Het fringe universum
Het fringe universum
Henrik Vibskov & Andreas Emenius
De Deense modeontwerper, kunstenaar en drummer Henrik Vibskov maakt sinds enkele jaren furore met spraakmakende performances waarin hij zijn modecollecties presenteert. Hij maakt zijn modellen onderdeel van surreële droomwerelden: dwalend tussen de zwarte wortelvelden of muziekfietsend in de Fantabulous Bicycle Music Factory. Samen met grafisch vormgever en muzikant Andreas Emenius werkt hij nu aan een serie autonome werken, getiteld The Fringe Projects. Het Zeeuws Museum zal voor het eerst de hele reeks tonen, te midden van museale stukken uit de collectie.
Jullie hebben allebei een eigen praktijk als respectievelijk grafisch vormgever en modeontwerper. In 2007 zijn jullie gaan samenwerken aan The Fringe Projects. Waaruit bestaat voor jullie de meerwaarde van deze samenwerking?
‘We brengen onze verschillende achtergronden in in de samenwerking, Andreas is geboren in een buitenwijk van Stockholm, Henrik komt van het platteland van Denemarken. Dit en de mix tussen grafische vormgeving en mode, ons verlangen om tussen de disciplines heen te laveren, gaf een aantal goede invalshoeken. We kennen elkaar van de kunstacademie, Central Saint Martins in Londen. Het was een spontane beslissing om met The Fringe Projects te beginnen. We besloten tien projecten te doen die in esthetisch opzicht hetzelfde thema hebben, maar steeds vanuit een andere context en inhoud vertrekken.’
The Fringe Projects zijn geïnspireerd op de performanceachtige, geënsceneerde modeshows van Henrik Vibskov enerzijds en de abstracte objecten van Andreas Emenius anderzijds. Zelf noemen jullie het ‘een serie werken dat illusie, oppervlakte en beweging onderzoekt’. Kun je hier iets meer over vertellen, wat is het principe van de fringe?
‘De fringe is op zichzelf niet interessant, het wordt pas interessant als je er herhaling of beweging aan toevoegt. We gebruiken de fringes als een soort esthetische lijm, een visuele ingang in ons universum en daarbij gebruiken we illusie, oppervlakte en beweging als algemene thema’s, maar elk project heeft zijn eigen inhoud, en het hele verhaal komt pas samen als alle tien projecten gerealiseerd zijn.’
In het kader van Fringe Projects No.6 is van jullie een foto gemaakt zittend in een boot, gekleed in surrealistische, rode kostuums te midden van een rood coulisselandschap. De foto werd gepubliceerd als de cover van Soundvenue Magazine, met als ondertitel ‘we take a boat trip through a red swamp, with references to popular culture and history’. Wat is de achtergrond van dit werk, wat inspireerde jullie?
‘Het gebruik van verschillende media – een tijdschrift, een galerie, of iets anders – is voor ons eigenlijk heel vanzelfsprekend. De vraag die jij misschien wilt stellen is: wordt een kunstwerk anders “gelezen” als het wordt gepresenteerd als de cover van een tijdschrift als Soundvenue? Dat is een paradoxaal gegeven, het beeld is minder overtuigend als cover, maar heel veel mensen zien het. In een galerie zien minder mensen het, maar garandeert de context de acceptatie van het werk als kunst.
Ik weet niet of The Fringe Projects als geheel er anders uit zou hebben gezien als we de afzonderlijke werken hadden gemaakt met alleen maar galeriepresentaties in het achterhoofd. Met Fringe Projects No.6 wilden we een zelfportret maken in ons parallelle fringe universum. Het beeld stelt een cruciaal moment voor, het suggereert het verhaal van een soort missie of worsteling die we moeten doorstaan, gedreven door obsessie, angst, wraak of gewoon nieuwsgierigheid. Het ademt een zelfdestructieve stemming uit, als het moment waarop Sigourney Weavers karakter in de film Alien op het buitenaards leven gaat jagen, of Britney Spears die paparazzi probeert te ontwijken. Maar het is tegelijkertijd ook gewoon een bootvaart in een rood moeras.’
Voor de tentoonstelling in het Zeeuws Museum werken jullie aan Fringe Projects No. 10. Hoe zal dat eruit zien?
