Het depot-als-netwerk
Hoe kan ons grootste en omvangrijkste netwerk, het world wide web, ons inspireren bij het inrichten van een depot? Als we het internet als model zouden nemen voor een nieuw type kunstdepot, zal het kunstwerk worden losgebroken van beperkende ideeën op individueel niveau, en veelheid aan relaties en betekenissen verwerven.
Het instituut ‘kunstmuseum’ belichaamt een geschiedenis van verwerving, behoud, beheer en de presentatie van en het onderzoek naar de beeldende kunsten. Presentatie en educatie zijn de belangrijkste publieke taken van het museum. De overige taken vinden grotendeels achter de schermen plaats en zijn technischer van aard. Deze technische en onderzoekstaken worden overigens wel vaker nog deels ontsloten en in presentaties en in educatieve programma’s gethematiseerd. Het publiek kan daarmee inzicht krijgen in het museumbedrijf en ingewijd worden in het onderzoek, behoud en beheer van de collectie.
Ieder museum draagt specifieke ideeën over de kunst uit. Het presenteert coherente ‘verhalen’ vanuit een uniek perspectief. Een verzamelend museum breidt haar collectie voortdurend uit met aanwinsten die zij van actueel of historisch belang acht. Een wassende verzameling vormde de noodzaak voor de eerste museale depots. Er was geen ruimte meer voor een vaste opstelling, in plaats daarvan kwam er een wisselend aanbod van ‘actuele’ tentoonstellingen. Als consequentie hiervan verdween een steeds groter deel van de collectie uit het publieke zicht. Inmiddels bevindt de bulk van de museale collecties zich in het depot: hier hangen, staan en liggen de kunstobjecten, en worden ze zorgvuldig bewaard, verzorgd en (soms) onderzocht. Het depot dient de duurzaamheid en kennisontwikkeling op basis van individuele kunstwerken die het beleid inspireren, maar het publiek slechts bij uitzondering bereiken.
Het onbegrensde depot
Het museum mag dan volgens de International Council of Museums (ICOM) ‘geen grenzen kennen’ en ‘een netwerk hebben’ (oftewel: in een netwerk opgenomen zijn), bij een vergelijking tussen het museum en hét netwerk van dienst, het Internet, valt meteen op dat de redactievraag ー de vraag naar narratief, visie en naar een onderscheid tussen publiekstaken en beheerstaken ー in het Internet gefragmenteerd is. Het internet is museum noch depot, en tegelijkertijd functioneert het als beide. Het ontbeert een inhoudelijk sturende autoriteit; het is een wereld, geen instituut. Het herbergt geen verzameling maar is een fijnvertakt kanalenstelsel tussen miljarden inhoudelijke fragmenten die ieder zelfstandig auteurschap, visie, redactie en een coherent publicatiebeleid kunnen tonen. Het netwerk transporteert niet alleen informatie maar schept ook verbanden en linkt fragmenten aan wederzijdse relevantie. Zodra een fragment ‘ontkoppeld’ raakt, dat wil zeggen dat er geen links meer naar verwijzen en het geen links naar andere fragmenten heeft, wordt het onbereikbaar en maakt het de facto geen deel meer uit van het netwerk.
In de vroege jaren negentig werd over de komst van een ‘informatiesnelweg’ gesproken, waarbij werd verondersteld dat de functies van het internet gemodelleerd zouden worden naar die van de dagelijkse werkelijkheid. Het omgekeerde geschiedde. Het internet heeft met haar oneindige opslagruimte, beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie onze omgang met de werkelijkheid, zoals het lang heette ‘met een sneltreinvaart’ veranderd, tot het punt waarop de scheiding tussen werkelijkheid en netwerk zijn relevantie heeft verloren. Het netwerk is een intrinsiek onderdeel van onze werkelijkheid geworden: een werkelijkheid gemodelleerd naar het internet. Vanaf dat moment verwachten we dat de trein met informatiesnelheid rijdt.
