metropolis m

Tussen Enkhuizen en Lelystad zingen sinds kort de engelen van Moniek Toebosch weer. Van 1994 tot 2000 kon je op een speciale FM-frequentie het atonale gezang beluisteren terwijl je op de dijkweg langs het water reed. Nu is dat weer mogelijk dankzij een app. Het zouden ook zomaar zeemeerminnen kunnen zijn die ons al zingend verleiden het ecosysteem van het Marker- en IJsselmeer beter te bekijken. 

Water is een van de vier elementen die het leven op aarde vormgeven. En het is in de kunstwereld van dit moment een veelbesproken onderwerp onder kunstenaars en tentoonstellingsmakers. Het wordt metaforisch gebruikt om het fluïde karakter van identiteit, gender en cultuur te duiden. Nog veelvuldiger is water onderwerp van gesprek als het over wereldwijde ongelijkheid en de klimaatcrisis gaat. Droogte, hevige regenval en stormen, smeltende ijskappen, verstoorde oceaanstromen, verzuurde zeeën, gebrek aan drink- en grondwater, verwoestijning, overstromingen, tsunami’s: het is allemaal watergerelateerd. 

Water is de bron van al het leven op aarde. In de diepzee ontwikkelden zich de organismen tot gestalten die het land opklommen. Water is esthetisch betoverend; het glinstert en weerspiegelt. Het reinigt, lest onze (metaforische) dorst en herbergt de belofte van transformatie en wedergeboorte. Al zwemmend vervagen de contouren van je huid, versmelt je met het water om je heen, en kun je al voelend kijken, stromend denken en zien met al je zintuigen.

Er zijn allerlei mythes en rituelen met water verweven die op steeds meer belangstelling mogen rekenen in de kunstwereld. Oude legendes bieden immers manieren om anders te spreken en te denken over de crises van vandaag. Ze raken je soms op een veel dieperliggend, basaal niveau dan alarmerende wetenschappelijke studies. 

Thao Nguyen Phan, die begin dit jaar tentoonstelde in Wiels (zie recensie Metropolis M Nr 2-2020), is een van de kunstenaars die een mythische wereld oproepen om hedendaagse milieuproblematiek aan te kaarten. Bedroefd stelt ze in een interview met Ocula in februari van dit jaar dat traditionele verhalen oplossingen bevatten voor de problematiek van vandaag, maar dat die oude wijsheid vaak over het hoofd wordt gezien ten faveure van een moderne, geciviliseerde kijk op de wereld. In het videowerk Becoming Alluvium (2019) staat de Mekongdelta centraal, waar de biodiversiteit onder druk staat door economische ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande afname van slib. Phan mixt die realiteit in hervertellingen van sprookjes waarin mens, dier en water met elkaar versmelten: een inhalig prinsesje eindigt als druppels dauw op de Mekong in een beeldschone aquarelanimatie; twee broers reïncarneren in een rivierdolfijn en een waterhyacint. 

Onderstroom

Ook in het werk van Emma Talbot speelt transformatie een rol. In haar tekeningen, schilderijen en installaties raken meermaals vrouwfiguren vermengd met allerlei dieren – octopussen, vogels, draken en slangen. Door de eeuwen heen worden hybride wezens vaak als monsterlijk beschouwd. Zeemeerminnen werden bijvoorbeeld in kerken en kathedralen afgebeeld om brave burgers ervan te weerhouden bepaalde grenzen te overschrijden. Talbot geeft ze juist weer als ongenaakbaar en ontzagwekkend.  

Er gaat iets mystieks uit van haar werk waarin alle onderdelen van het leven, elke kleine gedachte en elke kleine gebeurtenis, in verband lijkt te staan met al het andere in een voortdurend voortrazende vloeiende lijn die dingen samenbrengt die vervolgens weer van vorm veranderen, zoals stenen door de golfslag van rivier of zee steeds verder slijten. In haar indrukwekkende solotentoonstelling Sirenen uit de diepte (26.10.2019 t/m 16.2.2020) in het GEM in Den Haag meanderde je als bezoeker mee met haar gezichtloze vrouwfiguren (jezelf kun je immers ook niet zien, zegt ze) in hun reis van foetus naar de dood. Een ovaalvormig plateau voerde je naar een groot centraal gehangen gordijn, dat duwde je weer een bepaalde richting op, als een levenspad van geboorte tot dood waarop wezens voortdurend transformeren langs golvende lijnen, die deden denken aan navelstrengen, vagina’s en waterrimpelingen. Al komt er geen druppel water aan te pas, haar werk roept een oceanisch gevoel op van grootsheid en verbondenheid. Het is alsof de cyclische onderstroom van het leven en het onderbewuste hier in elkaar grijpen.

