metropolis m

Francis Upritchard
Mystieke ready-mades

Het werk van de jonge kunstenaar Francis Upritchard zou je kunnen beschouwen als een soort anti-sculptuur, al zou ze zelf het liefst elk classificatie vermijden. ‘Ik doe mijn hele leven al niets anders dan dingen maken’, zei ze in een interview. Upritchard studeerde aan de University of Canterburry in Nieuw-Zeeland, maar woont sinds twee jaar in Londen, waar ze met haar gemystificeerde objecten en theatrale installaties de kunstscene bestormt.

Als het werk van Francis Upritchard (1976) en Peter Jackson illustratief zou zijn voor wat er leeft in Nieuw-Zeeland, zou je kunnen concluderen dat het er stikt van de vreemde wezens. Het kan bijna niet anders of trollen, gemuteerde apen en zombies zijn er een algemeen geaccepteerd verschijnsel, of in ieder geval maken ze een groter deel uit van het dagelijkse bewustzijn dan bij ons het geval is. Je zou er, zomaar, in kunnen geloven.

Zowel kunstenaar Upritchard als filmregisseur Jackson bezitten een uitgesproken fascinatie voor de domeinen die buiten het aardse gelegen zijn, maar onze levens wel degelijk beïnvloeden. De donkere, magische domeinen die je de ‘schaduwzijde’ zou kunnen noemen, waar andere, meer spirituele wetmatigheden de dienst uitmaken. In hun verkenningen van deze domeinen maken zowel Upritchard als Jackson veelvuldig en virtuoos gebruik van special effects, in ambachtelijke zin. De mythe wil dat Jackson alle maskers voor zijn even vreemde als grappige debuut Bad Taste zelf, aan zijn moeders keukentafel, maakte. Handwerk ligt ook nadrukkelijk aan de basis van de objecten die Francis Upritchard produceert. Op speelse wijze maakt ze gebruik van ambachtelijkheid zoals die in de arts & crafts gebruikelijk is: het gaat niet zozeer om technische perfectie, als wel om spirituele connotatie. Een belangrijk deel van het oeuvre van Upritchard bestaat uit gevonden objecten, ready-mades met een gebrek, die door middel van een modificatie of extensie van de kunstenaar een nieuw leven krijgen ingeblazen. Dat ‘inblazen’ draagt in dit verband een mooi soort overdrachtelijkheid in zich: het is alsof de kunstenaar de inerte objecten voorziet van een ziel, en ze zo promoveert tot artefacten uit een wereld die nog niet onttoverd is.

Ik kwam haar werk voor het eerst tegen tijdens een solopresentatie op een kunstbeurs. Het was opvallend hoe haar werken temidden van alle kunst vooral objecten bleven, dingetjes, zoals je dingetjes in bric-à-brac zaakjes tegenkomt, of op een rommelmarkt. Duidelijk was dat de oorspronkelijke functionaliteit van deze objecten was vervangen door een nieuw, metafysischer bestaansdoel. Zo voorziet Upritchard tweedehands vazen van deksels in de vorm van dierenhoofden: voor zich uit starende apen, katten of wolven, vaak gelijkend op de fabeldieren uit de Egyptische mythologie. Oude pennendoosjes bevatten zorgvuldig geboetseerde vingers, bleek, lang en dun, met minutieus gekerfde rimpels en nagels. Ook zijn er tennisrackets, hockeysticks en golfclubs, aan het eind van hun sportieve leven tot totem gemaakt en versierd met priemende, uit klei gemaakte dierenkoppen.

Upritchard maakt de door haar geselecteerde spullen in de meest letterlijke zin van het woord tot fetisj: ze schrijft spirituele krachten toe aan levenloze materialen. Zoals bij de fetisj-objecten van de surrealisten wordt hun betekenis gedefinieerd in het domein van het onderbewustzijn, of het Andere. De rituele urnen, totems en relikwieën lijken te onderhandelen met deze parallelle wereld over immateriële contracten. Ze worden beschermers tegen het kwaad, hoeders van het goede, uitdrijvers van angsten.

De status van het kunstobject wordt binnen het werk van Upritchard nadrukkelijk geproblematiseerd. Haar presentaties verwijzen naar de manier waarop archeologische vondsten worden tentoongesteld, naar de displays in curiosawinkels, of de huiselijke altaartjes die geassocieerd worden met het private domein. De kunstenaar gebruikt oude tafels en kastjes, waarop de objecten in losse typologische categorieën worden gepresenteerd, met tientallen tegelijk. Geen enkel werk staat op zichzelf, alles is onderdeel van een overkoepelende, theatrale enscenering. Deze is dan weliswaar geworteld in een bijzonder elementaire vorm van beeldhouwen (het werken met klei, aardewerk en andere organische materialen), het resultaat is gek genoeg een soort anti-sculptuur: de readymade-basis, de suggestie van een gereïncarneerde functionaliteit en de zich van de autonomie afkerende presentatiewijze trekken de objecten weg uit de symbolische orde van het kunstsysteem. De aura van het kunstobject wordt bij Upritchard overschaduwd door de aura van het ambachtelijke artefact met een magisch register.

Xander Karskens

Recente artikelen