metropolis m

gerlach en koop
Choses tuées

Het is moeilijk bij een bespreking van de tentoonstelling Choses tuées van gerlach en koop in de Appel niet het ontslag van de curator, Lorenzo Benedetti, te betrekken. Waarschijnlijk zal dit de laatste van de kleine reeks tentoonstellingen zijn die hij georganiseerd heeft voor dit kunstcentrum. Het bestuur verwijt hem als zakelijk en algemeen leider in gebreke te blijven, zijn kwaliteiten als curator worden desondanks onverminderd geprezen. Het nieuws heeft veel reuring doen ontstaan: het wordt onbegrijpelijk gevonden dat een curator met zoveel kwaliteit niet te behouden is binnen de Appel. Choses tuées is een voorbeeld van die kwaliteiten. Het is een gedurfde tentoonstelling die veel investering en bereidwilligheid van de toeschouwer vereist. Misschien te veel voor het huidige tijdsgewricht, waarin publieke verstaanbaarheid en bezoekersgerichtheid voorrang krijgen, en een kunstinstituut tegelijkertijd tentoonstellingsruimte én kennisplatform moet zijn. Het tekent de actuele tweestrijd tussen de meer discursieve kwaliteiten van kunst en de kunst die middels haarzelf spreekt.

Een gang langs de werken van gerlach en koop impliceert onvermijdelijk een vertraging. Het draait bij de kunstenaars om het opnieuw beschouwen van de aannames in de relatie tussen taal en datgene waarnaar het verwijst. Daartussen bestaat een verschil dat kort samengevat kan worden als een onmogelijkheid van het samenvallen van beide, of de onmogelijkheid van een herhaalbaarheid van het samenvallen. Betekenissen verglijden door de tijd, geen moment is hetzelfde. Er bestaat altijd een verval tussen beide, tussen het ding en zijn naam. Ook dat verval heeft een vorm, een volume en een materialiteit. Het verval en het daaruit volgende ‘weglekken’ van informatie zijn gegevens die gerlach en koop telkens inzetten bij het maken van werk. De wig, het (duidelijk wordende) gemis van het samenvallen van betekenis, taal en object is hierbij het instrument.

Choses tuées is een totaalinstallatie, bestaand uit een twintigtal werken, die beide verdiepingen van de Appel beslaat. Zoals gebruikelijk bij gerlach en koop bestaan de werken uit minimale ingrepen, soms slechts aanduidingen, die niet meteen hun geheim prijsgeven. Vaak zijn het sculpturaal gezien uiterst onbeduidende ingrepen, die altijd gepaard gaan met een titel in het begeleidende floorplan dat als routewijzer en als extra ruimte fungeert. De werken zijn hierin opgedeeld in twee categorieën. De eerste zijn regulier genummerde werken, de tweede categorie zijn werken van tijdelijke of van secundaire aard, aangeven met symbolische tekens. Secundair dient hier niet te worden opgevat als ondergeschikt. In de hiërarchie tussen de werken zijn ze essentieel en complementair.

Een voorbeeld van zo’n secundair werk is het werk untitled 2015, diverse locaties, de dichtgenaaide rechterbroekzak van Lorenzo Benedetti. Voor de duur van de expo zijn de rechterbroekzakken van Lorenzo Benedetti dichtgenaaid. Het is een werk waarmee de interactie met de curator als essentieel onderdeel van de totstandkoming van de tentoonstelling wordt aangeduid. Diens feitelijke, maar veranderende locatie, ook die buiten de tentoonstelling, wordt er onderdeel van. De dichtgenaaide broekzak is een aanduiden van een ruimte die er is, maar die niet beschikbaar is. Ze is niet beschikbaar voor ons als kijker – wij waren geen deelgenoot van de interactie tussen kunstenaar en curator – maar ook niet voor Benedetti als coproducent van de expositie, ze is tenslotte dichtgenaaid. De totstandkoming van het kunstwerk wordt gekenmerkt door uitwisselingen die zich aan ons bewustzijn onttrekken.

