metropolis m

Henry Darger
Op jacht naar geluk

De Amerikaan Henry Darger is uitgegroeid tot een van de meest geliefde outsiderkunstenaars van het moment. Zijn kunst zit in collecties van Amerikaanse topmusea. Ook in Europese kunstinstellingen duikt zijn naam steeds vaker op. Wat maakt zijn werk zo aantrekkelijk?

I

Ik las ooit ergens dat New York iedere dag het volume van het Empire State Building aan afval produceert. Ik ben er nooit bovenop geweest (op het gebouw), maar ik stel me voor dat je de blauw/wit/zwarte kleurvlakken van de vuilniszakken, de stukken karton en een enkel afgedankt matras duidelijk kunt ontwaren vanaf deze hoge uitkijkpost over de stad. Terug op straatniveau blijken de zakken bij elkaar een aanzienlijke massa te hebben, en stapelt het karton zich op tot de hoogte van passerende voetgangers. Het heeft iets levendigs, deze berg vuilnis die zich opeenhoopt na een lange dag van consumptie en hard werken ̶ en daarbij doel ik niet alleen op het feitelijke leven (van ratten, muizen, kakkerlakken en ander gespuis) dat zich schuilhoudt in deze rommel. Vuilnis bevat nog iets anders, iets met een mysterieuze aantrekkingskracht. Het heeft de aura van de huishoudens die deze troep tot troep hebben gemaakt, en attendeert ons op de privélevens van anonieme bewoners in nabije appartementen. Het herinnert je eraan dat je hier, in straat x of y, niet alleen bent: we zitten hier samen tot over onze oren in, al is het maar in de ongedefinieerde resten van leven, bijeengebracht in onze collectieve afvalhopen.

Vuilnis is het overschot aan stedelijke buzz, het afval van een land, het residu van zijn cultuur. Daar kan aan toegevoegd worden dat afval een typisch Amerikaans ‘luchtje’ heeft (vergeef me de woordspeling), met de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring als oorsprong. Eigen aan het onvervreemdbaar recht van de Amerikaan om zijn of haar geluk na te streven ̶̶ de nationale zegen op eenieders pursuit of happiness ̶̶ is het volslagen wensdenken dat geluk een bereikbaar streven is en dus voorhanden, als ware het een product. Ziehier kapitalisme. (En ziehier de hedendaagse pseudoreligieuze therapiecultus en acute farmaceutische verlichting in de vorm van verscheidene pillen.) Inherent aan dit naïeve maar bewonderenswaardige geloof dat geluk ergens op ons wacht, is de morele verplichting om zich te ontdoen van alles wat dit optimistisch oogmerk zou kunnen hinderen. Een waardevolle Amerikaanse les: geluk is niet alleen de som van alles dat goed en plezierig is, maar ook de aftrekking van datgene (depressie, een echtgenoot of een oude versie van een iPhone) dat zich tegen ons kan keren in ons verlangen om nog lang en gelukkig te leven, en wel nu. Genot wordt een doel op zich. In een samenleving die geluk aanprijst via die andere fundamentele culturele en economische boodschap, namelijk het verdienen en uitgeven van geld, in een consumptiecultuur die meer produceert dan het ooit kan verorberen, is er simpelweg een heleboel dat kan verrotten.

II

Hier treffen we iets waar Henry Darger (1892-1973), alleenstaande blanke man, conciërge, wees en inwoner van Chicago, obsessieve tekenaar/schrijver, naar verlangde in zijn zoektocht naar geluk. In zijn dagboek schrijft hij: ‘Moet meer talent en inspiratie zien te verkrijgen, en om betere inspiratie te vinden, moet [ik] kinderen adopteren om mij te inspireren.’[1] Het zal de oplettende lezer niet ontgaan dat kinderen hier het middel zijn tot een doel ̶̶ de veronderstelde partners-in-pleasure van de American Dream. Als je de mening bent toegedaan dat dit een weerzinwekkend gevolg is van een opportunistische consumentenideologie, mag ik je er dan aan herinneren dat je, indien je van mijn generatie bent, wellicht (zoals ik) menig kerstavond voor de televisie hebt doorgebracht, met een kinderlijke affectie voor een roodharig weesmeisje dat zich al zingend een weg baant in het groeiend geluk van haar adoptievader. Een memorabele scène is die waarin Warbucks bediendes zich te goed doen aan een ‘zing-en-dans-maar-mee festijn’ van genot om het ‘krijgen’ van Annie, alsof ze een cadeau onder de kerstboom is: ‘We’ve got Annie! We’ve got Annie! She’s like the shine on your shoes/ or hearing a blues that is great/… makes you relax, like a big tax/… repaid!’) De bottom line van dit Hollywood-uitstapje is dat het te gemakkelijk is om het verlangen van een eenzame man naar een levend object ter inspiratie af te doen als een waanidee van een zieke of zwakke geest. (Darger bracht een aanzienlijk deel van zijn jeugd door in een opvanghuis voor zwakbegaafde kinderen, aangezien, zo werd hem verteld, ‘hij zijn hart niet op de goede plek had zitten.’)

