzorging.’5 McArthur gaf vorm aan de gemeenschappelijke inspanning achter haar eigen zorg in Passive Vibration Isolation (2014), de tentoonstelling die na Ramps gehouden werd in Gallery Lars Friedrich (Berlijn) en waarin onder andere de pyjamabroek tentoongesteld werd die McArthur droeg terwijl vrienden en familie haar in en uit bed tilden. Versleten door de wrijving van de beweging, hing de broek aan metalen armaturen als delicaat amalgaam van de gedeelde arbeid die geleverd werd in de zorg voor McArthur.

Het dagelijkse leven van McArthur wordt mogelijk gemaakt door de steun van een zorggroep, bestaande uit negen vrienden die haar om de beurt helpen. Over dit ‘zorgcollectief’ schreef McArthur: ‘De goedheid die ik ontvang van mijn vrienden, hun beslissing om me zonder tegenprestatie te helpen, bestaat binnen de ethische ruimte die gegenereerd wordt door een zorgontologie die overal reproductieve arbeid vindt. Mijn vrienden zijn natuurlijk fantastisch, het zijn de beste mensen ter wereld, maar de universaliteit en onophoudelijkheid van zorg is een ecologische kwestie, niet een morele.’6

Aanmaningen tot constitutieve en ecologische manieren waarop instellingen betere toegankelijkheid en zorg kunnen verlenen, zijn belangrijk in een sector die voor een belangrijk deel gestoeld is op speculatie. Hoewel haar esthetische praktijk formalistisch bijzonder scherpzinnig is, bevindt McArthur zich echter niet in een speculatieve positie, eigenlijk niet eens in een theoretische. Ze wijst op de concrete afwezigheid van een basisbehoefte, een basisrecht. Een behoefte die, indien voldaan, haar de mogelijkheid zou geven te werken in het vakgebied dat ze heeft gekozen. Een behoefte die niet alleen provisorisch ingewilligd zou worden naar aanleiding van haar tijdelijke dienstverband. Voor McArthur is ‘accommodatie een ontoereikende oplossing. De meest toegepaste structurele oplossingen voor toegankelijkheid, of dat nu een lift is, of een oprijplaat, of bewegwijzering in braille, of gepaste begunstiging, bieden echt het minimale: door een oprijplaat kan een persoon misschien wel een gebouw betreden, maar wat gebeurt er als de persoon eenmaal binnen is? Ik wil niet dat er specifieke aanpassingen voor mij worden gedaan, ik wil juist die systemen en structuren helpen veranderen die mijn aanwezigheid als een aanpassing zien.’7

Middenin een pandemie die veel nieuwe relationele drempels opwierp, ging McArthurs meest recente tentoonstelling in Essex Street (New York), waarvan ook Fantasies deel uitmaakte, in op de broodnodige structurele veranderingen waarnaar ze hierboven verwijst door de deur van de galerie te allen tijde open te houden. Bovendien was de tentoonstelling ook online te bekijken op een video die het bezoek vastlegde vanuit het perspectief van McArthur. In de video beschrijft een stem de details van wat er te zien is terwijl je in beeld het perspectief ziet van iemand die in een rolstoel de ruimte binnengaat via de rolstoellift. McArthur weerlegt wat beschouwd wordt als het standaard perspectief in tentoonstellingen en herinnert ze kijkers aan hun eigen verwachtingen van constante, onverstoorde toegang, zelfs ten tijde van een pandemie.

Ter conclusie moet ik misschien mijn openingszin herformuleren: McArthur begon haar lezing niet met een statement. Ze eiste verandering. Het is deze eis die binnen haar praktijk regelmatig wordt gesteld en die ons, degenen die in en met instellingen werken, voortdurend de broodnodige voorlichting over onze eigen beperkingen biedt. McArthur merkte ooit op dat haar werk ‘vaak voortkomt vanuit wat nodig is’8, een vuistregel die we allemaal zouden moeten aanhouden – vooral gezien het feit dat wat momenteel nodig is als het gaat om toegang, het werk van McArthur zelf is.

1 Park McArthur, ‘Critical Issues in Contemporary Art Practice Lecture Series: Park McArthur’, University of Washington School of Art + Art History + Design, 10 maart 2016, via: https://vimeo.com/159085350.

2 Stephen Whitty, ‘Park McArthur Inspires Young Artists as Rutgers’ Tepper Chair’, Rutgers University, 18 februari 2020, via: https://www.rutgers.edu/news/park-mcarthur-inspires-young-artists-rutgers-tepper-stoel.

3 McArthurs verwijdering van de hellingbanen en hun vervanging door borden die de beweging opmerkten, verwees verder naar de geschiedenis van de conceptuele kunst en de tentoonstelling Identity Capital van John Knight in 1998 bij American Fine Arts, waar hij boeketten bloemen ‘leende’ van de hotspots van de New Yorkse kunstscene, ze in de galerie exposeerde en vervolgens hun ‘verhuizing’ noteerde door een kaart op de plek te leggen in de restaurants en bars waar ze vandaan waren gehaald.

4 Chisenhale Gallery, ‘Exhibition Event: Park McArthur in conversation with Mason Leaver-Yap’, 2 maart 2015, via: https://vimeo.com/155656717.

5 Park McArthur, ‘Sort of Like a Hug: Notes on Collectivity, Conviviality, and Care’, in The Happy Hypocrite 7, red. Mason Leaver-Yap (Londen: Bookworks, 2014), p. 52.

6 Idem, p. 56-57.

7 Jennifer Burris, ‘Park McArthur interviewed by Jennifer Burris’, Bomb Magazine, 19 februari 2014, via: https://bombmagazine.org/articles/park-mcarthur

8 Daniel S. Palmer, ‘Against accommodation: Park McArthur’, Mousse 47 (februari-maart 2015).

Isabelle Sully

is kunstenaar en schrijver

Recente artikelen