metropolis m

Karol Radziszewski bij Galeria Foksal, Warschau

De kunsthandel heeft van oudsher gezorgd voor de spreiding van kunst, buiten de kring van kerk en adel. Uta Grosenick deed uitgebreid onderzoek naar de geschiedenis van galeries en kunsthandelaars, en zet enkele recente ontwikkelingen op een rij.

De kunsthandel bestaat al sinds de oudheid, toen de Romeinen hellenistische sculptuur gingen aanschaffen. In de middeleeuwen vormden ambachtslui gildes om hun werk onder de aandacht te brengen, en in de zestiende eeuw, onder invloed van het humanisme en het idee van de kunstenaar als genie, ontstond een persoonlijkheidscultus die de markt voedde. Die tijd markeert ook de opkomst van de handelaar, die sindsdien een almaar grotere rol is gaan spelen in het leven en de carrière van kunstenaars – van Watteau wordt zelfs gezegd dat hij gestorven is in de handen van zijn handelaar Gersaint. Hoewel galeries in de negentiende eeuw nog het aanzien hadden van antiekwinkeltjes, ontwikkelde het beroep van de kunsthandelaar zich wel razendsnel. De eerste ‘dealer’ in de moderne zin van het woord was de Fransman Paul Durand-Ruel, geboren in 1831 en de zoon van een handelaar in kunstenaarsmaterialen. In die ene persoon kwamen verschillende functies samen: die van publicist, bankier, dealer, consultant en verzamelaar. Iemand als Daniel-Henry Kahnweiler, die zijn zaak in 1906 startte en de vertegenwoordiger was van Picasso, Braque, Miró en Léger, perfectioneerde die kwaliteiten verder. Hij zag de morele rechtvaardiging van zijn activiteiten in het wegnemen van alle mogelijke zorgen bij zijn kunstenaars.

Ook al hadden Franse handelaars reeds in de negentiende eeuw filialen in New York, voor Europeanen waren de VS destijds maar een bescheiden markt. Deze situatie veranderde toen Alfred Stieglitz, als een van de pioniers, in 1908 op Fifth Avenue zijn 291 Gallery begon, waar hij werk toonde van Toulouse-Lautrec, Rousseau, Cézanne, Matisse en Picasso. Toch duurde het nog tot de komst van Peggy Guggenheim, die haar eerste galerie opende in 1938 in Londen, en haar tweede, Art of This Century, in New York in 1943, voordat er een internationaal kunstcircuit op gang kwam, waarbij galeries een factor van belang werden, en zijn gebleven.

Galerie-op-wielen

In de jaren veertig was Parijs nog steeds wereldwijd de place to be voor kunstenaars en galeries. Het was hier waar Denise René (die onlangs op 99-jarige leeftijd is gestorven) in 1944 haar gelijknamige galerie aan de Rive Gauche opende en uitbouwde tot een populair onderkomen voor wat later Op Art en kinetische kunst zou gaan heten. Gezichtsbepalend voor Parijs was ook de verhuizing van Galerie Maeght naar Parijs in 1946. Beide galeries zijn nog steeds actief. Iris Clert opende haar kleine galerie in 1956 in Saint-Germain-des-Prés, waar ze werkte met Yves Klein, Lucio Fontana en anderen. Hoewel ze de galerie nooit tot een zakelijk succes wist te maken, is ze verantwoordelijk voor verschillende, zeer originele tentoonstellingsideeën. Zo huurde ze tijdens de Biënnale van Venetië van 1964 een boot, waarop ze kunst toonde. Later had ze een vrachtwagen genaamd Stradart, die ze omvormde tot een galerie op wielen en pal voor musea plaatste op de avond van een opening.

In de late jaren vijftig en met name in de jaren zestig werd New York definitief de hoofdstad van de kunsthandel. De doorbraak viel samen met de opkomst van pop-art en ondernemingsgezinde galeriehouders die daarmee bezig waren, zoals Sidney Janis en Leo Castelli. Aan de westkust, in Los Angeles, was er de Ferus Gallery van kunstenaar Ed Kienholz en curator Walter Hopps. Deze opende in 1957 met de bedoeling om kunst uit Californië te promoten. Kienholz en Hopps hebben tentoonstellingen georganiseerd met zo ongeveer elke kunstenaar van naam uit die omgeving, maar hun echte faam verwierven ze met de eerste solo van Andy Warhol, in 1962. In 1966 moest de galerie sluiten omdat het niet meer kon opboksen tegen de groeiende dominantie van de New Yorkse kunstscene.