Er is veel gezegd over het weinige dat bekend is over Henry Dargers leven. Synopsis: kluizenaar met ‘zwakke geest’ leidt obscuur leven; bereidt zich op 81-jarige leeftijd voor op anonieme dood in ziekenhuis; onopgemerkt leven wordt opmerkelijk wanneer huisbaas vijftiendelig manuscript ontdekt in de woning van zijn huurder; een magnum opus van 15.145 pagina’s (waarschijnlijk de langste roman ter wereld) over een oorlog tussen kinderen en volwassenen, getiteld The Story of the Vivian Girls, in What is Known as the Realms of the Unreal, of the Glandeco-Angelinian War Storm Caused by the Child Slave Rebellion ̶ vergezeld van drie aanvullende delen met honderden illustraties van de Vivians et al. Voeg excentrieke smaak, nuance en mentale verwarring toe, en je hebt het verhaal van de troeteloutsider van de kunst, Henry Darger. Als je zijn tekeningen ziet, begrijp je waarom.

Om een idee te krijgen van wat geluk, voor Darger, zou kunnen betekenen, moeten we teruggaan naar zijn jeugd en adolescentie. In zijn memoires (een ander postuum ontdekte bulktekst, voorzien van de nietsverhullende titel The History of My Life) schrijft hij dat hij als jongetje altijd al een weerbarstige wil had, en een slechte inborst: ‘Ik was altijd erg vastberaden om mijn zin te krijgen, of anders…’ Om dit te bekrachtigen, voegt hij eraan toe: ‘Ik ben een keer in huilen uitgebarsten toen het stopte te sneeuwen.’ Wat Darger hier beschrijft, is niet zozeer een zaak van een zwakke geestesgesteldheid als een manifestatie van de ware, egoïstische aard van het kind (Freuds idee, niet het mijne). We kunnen ons afvragen hoezeer dat egoïsme wordt afgeschud in de adolescentie van Amerikaanse jongeren, die de waarde van keuzevrijheid wordt bijgebracht aan de hand van commercials, popcultuur en, ja, politiek. De Amerikaanse schrijver David Foster Wallace gaf daarop zijn treffend commentaar in een televisie-interview op de Duitse zender ZDF, in 2003: ‘Amerikaanse economische en culturele systemen mogen dan wellicht goed werken voor de verkoop van producten en voor een welvarende economie, maar zijn minder geslaagd wanneer het aankomt op de opvoeding van kinderen, of in het ons helpen elkaar te helpen leren leven en gelukkig te zijn [pauzeert, fronst] als dat laatste woord iets betekent… Het impliceert overduidelijk iets anders dan wat ik wil […]. Je ziet dat bij kinderen: het gevoel om aan iedere impuls te gehoorzamen en om ieder verlangen in te willigen, lijkt mij een vreemdsoortig geval van slavernij.’2

Geluk, zo lijkt, is geen drift, noch iets waar simpelweg mee geleefd kan worden op het moment dat het is bereikt. Het is eerder het gevolg (Wallace noemt het zelfs een bijproduct) van een levenslange gedragsconditionering en beheersing van onze impulsen en verlangens. Dat is niet bepaald de boodschap die de meesten van ons (Amerikanen, Europeanen, consumenten, beoogde doelgroep van bedrijf a tot z) graag willen horen, en al helemaal niet de les die door Darger als volwassene is opgepikt.

III

Volgens zijn memoires krijgt Dargers leven betekenis wanneer hij als tiener het opvanghuis ontvlucht en ruim 250 kilometer terugloopt naar zijn geboortestad Chicago. Onderweg is hij getuige van een storm die hij later, in zijn denkbeeldige spin-off van ware gebeurtenissen en met een Dargeriaanse morbide genegenheid voor het vernielzuchtige, liefkozend ‘Sweetie Pie’ zal noemen. Dargers storm nodigt uit tot symbolische vergelijkingen met de fantasiewereld van Oz waar Dorothy belandt door een straffe tornado ̶̶ en waarom ook niet, want Dargers fantasieën zijn onmiskenbaar gesitueerd in de voorstellingswereld van de Amerikaanse popcultuur. Darger verlangt, net als Dorothy, naar huis; naar die meest troostende en hartverwarmende plek in ieders leven. Dit geluksingrediënt is meteen ook Dargers grootste obstakel. Want wat is ‘thuis’, anders dan een lege huls, vier muren en een dak, voor een wees zonder enige familie?