We benaderen en waarderen de dagelijkse werkelijkheid op informationele functies, zoals selectie, beschikbaarheid, reproduceerbaarheid en snelheid. Auteurschap en redactie worden ten dienste gesteld van de vindbaarheid van informatie, samengevat als ‘SEO’, Search Engine Optimization. Hierbij wordt ieder fragment van meta-informatie voorzien: met hashtags gelabeld, gelinkt ー alles om het kennisobject te kunnen traceren, valideren en legitimeren. In een netwerk voegt iedere link informatie toe. Het verrijkt gelinkte fragmenten met elkaar, voegt ze samen in een nieuwe context. Het netwerk zorgt er in technische zin uitsluitend voor dat de link ‘werkt’, oftewel een verbinding legt en behoudt. Inhoudelijk faciliteert het netwerk een enorme aanwas aan kennis en emotionele waarde bij de fragmenten die het verbindt. De informationele functies van vindbaarheid en zichtbaarheid zoals we die kennen van het internet, zouden het museumdepot en de daar verzamelde kennis niet alleen toegankelijker kunnen maken maar ook actualiseren: informatiever en educatiever maken. Met kennis aan de hand van wat ICOM ‘primaire bronnen’ (primary evidence) noemt, kan ook een breder publiek zich op actieve wijze een beter beeld vormen van het existentiële belang van de hedendaagse culturele productie.
‘Het collectiebeleid van een museum geeft duidelijk aan wat de betekenis van de collectie is als primaire bron. Het beleid waarborgt dat dit niet wordt bepaald door intellectuele trends of museaal gebruik. […] Musea dragen een bijzondere verantwoordelijkheid om collecties en relevante informatie zo royaal mogelijk toegankelijk te maken.’
Ethische code voor musea, ICOM, , p.13
Als ik het internet tot model voor het depot neem dan heb ik het niet over de Instagrammability van het nieuwe Depot in Rotterdam maar over een nieuw begrip van toegang tot eigentijdse kunst en cultureel erfgoed dat gemodelleerd is naar de transparante openbaarheid en de toegankelijkheid van het internet, als een internet of things waarin eindeloze dwarsverbanden gelegd kunnen worden, met alternatieve lezingen van de werken in de collectie, met persoonlijke en culturele informatie over makers, tijdperken, contexten, geschiedenissen, in al hun bevestigende of conflicterende hoedanigheid. Een open gemeenschap (op het internet ook wel een ‘SIP’, Special Interest Group, genoemd) die op zo’n manier de kunst en het kunstwerk in leven houdt, is niet per se centraal georganiseerd, divers gekwalificeerd en divers geëngageerd. Niemand heeft het laatste woord want in het netwerk bestaat niet zoiets als een laatste woord. Uiteindelijk heeft het netwerk zèlf het laatste woord, al wordt ook dit continu ge-update tot de laatste versie wanneer het de informatie die samengebracht wordt in steeds nieuwe verbanden presenteert.
Het depot-als-netwerk is een hyperdepot: het biedt volop mogelijkheden tot een spontane informatisering van individuele fragmenten. De verbanden die ontstaan construeren beelden rond beelden, rond makers, rond technologieën en media, rond maatschappelijke fenomenen en (kunst)geschiedenissen, en rond het depot als hyperinstrument dat niet tot het (nieuwe) museum dient maar tot informatieverzameling en -verspreiding, zonder centraliserend ー laat staan monopoliserend ー perspectief. Het hyperdepot plaatst het kunstwerk niet alleen buiten het museum maar ook buiten de markt. Door het werk een plaats te geven in de wereld doet het recht aan de oorsprong ervan. De levende kunstenaar brengt een levend werk in een genetwerkte openbaarheid. Een levende, onophoudelijk veranderende samenleving actualiseert het werk voor nieuwe geschiedenissen, door het met relevante ontwikkelingen te informeren.
