metropolis m

Hans op de Beeck
Zwart, zwart, alles moet zwart

Malevich knoopte de kleuren op en maakte in 80 x 80 cm zijn zwarte vierkant op witte oneindigheid (Zwart Vierkant, 1915). Ad Reinhardt verwees in zijn zwarte monochromen van na 1960 (1,5 m x 1,5 m) naar het object dat het doek in feite was. Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969) gaat deze dagen een trede hoger staan op de trap. Zijn nieuwe installatie vult in haar eentje een volledige museumzaal. Location (5) (2004) is ruim 21 meter lang, 11 meter breed en 4 meter hoog, betreed je lijfelijk en, je raadt het al, is volledig opgetrokken uit: zwart.

Als je binnenkomt hangen er een regenjas en een paraplu aan een kapstok; blijkbaar ben je niet de enige hier. Er klinkt middle of the road muziek uit een krakerige transistorradio. Dit is een Belgisch wegrestaurant, maar je bevind je alleen in het interieur. Als je ogen gewend zijn aan het donker zie je links het buffet van de selfservice, ontwaar je rechts bankjes en houten tafeltjes. Deze zijn in rijen achter elkaar geplaatst en bieden uitzicht op de snelweg die, ver weg, links met een bocht uit beeld verdwijnt. Oranje straatverlichting accentueert de curve van de weg, maar ook het donker waarin je inmiddels hebt plaatsgenomen.

Het geheel, weg en restaurant, maakt een desolate indruk, maar komt niet depressief over. Je voelt je vreemd op je gemak hier. Sneeuwt het buiten? De menukaart is onleesbaar, de suiker in de pot op tafel is zwart, zoals de koffie, die je niet zult krijgen. Maar de bankjes, op menselijke maat gemaakt, bieden comfort en welbehagen. Dit is juist wat je nodig hebt op een koude winterdag.

Het zwart, in Op de Beecks wegrestaurant, drukt niet op je, heeft een zweem van lichtheid die je het zwart niet toe zou dichten. Het zwart is er enerzijds om het nachtelijk landschap weer te geven, anderzijds tilt het je uit boven de eigen hachelijkheid. Het zorgt voor intimiteit, maar ook voor anonimiteit. Je aanvankelijke weerstand ertegen wordt opgeheven door de herkenbaarheid van de plek waar je je bevindt. Je hebt niet het gevoel dat je iemands privé-terrein met voeten betreedt. Dit is zo’n non-place waaraan we inmiddels gewend zijn geraakt en waar je urenlang kunt verwijlen.

In Op de Beecks werk hebben we vaker van doen met situaties waarin deze mengeling van verlatenheid en herkenning elkaar ontmoeten. Zo rijden we in een loop (Situation (1), 2000, 1 min. 30 sec.) met ons wagentje langs de schappen met snoep en sigaren van een supermarkt en caissières wachten verveeld in een identieke roze bloes. De camera rent: we hebben haast, we hebben meer te doen, zo vertelt Op de Beeck. Maar vanwaar die noodzaak? Dit is absurd. Immers er zijn geen rijen voor de kassa’s.

In Determination (1) (1996, 9 min.) zien we het blonde hoofd van een jongetje dat door de achterruit van een auto bewegingloos naar buiten kijkt. De zilvergrijze Mercedes rijdt, de ouders slaan geen acht op het kind. De jongen staart en nog net zien we onder in beeld het logo van de auto waarin hij zit. Waar gaat de jongen naartoe? Weer is er de melancholie en tristesse, vooral in het laatste beeld, en je vraagt je af waarom al die zwartheid in Ondertussen… geen vat op je krijgt. Zo is ook de film My Brother’s Gardens (2003, 37 min.) in zwarten opgezet. Maar na het zien hiervan begrijp je pas goed waarnaar je al die tijd hebt zitten kijken. Dan pas wordt duidelijk waar de zo-even genoemde lichtheid in het zwart vandaan komt, waarom je de tentoonstelling met een glimlach verlaat in plaats van met een zwaar gemoed.

My Brother’s Gardens vertelt het verhaal van drie broers, ieder van hen heeft er zijn eigen aandeel in. Scènes, broers, geschiedenissen wisselen elkaar af en volgen elkaar op. Maar meer nog dan hun afzonderlijke levens blijft je de manier bij waarop Op de Beeck deze verbeeldt. Hij gebruikt maquettes als decor en geanimeerde tekeningen. Het verhaal wordt voorgedragen, we zien de lezer in de opnamestudio, maar ook een acteur die in het verhaal Koen is, of Eric, of Mark. Hun levens vervloeien, net zoals de beelden waarin Op de Beeck ze vertelt. Zo wordt het raam van een observatorium, essentieel in de wereld van de ene broer; het raam van een restaurant of van de trein, waarin de tweede broer zit. In een volgend beeld verandert het raam langzaam in het papier waarop de bomen getekend worden die door het raam van het observatorium zichtbaar zijn. Waarna de getekende bomen weer achtergrond worden. Op deze manier worden de levens van de jongens met elkaar vervlochten, en de broers onderling verbonden.

Beeld is verzelfstandigd in My Brothers Gardens: een tekening is geen tekening meer maar een beeld waarop door middel van een volgend beeld wordt voortgeborduurd. En voordat de film deels zichtbaar voorgelezen wordt, wordt de illusie ervan verbroken. Niet zozeer de verhaallijn van de film treedt naar voren, als wel de constructie ervan: de film is opgebouwd uit het associatief gebruik van beeld.

Door zorgvuldig zijn standpunt te kiezen en te kadreren (in Determination (1), maar ook in de wegdraaiende weg in Location (5)), door het kleurgebruik, al dan niet zwart, of door middel van gekozen afmetingen, kleiner, als in zijn maquettes, of op mensenformaat, prent hij je als bezoeker zijn beelden in je hoofd. Hij schuwt geen middel of medium om je het beeld te communiceren. Het beeld van Op de Beeck is poëtisch te noemen, hierin schuilt zijn kracht. De beelden van Hans Op de Beeck blijven je bij.

Ilse van Rijn

Hans Op de Beeck, Ondertussen…GEM, museum voor actuele kunst, Den Haag

24 januari tot en met 11 april 2004

Ilse van Rijn

is kunsthistoricus

Recente artikelen