Het Kruis van de Economie
1. Aanzet voor een materialistische theologie
De economie en het geweten koesteren al sinds mensenheugenis een lange, en vaak ingewikkelde relatie. Zo bestaat er als ideaal de gewetensvolle economie, maar haar spiegelbeeld is eigenlijk sinds de verstrengeling tussen de wereldse macht en de geestelijke macht ronduit populair te noemen : de economisering van het geweten. De film The Godfather, die deze zomer in vreemd verknipte delen op de landelijke televisie te zien was staat vooral in het teken van het laatste. Het toont voorbeelden hoe inventief de westerse mens is in het door elkaar husselen van spiritualiteit en gewetensvragen en tegelijkertijd de macht van het geld erkend. Zo is in die film in een aantal aangrijpende scènes te zien hoe de hoofdpersoon Michael Corleone in gewetensnood verkeert en zich eruit probeert te redden door zich voor een extreem hoog bedrag in te kopen in de Immobiliare, één van de grootste vastgoedorganisaties ter wereld, waar het Vaticaan een meerderheidsbelang in heeft. In een totaal absurde scène wordt uiteindelijk de hoogte van de schuld bepaald. De dialoog gaat ongeveer zo :
Kardinaal: ‘Het is eenvoudiger ‘n schuld af te lossen dan iets te vergeven: 600 miljoen dollar!’
Michael: ‘Overschat de macht van vergiffenis niet’.
Kardinaal: ‘U wordt hiermee één van de rijkste mensen ter wereld en het verleden van U en Uw familie zal worden gezuiverd. 600 miljoen’.
De bikkelharde onderhandelaar Corleone stemt uiteindelijk zwijgend in met het exorbitante bedrag van zijn aflaat. Met andere woorden, er is tussen de zakenmannen blijkbaar een wederzijds begrip over de vaststelling van de prijs van het geweten. Beidie onderhandelaars zijn postmoderne businessmen genoeg om te beseffen dat er niet gehoopt hoeft te worden op een goddelijke tussenkomst. Want sinds het moment dat het postmodernisme is ontdekt ligt de legitimiteit van morele oordelen in het optimaliseren van het systeem. Legitimiteit is een kwestie van efficiëntie. En efficiëntie kan niet bestaan zonder de daarvoor noodzakelijke vormen van terreur. Michael Corleone is daarom misschien wel de ideale Christen van de film omdat hij gaandeweg inziet dat de kruisiging en dood van Christus begrepen moeten worden als een offer dat hij de mensheid moest gunnen als afkoop van de imperfectie van zijn Vader. De bekeerling Michael Corleone schudt zijn steriele gnosticisme van zich af en knielt oprecht voor het kruisbeeld. Juist door die daad van geloof, die gesymboliseerd wordt met zijn aflaat, is de Kerk in staat de grote schurk absolutie te verlenen. De economische belangen van de Kerk zijn veilig gesteld. Het klassieke humanisme is dus definitief subcultuur geworden.
2. De bedrijfsvoering van het Fuzzy Humanisme
Dat die subcultuur inmiddels een miljoenenindustrie is geworden, is gezien het wereldleed en de bijkomende morele ontreddering niet echt verbazend. Want in de afgelopen tien jaar, misschien ingegeven door de (ook voor de kunst) verwoestende beurskrach van 1989, is in de bedrijfswereld steeds meer onrust ontstaan omtrent het ontbreken van een geloofwaardig ethisch fundament onder de gewetenloze handel van alledag. Steeds meer initiatieven zijn ontstaan die zich richten op verantwoordelijk en spiritueel ondernemen, en verlichte vormen van leidersschap. Het is inmiddels in het bedrijfsleven niet alleen chique om blijk te geven van een spiritueel leven dat het maatschappelijke functioneren voedt en irrigeert, maar het is in sommige politieke gevallen zelfs een preconditie voor een succesvolle carrière. Ook in Nederland zijn tal van organisaties en ondernemingen meegegaan in deze verlichtingspraktijk van het zaken doen.
Een terugkerend thema in de ideologische onderbouwing is de hang naar een nieuw mensbeeld gebaseerd op ‘oneness’, naar het synthetiseren van de als tegenstrijdig ervaren polen van de menselijke geest: het verstand en het gevoel. En daarnaast is er natuurlijk het holistische idee om jezelf te ervaren als deeltje in het geheel van krachten. Want als je de wereld opvat als één groot netwerk neemt het individu natuurlijk maar een heel bescheiden plekje in. Soms gaat die netwerk ideologie zelfs gepaard met het messianistisch wijzen naar de zegeningen van de nieuwe media en het internet.