Waar het verzamelende en presenterende instituut altijd een inhoudelijk narratief of frame meegeeft aan de tentoongestelde werken, worden ze in het depot als het ware weer uit deze museale mal verlost, op zichzelf teruggeworpen. De werken worden opnieuw een primaire bron, waarbij in de eerste plaats een utilitaire ordening geldt op basis van de gecombineerde informatie over de maker, datum van productie, techniek, genre, datum van verwerving, herkomst, mogelijke bruikleen, presentatie geschiedenis, publicatiegeschiedenis, enz. Vergeleken met een museumprogramma als geautoriseerde en geredigeerde verhalenbundel is het depot een open verzameling van culturele fragmenten in verschillende media en vormen, die een oneindige variatie aan verbanden genereert. De verzamelde culturele objecten en geschiedenissen komen, bevrijd uit het museale en kunsthistorische narratief, opnieuw beschikbaar om in nieuwe hoedanigheden te worden beschouwd. Zo’n depot brengt een polyfonie tot spreken, door in eerste én laatste instantie unieke en eenmalige werken te herduiden en te herijken aan de hand van eraan verwante informatie over ideeën, processen, productie, presentatie, ontvangst, verspreiding en publicatie. Het unieke kunstwerk-in-een-verzameling wordt in een genetwerkt verband geplaatst waarin de informatie die het werk in zich draagt zowel het netwerk verrijkt, als dat het werk zelf aan waarde wint, met informatie die al in het netwerk actief is. Het hyperdepot houdt het netwerk in stand, het netwerk houdt de kunstwerken in leven.
Het hyperdepot
Een kunstverzameling in het hyperdepot wordt beschikbaar gemaakt in een open en levende context, waarin nieuwe kennis de ruimte krijgt om tot ontwikkeling te komen. Het kunstwerk verdient deze plek omdat het een levend object is dat in vrijheid leeft, sinds het via de kunstenaar aan de wereld ontsprong. Generaties, genres en stromingen lang werd het vervolgens in leven gehouden in splendid isolation; de beschermde en selectief toegankelijke omgeving van de white cube. Deze beschermde omgeving droeg in hoge mate bij, vormde zelfs in belangrijke mate, de culturele, politieke en economische waarde van de kunst.
De ‘tempel van de kunst’ heeft het kunstwerk lang goed gediend, maar heeft het ook van buitengewoon specifieke meta-informatie voorzien en het op basis daarvan waarde toegekend. De specifieke museale omgang met de menselijke artistieke verbeeldingskracht en scheppingsdrift heeft meer dan twee eeuwen serieus en succesvol bijgedragen aan ontstaan, waardering en legitimatie van culturele productie. Dit bijzondere patronaat loopt in zijn huidige vorm echter ten einde. Het museum werd, naast presentatie-instituut, winkel, restaurant, evenementenlocatie. Daar hoeft niemand rouwig om te zijn. Zie het als een uitbreiding van het museale instrumentarium. Het instituut stortte zich wel vaker vol enthousiasme in de maatschappij. Het hyperdepot ‘tankt’ en verwerkt informatie uit de wereld, laadt er de werken mee op en informeert daarmee weer het museum, dat nieuwe inspiratie voor museale verhalen ontwikkelt.
Zo verbindt een hyperdepot de museale verzameling ook met actuele ontwikkelingen als digitalisering, informatisering, big data en Vernetzung, en met de wereldorde die met ons gebruik van deze technologieën continu herschapen wordt. Dat het daartoe een publiek niet alleen toegang maar ook auteurschap zal moeten verlenen, is een kwestie van emancipatie van alle betrokkenen. De educatieve mores van het instituut zal zich terdege geïnformeerd en kritisch moeten laten gelden. Het open depot vormt hopelijk een opmaat naar meer open vormen van kennis ー waaraan een zich steeds verder informatiserende samenleving serieus nood heeft.
Jouke Kleerebezem