Generatie Niets
Generatie Niets
Het gemak waarmee de huidige generatie politici talrijke culturele instellingen opheft, die in tientallen jaren, soms meer dan honderd jaar, zijn opgebouwd, is ronduit schokkend. Onderzoek naar de consequentie van het ingrijpende beleid van het huidige centrumrechtse kabinet is er nauwelijks geweest. Er is slechts de vaststelling dat de overheid er na tientallen jaren ineens geen zorg meer voor wil dragen. De markt moet die taak maar op zich nemen. Een markt die er niet is. De staatssecretaris noemt zich ‘optimistisch’ en gaat er gemakshalve van uit dat een enkele instelling het nog wel gaat redden, met steun van wat sponsors. Het zal hem verder een zorg zijn.
Het vertrouwen in de politiek onder kunstliefhebbers wordt momenteel danig op de proef gesteld. De botheid waarmee de maatregelen worden doorgedrukt, zonder een moment van reflectie, zonder een kans op gesprek, is ongekend. Niet alleen binnen de kunst overigens, ook in de zorg, het onderwijs, het natuurbehoud, het integratiebeleid en het ontwikkelingswerk wordt de botte bijl gehanteerd. Afbraak is troef. De snelheid waarmee dit gebeurt, is adembenemend. Het voelt alsof een gemeenschapspolitiek van tientallen jaren, die is gevoerd door vergelijkbare coalities van CDA en VVD, in één ruk bij het grofvuil is beland.
Duidelijk is dat we in de politiek van dit moment te maken hebben met een combinatie van excessief neoliberalisme en onwelriekend populisme. Markt wordt gekoppeld aan boertig nationalisme, en dat blijkt een bijzonder explosief mengsel. Tegelijkertijd manifesteert zich voor het eerst een nieuwe generatie politici – de generatie Rutte, Wilders, Zijlstra (nota bene mijn eigen generatie van veertigers). Het blijkt er een van een enorm cultureel onbenul. Het is alsof men er plezier in schept als mini-Berlusconi’s door het fijnmazige Nederlandse culturele weefsel te rammen, de eigen artistieke domheid voortdurend breeduit ventilerend. In eigen gelederen vertellen ze ’s avonds trots over de wijze waarop ze de ‘linkse elite’ die dag weer een loer hebben gedraaid.
De toekomst voor de kunst en de cultuur ziet er niet best uit. Er lijkt een generatie politici aan de macht te zijn die kunst en cultuur niet als gemeenschappelijk goed, maar als piepklein nicheproduct zien, een splintermarkt waar geen eer aan te behalen valt. Waar vorige generaties politici nog enig belang hechtten aan de waarde van een breed gedragen kunstbeleid, drijft de huidige er enkel de spot mee. Of het nu komt door gebrekkig kunstonderwijs op scholen, of de verwording van kunstzinnige vorming bij een generatie die is opgegroeid met televisie, die minder leest, minder het theater bezoekt, nooit naar een museum gaat en geen onderscheid meer maakt tussen hoge en lage cultuur, is onduidelijk.
Zeker is dat de cultuursceptici in Nederland de macht gegrepen hebben en die voorlopig niet loslaten. Te verwachten valt dat de musea die nu gespaard blijven en er om bedenkelijke redenen het zwijgen toe doen (waarom hebben directeur Pijbes van het Rijksmuseum en directeur Rüger van het Van Gogh zich niet uitgesproken over de bezuinigingen op jonge kunst?), in een volgende ronde zelf de pineut zijn. Het zwijggeld van nu is straks op, en dan krijgen ook zij niets meer. Italië kan als afschrikwekkend voorbeeld gezien worden. Daar zijn de musea na de zoveelste bezuinigingsronde volkomen platzak.
Om onze verontwaardiging over de aanslag op de kunst en de instellingen die ons dierbaar zijn enigszins te kanaliseren, hebben we een groot aantal vertegenwoordigers uit de kunst, zowel beschouwers als kunstenaars, gevraagd om een reactie. We willen proberen een begin te maken beter te begrijpen wat hier gebeurt, hoewel op het moment van schrijven bij veel auteurs de emotie nog hoog zit. In latere nummers zullen we uitgebreider stilstaan bij wat ons nu te doen staat.
Domeniek Ruyters is hoofdredacteur van Metropolis M
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M