In 1917 doet Darger een adoptieverzoek bij de plaatselijke kerk, dat niet gehonoreerd wordt. Darger is het unheimische figuur dat nergens thuishoort. Ongewild als kind en onwaardig als adoptievader, vindt hij zijn toevlucht in een fantasiewereld waar hij, in plaats van levende kinderen, de afbeeldingen van jonge meisjes (Shirley Temple; Little Annie Rooney; de Dionne vijfling, om er een paar te noemen) adopteert. Het zijn de beelden die de massa bedienen in kranten, advertenties en strips, die Darger uit papier- en vuilnisbakken opvist en bijeenbrengt op de muren van zijn woning. Dit archief van afgedankte beelden maakt Dargers leefruimte misschien nog niet tot een ‘thuis’ maar wél tot een Warholesque factory van beeldschone jonge meisjes, in een tijd dat Warhol zelf nog niet eens geboren was. Deze weesmeisjes, opgevangen door Darger, zouden spoedig hun herintrede doen als de met carbonpapier overgetrokken schepsels van Dargers fantasie, in verscheidene vervormingen en compromitterende situaties, dikwijls naakt afgebeeld, sommige voorzien van mannelijke geslachtsdelen, in de illustraties van de Vivians.

The Story of the Vivian Girls is gesitueerd op een onbekende planeet waar kinderen, aangevoerd door de Vivians, vechten tegen de Glandelinianen, mannen die er in de passende wolfskledij van de Geconfereerde troepen [uit de Amerikaanse burgeroorlog – red.] een praktijk van kinderslavernij en –mishandeling op nahouden. De gevechten vinden veelal plaats onder extreme weersomstandigheden (het weer en God waren Dargers enige andere passies) en lijken een welkom excuus te zijn voor Darger om zijn eigen macabere fantasieën tot leven te wekken (al was het maar op papier): ‘Kleine meisjes van 9, 8 jaar en zelfs jonger werden spiernaakt vastgebonden, terwijl een schep vol gloeiende kolen op hun buiken werd gelegd. Het ene na het andere arme kind werd aan stukken gereten, na te zijn gewurgd… Kinderen werden gedwongen om de uitgesneden harten van andere kinderen te eten… Hun uitstekende tongen werden losgerukt.’[3]

Het verhaal lijkt slechts als achtergrond te dienen voor een ‘onwerkelijke wereld’ ̶ een realm of the unreal ̶ van tweede kansen voor de verstoten beelden die door Darger zijn geadopteerd. The Story of the Vivian Girls is bovendien geïnspireerd door (of: bezield door de geest van) een beeld van een feitelijk moordslachtoffer, een vijfjarig meisje dat Elsie Paroubek heette en in 1911 door wurging om het leven werd gebracht. Het is niet zozeer het verlies van Elsie, maar Dargers verlies van haar portret ̶̶ een uitgeknipte nieuwsfoto uit de Chicago Daily News, en klaarblijkelijk de parel van Dargers beeldcollectie ̶̶ dat de razernij en gruwelijke gevechten doen ontvlammen in de wereld van de Vivians. In een soort opvoering van metafictie avant-la-lettre (het verhaal is postmodern voor het ook maar wist wat het in eerste instantie was) speculeren Dargers karakters over hun fictieve lot: ‘Dit alles gebeurt omwille van Darger en zijn verloren afbeelding: hoe is het mogelijk dat het verlies van een foto verantwoordelijk is voor deze oorlogssituatie?’, vraagt een van Dargers schepsels. ‘Dat is een waar mysterie, Uwe Excellentie, zelfs voor mij.’ Het mysterie, zo schreef Darger in zijn dagboek, ‘zal tot het uiterste gewraakt worden.’ (Oftewel, door middel van wurging, bloedbaden, en meer van het eerder genoemde geleden leed, in uiterst gedetailleerde en obsessieve teksten en tekeningen). Zijn fictieve karakters weten het, maar kunnen het niet helpen. Ze berusten in hun lot van martelaar en gemartelde. Dat is een aanzienlijke bijkomende schade voor de vermissing van één enkele afbeelding.

IV

Het probleem met Darger is dat hij ons aanspreekt, omdat hij een buitengewoon geval is. Had hij vandaag de dag geleefd, dan werd hij mogelijk van moord verdacht (vanwaar die obsessie met het slachtoffer van een onopgeloste moord?) of op zijn minst onderworpen aan de argwaan van alerte buurtouders. Gezien dat wat hij ons naliet (een blik in de duistere obsessies en gekwelde geest van een desalniettemin getalenteerde man), is het daarentegen onmogelijk om niet van deze buitengewone man te houden. Het is aanlokkelijk om over hem te schrijven met dezelfde buitenissige verwondering die zijn leven en werk tekent (Time criticus Robert Hughes bestempelde hem fantasievol als de ‘Poussin van pedofilie’ [4]), en zijn biografie nodigt uit tot mythevorming waar koortsachtig naar wordt gezocht door popartiesten en haar publiek. Het is des te verleidelijker om Darger te bestempelen als een outsider, niet alleen van kunst maar van het leven in het algemeen. Toch geloof ik dat hij geliefd en gewaardeerd is, bovenal, als een van ons.