De opgewekte suggestie van een dieperliggende stroming onder het dagelijkse leven was ook onderdeel van de odyssee die Laure Prouvost een jaar geleden presenteerde in het Frans paviljoen op de Biënnale van Venetië. In de centrale film They Parlaient Idéale (2019) reist een groep twintigers met een oudere vrouw en verschillende kortstondige medereizigers van Frankrijk (meer precies: een buitenwijk van Parijs) naar het Franse paviljoen via onder andere een heuveltopcafé in Vlaanderen en de kust bij Marseille. ‘Are you ready? We’re going on a roadtrip to the subconscious, you’ll be authenticals. Touching the world, feeling while thinking from the liquid depth’, lispelt Prouvost op haar kenmerkende wijze aan het begin van de film.

Een van de meest intrigerende scènes speelt zich af aan de rotskust nabij Marseille waar de zee aquamarijn-turquoise is en een van de jongens kilo’s vissen uit zijn jas laat vallen en een oudere man vertelt over zijn liefde voor de zee en zijn moeder (la mer en ma mère). Dan zingen de reizigers de verdronken vluchtelingen vanaf de rotsen toe met een diep, rollend stemgeluid. Het is een ontroerende, ijzingwekkende scène. De Middellandse Zee wordt een klotsend doodskleed dat de mensen die Fort Europa probeerden te bereiken zowel toedekt als gevangenhoudt. 

Betovering

Vaak wordt het cliché dat we meer weten van het oppervlak van de maan dan van wat zich afspeelt op de bodem van de oceaan aangehaald om te verklaren waarom de onderwaterwereld zo’n betoverende werking heeft op ons landdieren. Het heeft iets buitenaards, Other.Worldly, zoals Hanne Hagenaars haar tentoonstelling over de diepzee in het Fries Museum heeft gedoopt (open tot het einde van 2020, zie ook Metropolis M Nr 1-2020). In zekere zin is de oceaan ook buitenaards al was het alleen maar omdat wij, kieuwloze wezens, er net zoals in de ruimte afhankelijk zijn van zuurstofflessen en allerhande technologische apparatuur om in leven te blijven. Maar dat vreemde is eigenlijk ook heel nabij. 

Uiteindelijk zijn wij mensen waterige lichamen: we drinken, we plassen, we scheiden zweet, bloed en andere vloeistoffen uit, en in onze cellen is een enorm aantal liters water opgeslagen, schrijft hydrofeminist Astrida Neimanis. Wie het lichaam als poreus, lekkend, met allerlei gaten en ingangen en niet als iets autonooms ziet, kan haast niet anders dan zich bewust worden van de vele relaties die het aangaat. Haar werk is een alternatief voor wat geograaf Jamie Linton ‘modern water’ noemt: de idee dat water uniform is, altijd en overal hetzelfde. Wat wij drinken komt ergens vandaan, wat wij uitscheiden gaat ergens naartoe, het water waarmee wij ons land besproeien, ons in baden komt ergens vandaan en gaat ergens heen. En de lichamen die het water doorkruist veranderen de samenstelling ervan. Achtergebleven resten medicijnen kunnen op een ecosysteem duizenden kilometers verderop grote invloed hebben. Ver weg en dichtbij worden relatieve begrippen. Het hydrofeminisme van Astrida Neimanis poogt het water te demoderniseren, het weer iets te laten zien dat ons betovert, dat ons verwondert en ons verbindt met de wereld om ons heen. 

Ondertussen naderen in het kielzog van het stijgende water mythische figuren en legendes de kustlijn. Nieuwe voorstellingen van Mélusine, Sedna en Mami Wata verbinden ons opnieuw met het water. Zij zijn amfibische grensfiguren, zowel water- als landwezens, zowel dier als mens, gevers en nemers van leven. Ze vragen ons te kijken, opnieuw te voelen, te verwonderen en ons te bekommeren om hun habitat die ook de onze is. 

Zoë Dankert

schrijft

Recente artikelen