Het alomtegenwoordige museum
Het alomtegenwoordige museum
Geleidelijk aan beginnen musea in de gaten te krijgen wat er met nieuwe digitale technologie gedaan kan worden. Door de verfijning van de techniek komt het museum dat altijd en overal bezocht en geraadpleegd kan worden steeds dichterbij.
De term ‘ubiquitous computing’ stamt volgens Wikipedia uit 1988 en is verzonnen door de Amerikaan Mark Weisner tijdens zijn aanstelling als chief technologist bij het legendarische Xerox Palo Alto Reseach Center. Ubiquitous computing duidt op de alomtegenwoordigheid van de computer, voorbij het desktopmodel en richting een volledig opgaan in onze gebruiksvoorwerpen. Het bekendste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk de iPhone, die de mobiele telefoon revolutionair heeft veranderd in een handzame alleskunnende computer. Maar denk ook aan boordcomputers van auto’s die de bandenspanning, het benzinepeil en de route in de gaten houden. Computers die onze koopwaren laten denken, zijn natuurlijk al een tijdje werkelijkheid (denk aan de Tamagotchi, die alweer uit 1996 stamt). Toch zijn we nog niet zover dat we via onze iPhone of Android communiceren met onze koelkast, laat staan met onze maag (iets wat mensen die zich transhumanisten noemen graag voorspellen).
Wat we wel steeds beter doorhebben, is hoe we deze technologische ontwikkeling kunnen aanwenden voor het zichtbaar en toegankelijk maken van ons erfgoed. Zo is het Unites States Holocaust Memorial Museum (USHMM) in Washington enkele jaren geleden begonnen Google Earth en Maps in te zetten om bezoekers de geschiedenis van de Holocaust beter bij te brengen, en om actuele dreigingen van genocide in kaart te brengen (zoals in Darfur). Op de site van het museum kun je door de lens van het museum reizen over Google Earth en zo de internationale crises overzien. Dit project is bovendien in samenwerking met onder meer de Verenigde Naties, Amnesty International en internationale fotoagentschappen tot stand gekomen, wat voor nog meer actualiteit zorgt.
Een ander voorbeeld van het voorbij de muren reiken van de instelling via het web is het Prado in Madrid. Ook dit museum gebruikt Google Earth als instrument, maar in tegenstelling tot het USHMM niet om via het museum in te zoomen op de wereld, maar omgekeerd om via de wereld in te zoomen op het museum. Google Earth maakt het mogelijk om werken van Velazquez, Rubens en Rembrandt te bekijken op een sterkte van 14 miljard pixels (14.000 MB!) en in te zoomen op details van meesterwerken zoals je nooit zou kunnen doen in het museum.
In Amsterdam is een groep software-ontwikkelaars sinds enkele maanden bezig met Narb, een iPhone-applicatie die bezoekers van musea in staat stelt foto’s te maken van en commentaren te leveren op de werken die ze zien. Deze worden direct gedeeld via verschillende sociale netwerken. Zo kun je vrij eenvoudig een persoonlijke route voor jezelf of iemand anders maken en deze delen en vergelijken met vrienden en vreemden. De voordelen hiervan voor musea zijn talrijk: werken komen buiten de muren van de instelling, in een meer persoonlijke context en worden gekoppeld aan andere werken uit andere musea (niet alleen lokaal of landelijk, maar straks ook internationaal). Een minder evident, maar sociaal en economisch zeer interessant en actueel voordeel is dat Narb museumbezoekers in staat stelt om hun mening te geven over de kunstwerken. De app werd geïntroduceerd tijdens de Museumnacht in Rotterdam en wordt nu verder ontwikkeld voor een aantal musea en kunstbeurzen. De ontwikkelaars hopen musea te kunnen activeren en bij het project te betrekken, zodat de database rijker wordt en daarmee aantrekkelijker voor zowel bezoekers als instellingen.
Dit zijn slechts drie voorbeelden van een uitdijend domein van nieuwe ontwikkelingen in museumland. Jaarlijks komen academici, ontwikkelaars en marketeers bij elkaar in Noord-Amerika op het symposium Museums and the Web om de laatste stand van zaken met elkaar te bespreken, producten te vergelijken en vooral in de kieren van de seminars en lezingen te dagdromen over eindeloze museosferen zonder muren, openingstijden en toegangsprijzen.
Dit ubiquitous museum – het alomtegenwoordige museum– komt steeds dichterbij en zou musea, archieven en monumenten in staat kunnen stellen om zich te bewijzen als belangrijke krachten in de met internet verweven wereld. Het museum overal en altijd, op je iPhone bij de tramhalte, in je hotelkamer in een onbekende stad, of in een verloren uur thuis op je balkon. Een sfeer waarin je je kunt onderdompelen, een historische laag die je kunt oproepen, en een zoekmachine met alle oorspronkelijke documenten die je maar kan opvragen. Het zou mooi zijn. En voor degene die gruwelt en lege zalen vreest, wees niet bang: dit scenario is een aanvulling op de bestaande praktijk, en komt rondom het museum en niet ervoor in de plaats. Het biedt een alternatieve toegang naar de uiteindelijke ontmoeting met de objecten. Een beetje zoals de navigatie die je tijdens het autorijden bijstaat. Geen slechte zet van het Stedelijk Museum Amsterdam om de voormalige CEO van Tom Tom als nieuwe voorzitter van de Raad van Toezicht aan te stellen.
Juha van ’t Zelfde is oprichter van Non-fiction, Office for Cultural Innovation, Amsterdam.
Juha van ’t Zelfde