Opvallend is dat het vooral de topmanagers zijn die zich laten bekeren tot dit nieuwe paradigma en zich geroepen voelen deze relativering uit te dragen als nieuw fundament van hun ethisch herbewapende onderneming. Hoe hoger men in de pikorde van bedrijven en organisaties komt, hoe groter de kans dat men te maken heeft met een leerling boeddha of bijna heilige, die afstand heeft gedaan van het aardse slijk, zichzelf ziet als ‘slechts een persoon als ieder ander’, een vechter voor maatschappelijk gedragen verantwoordelijkheid, en een toonbeeld van de succesvolle koppeling tussen leiderschap en persoonlijke groei. Het verschil met hun collega’s bij Enron en Worldcom kan niet cynischer.
Maar er is nog hoop! Nog even en de subcultuur van de morele herbewapening groeit uit tot een ware cult. Het Cup-a-Soup spotje van Sjors, de manager die zichzelf ziet als ‘inspirator’, die hele afdelingen ‘met sabbatical’ laat gaan, en die conflicten tussen werknemers oplost door ze te oefenen letterlijk door één deur te gaan, maar uiteindelijk wel autoritair de nieuwe Cup-a-Soup smaak bepaalt, laat zien dat deze tendens van de ‘humanisering’ van de ‘business’ kan rekenen op de herkenning door een bijzonder grote doelgroep die collectief tegen vieren onrustig begint te worden.
3. De Hypermoraal en het narcisme van het verloren ding.
In een vluchtig nieuwsitem konden we niet lang geleden Chris Dercon zich zien verkneukelen in een kapelachtige ruimte in zijn Boijmans Van Beuningen. De camera draaide van hem weg en we zagen een klein, knielend mini-Hitlertje devoot staren naar de muur. Net als de slechte wassen kopie van Maxima die nu in het Madame Tussaud verantwoordelijk is voor een opmerkelijke toestroom van bezoekers, was Adolfje slechts een vage afspiegeling van de monumentale historische figuur die we van de plaatjesboeken en film kennen. Maar ondanks zijn geringe postuur en slechte gelijkenis was er gelukkig zoiets als ‘aanstoot’ en ‘consternatie’, anders geen nieuwsitem. De consternatie lag voor de hand : Rotterdam had genoeg geleden onder Dercon. Onduidelijk bleef in het item of het de rechts-extremistische Rotterdammers betrof die bezwaar hadden gemaakt tegen de beroerde wijze waarop hun leidsman was gecorrumpeerd door de kunstenaar. De kunstwereld werd blij toen die de uitsmijter van het item zag: Dercon die lachend, letterlijk theatraal, de vinger doopte in de wond van het kwaad. (Iets dat hij waarschijnlijk heeft overgehouden aan de mediatraining die hij heeft genoten voor de documenta.) Want de bedoeling die aan zijn knielende kid-brother ten grondslag lag was economisch gezien natuurlijk legitiem: je maakt iets dat als object een interessant theatraal media-effect kan opleveren. Kortom: dat je als beginnend artificiële intelligentie wizzard een object maakt dat, hoewel bestaand uit dode materie, toch in staat blijkt te zijn morele vragen te stellen en geldstromen weet te mobiliseren.
Want stel je voor dat domme computers in staat zouden zijn om over dergelijke ondervragende kwaliteiten te beschikken?! De verzamelde museumdirecteuren en tentoonstellingsmakers zouden dan zonder problemen een pact aangaan met Microsoft (Bill Gates heeft destijds voor onmenselijke bedragen de schatten van het Vaticaan opgeëist). Dan konden ze nog efficiënter qua ‘digitaal vastgoed’ mede een moreel stempel drukken op de leef – en werkruimte van miljoenen. Dat zou ten slotte een ultieme schaalvergroting betekenen voor een betere omgang met de representatie van het kwaad. De begeleidende teasers van deze monsterdeal kun je nu al bedenken : ‘De musea komen niet alleen naar U toe, maar ze bieden ook een betere omgang met Uw bestanden! Uw harde schijf radicaal anders en moreel verantwoord gepartitioneerd!’
Jammer genoeg berusten deze beelden niet op de werkelijkheid, want de economie zit de kunst natuurlijk nog meer dwars. In parallel met de godsvonk die Michael Corleone op zijn knieën bracht is er in de kunstwereld een breed gedragen geloof dat er ergens ‘deep down’ in alle afwegingen van alle mogelijke deals ooit een ideale sponsor wordt gevonden. Toch overheerst in de kunstwereld de wroeging omtrent gemiste kansen en de theatrale omgang met de daaraan gekoppelde schuld.
De schuld die eruit bestaat dat kunst nooit met zekerheid weet te bepalen welk preparaat als spiritueel effect geslikt moet worden, wil ze kunnen overleven met zichzelf en de instanties die haar in leven houden. En zit er voor de kunst niks anders op om kleine kansen te benutten en te leven met de suspense dat aan alle goedertierenheid ooit een einde zal komen. Het Memento Mori van de kunst is dat zij het risico loopt om zonder een dergelijke levensschenkende chemokuur prozaïsch ten onder zal gaan.
Willem van Weelden