Een werk van de eerste categorie is Gombrowicz ass dat bestaat uit een bankje met zes kussens, nagemaakt op basis van foto’s van het laatste huis van de beroemde schrijver. Het verwijst naar de intrinsieke verwantschap tussen literatuur en taal enerzijds en kunst anderzijds. Zo wordt een spel opgezet tussen een lijst primaire en secundaire werken waarin de verschillende kwaliteiten van tijd, (eerste- en tweedehands) informatie, waarneembaarheid, het gemis van informatie, reconstructie, imprint en traceerbaarheid tegen elkaar worden uitgespeeld binnen het format van een installatie.

Dit gegeven is ook onderwerp van het werk Denial. Hier zijn de deuren van de Appel bij aanvang van de installatie verwijderd en opgestapeld tentoongesteld. Deze deuren zijn dus niet de doorgang geweest van de werken die de tentoonstelling vormen en ook hebben ze niet gefungeerd als passage voor de bezoekers, maar ze zijn er desalniettemin onderdeel van. De titel bevestigt dit gegeven, hoewel in de aanwezigheid en gelijktijdige metafoor van de deuren als tentoongesteld beeld dit ook weer wordt tegengesproken. De betitelde deuren zijn tegelijkertijd wel en niet de doorgang. De dubbele, onzekere status als verwijzing en als object wordt hiermee aangetoond.

Ook in het werk Execution (2014) keert die dubbelheid terug. Het is een ongeopend pak gedrukt papier, rechtstreeks van de drukker met slechts het voorbeeldblad zichtbaar. Het ligt recht tegenover een boorgat in een van de muren van de Appel. Dit opnieuw geopende boorgat werd door gerlach en koop eerder gebruikt in de groepstentoonstelling When elephants come marching in. Toen werd dit gat ook al door hen hergebruikt: oorspronkelijk was het van een nog eerdere expositie van een andere kunstenaar.

Het werk spreekt via de zichtbare tekst over zichzelf, als een fictief en toekomstig kunstwerk binnen de context van een groter historisch geheel: de context en geschiedenis van de ruimte van de Appel. Ook hier wordt de link gelegd tussen ontbrekende informatie en de realisatie van iets, desondanks of dankzij dat iets.

Bij deze tentoonstelling werd ook het persbericht aangeleverd door de kunstenaars: een formeel-poëtische tekst die een juist voorschot neemt op waar het in de tentoonstelling om draait, in hetzelfde idioom. Een persbericht dus dat niet spreekt in discursieve en informatieve toon over dat wat te zien zal zijn en daar een voorschot op neemt, maar een tekst in de taalzetting van de expositie zelf. Met het persbericht – de mediale voorwaarde van het kijken en aanwezig zijn -, vangt de tentoonstelling al aan. Dit bericht kunnen en willen lezen als een ‘werk’ is direct een lakmoesproef tot de bereidwilligheid van een kijker. Of deze nu een professioneel criticus, onbevangen kijker of een kunstenaar-collega is. gerlach en koop doen geen concessies: hier is de aanvang; de ruimte van de kunst begint niet bij de deuren van de tentoonstellingsruimte. Ze vangt al eerder aan: in ons gedeelde artistieke verleden en geheugen, onze ruimte als gedeelde werkelijkheid in taal en geschiedenis.

De totaalinstallatie geeft de indruk van een parcours van puzzels, die wanneer ze eenmaal opgelost zijn, een gevoel van leegte geeft. Maar wanneer een ‘werk’ opgelost is, leeg is gelezen, blijft er toch een besef over dat de puzzel zich zal herhalen. Wij zijn als mens gebonden aan het gemis. De wig tussen onze waarneming, onze taal en de objecten is een structurele toestand. De wig is onze permanente status, die alleen niet altijd zichtbaar is. Dit besef is de eyeopener van de tentoonstelling.

De wig die ongewild eveneens is aangetoond is de situatie waarin de Appel als platform zich nu bevindt. Waar het voorheen een voorvechter kon zijn voor een autonoom totaalgebeuren als tentoonstelling, de tentoonstelling als totaalinstallatie, is nu de tijd er niet meer naar deze kwaliteit alleen en als zodanig leidend te laten zijn. Deze werkelijkheid krijgt in het werk van gerlach en koop ironischerwijze gestalte.

gerlach en koop
Choses tuées De Appel, Amsterdam
12.09. – 08.11.2015

Jack Segbars

Recente artikelen