Eind jaren zestig ontstond een galeriecircuit in het West-Duitse Rijnland, rondom Keulen en Düsseldorf, en ook in Amsterdam, Brussel en Antwerpen. Vooral het Rijnland werd een plek voor het kopen van kunst, en trok geïnteresseerden uit Nederland en België. Dankzij de groeiende welvaart ontstond er een groep verzamelaars rond galeries in Düsseldorf als die van Konrad Fischer, Hans Mayer en Alfred Schmela. In Keulen initieerden Hein Stünke en Rudolf Zwirner in 1967 de eerste Kölner Kunstmarkt, die een enorme stimulans gaf aan de ontwikkeling van Keulen als kunstcentrum. In België en Nederland had je in die jaren meer bescheiden galeriescenes, met als jongste vertegenwoordigers Art & Project in Amsterdam en Wide White Space in Antwerpen, die zich specialiseerden in de opkomende conceptuele en minimalistische kunst.

In New York had zich al in de jaren zestig een krachtige galeriescene gevormd, die in de jaren zeventig richting SoHo verhuisde, destijds een vervallen buurt met veel goedkope pakhuizen. De wijk groeide uit tot het nieuwe epicentrum van de kunstwereld, met galeries als Paula Cooper, Barbara Gladstone en Metro Pictures. Hun succes is mede te danken aan het feit dat het aankopen van jonge kunst een investering werd, en tegelijkertijd uitdrukking gaf aan een culturele lifestyle.

Open markt

In 1989 beleefde Berlijn na het vallen van de muur een culturele renaissance. De nieuwe hoofdstad van Duitsland begon geleidelijk aan een enorme magneet te worden voor kunstenaars die van heinde en verre ernaartoe trokken. Galeries zijn de kunstenaars gevolgd en hebben van de stad een nieuwe Europese hub gemaakt, waar nu ruim 450 galeries actief zijn. De val van de Muur bracht ook een aantal galeries uit het voormalige Oostblok onder de aandacht, die voorheen onder lastige omstandigheden moesten opereren. Galeria Foksal in Warschau opende in 1966 met een avant-gardistische tentoonstelling. In die tijd kon en wilde de galerie niet commercieel opereren en werd in stand gehouden door een door de staat gerunde onderneming. Midden jaren negentig werd een poging ondernomen om het programma bij te stellen, onder aanvoering van drie jonge kunsthistorici. Later namen ze de Foksal Gallery Foundation over, die los van de galerie opereert. De opbrengst uit de kunstverkoop wordt door de stichting in nieuwe Poolse kunstprojecten gestoken.

Terwijl de kunstmarkt in steden als New York en Londen in de afgelopen twee decennia gigantische vormen heeft aangenomen, getuige onder meer de buitenproportioneel grote galeries in Chelsea in New York, is er sinds het begin van deze eeuw ook een toenemende interesse voor galeries buiten de geijkte westerse hoofdsteden van de kunst, op continenten waar een nieuw kunstpubliek aan het ontstaan is. Galeria Kurimanzutto, opgericht in 1999 in Mexico-Stad, had jaren geen vaste ruimte en organiseerde op allerlei locaties zijn tentoonstellingen. Goodman Gallery is gespecialiseerd in kunstenaars uit Zuid-Afrika en andere Afrikaanse of Afrikaansgeoriënteerde landen. De galerie vestigde zich in 1966 in Johannesburg, om kunstenaars aan te moedigen zich te uiten ondanks de apartheid. Tegenwoordig heeft ze ruimtes in Johannesburg en Kaapstad.

In Europa zijn we er aan gewend geraakt dat onafhankelijke instituten en kunstinitiatieven zorg dragen voor de spreiding van jonge en onbekende kunst, maar elders op de wereld zijn het juist de galeries waar je kennismaakt met dit soort kunst. Zonder deze eigenzinnige pioniers zou veel kunst onopgemerkt blijven en er geen platform zijn voor geïnteresseerden om elkaar te ontmoeten. Het kost een galerie gemiddeld vijftien jaar om een markt op te bouwen voor een kunstenaar. In gebieden waar een thuismarkt ontbreekt, moet men vaak elders naar publiek op zoek, bijvoorbeeld via kunstbeurzen. Netwerken is cruciaal voor de kleine galeriehouder uit oorden zonder kapitaalkrachtige thuismarkt. Honderdvijftig jaar na Paul Durand-Ruel moet de galeriehouder nog steeds veel van diens vaardigheden bezitten, maar bovendien ook een expert zijn in image building, communicatie en public relations.

Uta Grosenick

is kunsthistoricus en uitgever. Sinds 2010 leidt ze uitgeverij DISTANZ in Berlijn. Ze is co-auteur van het boek International Art Galleries: Post-War to Post-Millenium (Thames & Hudson, 2005).

Recente artikelen