Onder de carbonsporen van Dargers excentrieke verwondering en venijn treffen we iets ongewoon gewoons: een déjà-vu van kitscherige, vervlogen eendagsbeelden die ooit aan ons toebehoorden, niet aan hem ̶̶ zoals een half opgegeten boterham die door een dakloze uit de vuilnisbak wordt gevist en plotseling, in een kortstondig ogenblik en met een onbehaaglijk besef, onze honger doet herleven. Natuurlijk hoef je die boterham niet. Het herinnert je enkel aan een impuls die alweer voorbij is. Shirley Temple waren we wellicht alweer vergeten, maar we adoreren haar wanneer haar gemystificeerde verschijning als Vivian die oorspronkelijke vonk van ogenblikkelijke en kortstondige aantrekkingskracht doet overslaan (tekening na tekening). Zoals Darger zelf liet weten in The Story of the Vivian Girls: ‘Hun schoonheid had nooit geschilderd kunnen worden als zij in het echt waren gezien.’ Oftewel: deze illustraties vormen geen blauwdrukken van deze beeldschone ‘plaatjes’ van meisjes. Hun platte, picturale verschijning is hun pracht en praal. Een jongetje in Dargers manuscript vraagt zijn zusje, ‘Wat is verkrachting?’, waarop het zusje antwoordt: ‘Volgens het woordenboek betekent het als je een meisje uitkleedt en haar opensnijdt om de binnenkant te zien.’ Dat lijkt inderdaad het meest afschuwelijke dat deze plaatjes van gelukkige meisjes zou kunnen overkomen.

Darger joeg zijn geluk na in ons afval: in het beeldidioom van massa-entertainment dat zowel het product als het overschot is van onze eigen obsessie voor totale overgave aan kortstondig genot. Shirley’s beeltenis wordt vervangen door dat van Marilyn dat wordt vervangen door dat van Madonna. In zijn verzameling restanten van de Amerikaanse visuele cultuur wist Darger niet alleen een voorbijgaande Bildgeist te vangen. Meer dan dat nog slaagde hij erin om, uit Amerika’s eigen vuilnis, de culturele impuls tot kant-en-klaar wegwerpgeluk te delven ̶̶ de aandrift die deze afbeeldingen tot leven wekte, en direct daarna in vergetelheid. Het is dan ook niet verrassend dat Darger in zijn fantasiewereld de kant van kinderen kiest. Darger spreekt namens hen, als hij zegt: ‘De wereld was van ons, en om onze rechten te beschermen, moeten we haar aan flarden schieten.’ Deze oorlog van kinderen tegen slavernij verschilt wellicht niet wezenlijk van onze eigen dagelijkse strijd in een wereld van voortdurend verlangen. Dat is de unheimische herkenning die we aantreffen in Dargers wereld van het onwerkelijke. Daarom houden we van Henry Darger met ons hart zoals we van Warhols popconcepties houden met ons intellect.

Laatste vraag: is het ware beeld van geluk, of eerder, het najagen ervan, bedolven onder het puin, verscholen in onze vuilniszakken? Wellicht is er niemand anders dan Darger die deze vraag kan beantwoorden. Toen zijn huisbaas Nathan Lerner bij een stervende Darger informeerde naar de ontdekte manuscripten en tekeningen, en hem vroeg wat er mee moest gebeuren, antwoordde de laatste: ‘Het is te laat. Gooi het allemaal weg.’

Moosje Goosen is schrijver en kunstcriticus, Rotterdam/New York

1 Dargers citaten in dit artikel komen uit de documentaire In the Realms of the Unreal (2004) van filmmaker Jessica Yu. De publicatie van Arthur MacGregor, getiteld Henry Darger: In the Realms of the Unreal (2002) kan dienen als een naslagwerk voor uitgebreidere fragmenten uit Dargers ongepubliceerde manuscripten.

2 Het interview vond plaats in 2003 en is in zijn geheel te zien op YouTube.

3 Sarah Boxer, ‘He Was Crazy Like a . . . Genius? For Henry Darger, Everything Began and Ended With Little Girls’, in: The New York Times, 16 september 2000.

4 Robert Hughes, ‘Art: A Life of Bizarre Obsession’, in: Time Magazine, 24 februari 1997.

Moosje Goosen

Recente artikelen