‘We dachten eerst aan een werk waarbij het publiek door de fringes heen kan lopen; een soort tactiele ingang als metafoor van reiniging en transformatie. Het is uiteindelijk uitgemond in een installatie die bestaat uit tien ronddraaiende, pilaren bekleed met de fringes, geïnspireerd op turbulentie, een wasstraat, Paul Verhoevens Total Recall en de obsessieve omgeving van fabrieken.’
Op de tentoonstelling in het Zeeuws Museum is de hele serie The Fringe Projects voor het eerst te zien in een museale setting. Ervaren jullie dat niet als vervreemdend, aangezien de projecten in zulke verschillende gedaanten verschenen zijn: cd/muziek, video’s, objecten, zelfs als ‘een jasje’ voor een bierflesje?
‘We hebben niet het gevoel dat de afzonderlijke projecten onlosmakelijk verbonden zijn met de context waarin ze zijn ontstaan. We gebruiken de verschillende productiecontexten als triggers. Een belangrijk criterium dat we daarbij hebben is dat wij de volledige controle over een project kunnen houden. Bij de bierflesjes waarvoor we een huls gemaakt hebben was ook de vorm van de fles, het alcoholpercentage en zelfs de kleur van het bier door ons bepaald, evenals de context waarin het werd gepresenteerd. Elke project moet op zichzelf kunnen staan, maar ze vormen samen ook de verschillende lagen van een totaalverhaal. Het museum lijkt ons de perfecte omgeving om die puzzel in elkaar te gaan passen.’
Henrik, jij hebt twee modewinkels geopend in Kopenhagen en Oslo en Andreas, jij runt een design consultancy. Met The Fringe Projects bewegen jullie je vanuit het meer commercieel gerichte opdrachtcircuit naar de kunstwereld. Was dit een bewuste keuze, of bestond er voor jullie nooit een groot verschil tussen deze werelden?
‘Over een kunstwerk kun je geen compromissen sluiten, de commerciële wereld is echter per definitie gebaseerd op opdrachtsituaties en het bereiken van een overeenstemming. “De waarheid” ligt voor ons in de meer autonome kant, maar dat is wel een idealistisch standpunt. In de praktijk overlappen de werelden elkaar en begeven we ons nog steeds tussen beide. Desondanks is het een bewuste keuze om een meer autonome, compromisloze kant te onderzoeken en ons een tijdlang maar op één project te richten.’
Nick Currie, een schrijver en muzikant uit Berlijn, schrijft in een artikel in frieze dat ‘design op dit moment zijn Duchamp-moment beleeft’. Design is ‘conceptueler, speelser, meer op zichzelf gericht, minder klantgebonden, minder dociel en minder praktisch geworden’. Currie noemt verschillende redenen voor dit opschuiven van design richting de kunst. In een tijd dat computers eenvoudige ontwerpopgaven toepasbaar maken voor leken, hebben grafisch ontwerpers zich gespecialiseerd om zich te blijven onderscheiden.
‘De toegankelijkheid van de computer en de opleving van design in de jaren negentig resulteerde pas de afgelopen vijf jaar in de heruitvinding van de discipline, wat in feite veel te lang op zich heeft laten wachten. Er ontstond een meer gepolariseerde situatie waarin sommige ontwerpers zich aansloten bij de commerciële, op grote klanten gerichte genootschappen, die vaak machtig genoeg zijn om echt internationaal te gaan opereren. Anderen groeven zich juist helemaal in lokale situaties in, en volgden dus precies een hieraan tegengestelde richting. Deze laatste groep zou je nu kunnen beschouwen als de privat art army van de design discipline.
In onze huidige maatschappij wordt design geconsumeerd met het grootste gemak van de wereld, het is alomtegenwoordig. Het heeft daarmee ook aan kracht verloren. Deze leemte in combinatie met de economische bloei heeft meer status aan kunst gegeven dan ooit tevoren. Het is dus logisch dat ontwerpers die op zoek zijn naar een nieuwe identiteit, die schoen proberen te passen. Experiment, speelsheid en zelfexpressie zijn nu veel breder geaccepteerd binnen design. Maar het is ook een kwestie van definitie: wat we vroeger experimenteel design noemden, wordt nu kunst genoemd, dus in dat opzicht beleeft design ook haar Duchamp-moment. Dit gezegd hebbende, negeren we zoveel mogelijk de ruis van welke trends dan ook en willen we gewoon bezig zijn met dingen maken.’