metropolis m

Henrik Håkansson

Liederen uit het woud

Tegen de licht schemerende hemel tekent zich een compacte zwerm van honderden spreeuwen af. De reusachtige, geruisloze wolk golft door de lucht. Als in een feilloos uitgevoerd ballet maken de vogels een laatste buiging om plotseling naar beneden te duiken en te verdwijnen.

De Zweed Henrik Håkansson (Helsingborg 1968) slaagt erin om reeds in de eerste zaal van zijn tentoonstelling in De Appel in Amsterdam een blijvende verrukking teweeg te brengen. Weliswaar een wat schrijnende verrukking, want in al het werk dat Håkansson toont, klinkt een wanhoopskreet van de natuur door. Een spreeuw hoort eigenlijk niet in de stad, maar weet zich als geen andere vogel aan de stad aan te passen. Daar waar een andere vogel al lang het loodje had gelegd, maakt de spreeuw zich het stadsgewoel eigen: de moderne spreeuw foerageert rond de snackbar.

Håkansson doet al jaren onderzoek naar het gedrag van kleine insecten en dieren. Zo bouwde hij in 1997 een vlinderbroedplaats voor het Scandinavisch Paviljoen op de Biënnale van Venetië. In zijn solotentoonstelling concentreert hij zich vooral op uitstervende vogelsoorten en hun biotoop. Je zou Håkansson een ‘ecologisch geëngageerd kunstenaar’ kunnen noemen. Terwijl andere kunstenaars de openbare ruimte en het vrije veld in struinen en ter plekke de ware actuele aard van kunst verkondigen, maakt Håkansson juist gebruik van het kunstinstituut en haalt hij de natuur naar binnen. De kunstenaar laat met zijn werk zien dat de romantische hang naar de natuur en de in de negentiende eeuw in gang gezette technologie, twee verwante maar onmogelijk te verenigen componenten zijn. En met dit thema, het genieten van de natuur binnen de geciviliseerde context, speelt Håkansson.

De kunstenaar laat elf werken zien. Er is een projectruimte met archief en een ornithologische bibliotheek. De zalen met installaties, filmregistraties en geluidsopnames doen je geloven dat je je in de natuur begeeft, wat in schril contrast staat tot de werkelijke ruimte. Net zo schril als de lege kooi met glimmende badkamertegels en neonlicht een thuis suggereert te zijn voor de 18 hour Bali Mynah (2002). Deze Balispreeuw hangt in een videoprojectie naast de kooi.

Indrukwekkend is de zaal die tot een oerwoud is omgebouwd. Echter enkel op ooghoogte blijft deze oase intact. Onder de boomwortels is namelijk de draagconstructie van hout en staal zichtbaar die de werkelijkheid van draden, lampen en luchtbevochtigers toont. Onder monotoon gepuf en geklik wordt de minibiotoop kunstmatig in leven gehouden. Het is alsof je de intensive care van het tropische bos betreedt. Het werk Stardust, a chorus line syndrome (2003) brengt het schrille en wonderlijk kleine geluid van een tropische vogel ten gehore. Uit de speakers van twee enorme boxen in een kraakwitte ruimte geeft dat een vervreemdend effect. Terecht, het zal niet lang duren eer deze vogel zijn laatste lied uitdraagt.

Een prachtig werk is ook de Songs from a forest without a name (2002). Dit is een eenvoudige installatie, bestaande uit een platenspeler en twee boxen. De naald botst herhaaldelijk tegen het einde van de pick-up: de plaat is afgelopen. Het staat de bezoeker vrij de naald in de eerste groef van het vinyl te zetten en meteen dan klinken geluiden uit de bossen van Thailand. Daar leeft Gurney’s Pitta, een van de meest zeldzame vogels van de wereld. De elpee bevat een geluidsopname die Håkansson van de vogel maakte. Het op vinyl vastgelegde geluidswerk wordt in stapels gepresenteerd en mag door de bezoeker mee naar huis genomen worden. De Gurney’s Pitta keert terug in de installaties Through the woods to find the forest (2003) en A tale from a forest without a name (2002/2003). Beide werken vertonen filmopnamen gemaakt in de nachtelijke bossen. In de laatste film probeert Håkansson een glimp op te vangen van Gurney’s Pitta, die steeds goed hoorbaar is, maar onzichtbaar blijft.

Vogels zingen in een kunstinstituut hun hoogste lied. Het is ook hun laatste lied. De zogenaamd echte bomen worden kunstmatig in leven gehouden. Håkansson zwaait met de camera der moraalridders en breekt daarmee, weinig subtiel, een lans voor zijn 100 Unknown Birds on Earth. Hij verstaat de kunst van het verleiden. Maar achter ieder mooi en verrassend werk zit een pijnlijke, soms cynische ondertoon. De doffe raspbeat van de pick-up naald na afloop van Songs from a forest without a name illustreert dit waarschijnlijk het allerscherpst. Ik heb de plaat maar mee naar huis genomen, als troost voor deze trieste conclusie.

Bregje van Woensel

Henrik HåkanssonDe Appel, Amsterdam

21 november 2003 tot en met 11 januari 2004

Bregje van Woensel

Recente artikelen