metropolis m

Hij wilde schrijver worden, maar werd schilder. Konrad Klapheck schilderde in de jaren vijftig een opmerkelijke serie typemachines en andere apparaten, die in hun soms karikaturale uitvergroting menselijke eigenschappen toegedicht kregen, als ware zinnebeelden van een onvervuld schrijverschap. Isabelle Sully stuitte per toeval op het werk, dat deze zomer centraal staat in een groot overzicht in Museum MORE. Ze zag er dubieuze maatschappelijke verhoudingen in gerepresenteerd, maar ook voorstellingen met emancipatoire kracht.

In de foyer van het Meertens Instituut zag ik een typemachine met dubbel toetsenbord. Ik vond het fascinerend en beeldde me in hoe twee vrouwen – historisch gezien de voornaamste gebruikers van de schrijfmachines – er naast elkaar zittend aan werkten. En ik zag hoe het in de wagen van het apparaat geklemde papier heen en weer bewoog, terwijl daarop de tekst verscheen die de vrouwen gezamenlijk bezig waren te schrijven. De geïndividualiseerde anonimiteit van het administratieve werk van de twee vrouwen werd hier naar mijn persoonlijke overtuiging vormgegeven als een collectieve praktijk.

Het schrijven wordt vaak gezien als een eenzame bezigheid, een feit dat hier bevestigd werd, omdat ondanks twee volledig functionerende toetsenborden, het apparaat bedoeld was voor slechts één gebruiker die ermee in twee talen tegelijk kon werken. Dezelfde eenzaamheid kan herkend worden in de praktijk van het schilderen, of op zijn minst schilderen zoals we het historisch begrijpen, waarbij de kunstenaar, meestal een man, bij de schildersezel zit in afwachting van inspiratie. De Duitse schilder Konrad Klapheck (1935)  bracht het schrijven en schilderen samen door in 1955 een schrijfmachine te schilderen, de eerste in een lange reeks surreële weergaven van de machine.

Ik zag Klaphecks werk een paar jaar geleden voor het eerst in het museum Kolumba in Keulen, waar de bijbehorende tentoonstellingsgids opmerkte dat de kunstenaar er als kind van droomde schrijver te worden.1 Nadat ik dit had vernomen en me in zijn werk had verdiept, kon ik zijn obsessieve relatie met de schrijfmachine niet anders dan dan op psychoanalytische wijze zien, getuigend van zijn verlangen naar het schrijverschap. Mijn interesse in de typemachine kwam en komt voort uit een eigen obsessie: een die gericht is op de mechanismen van de bureaucratie en haar streven naar objectivering van zowel de burgers die geregistreerd worden, als de administratieve medewerkers, meestal vrouwen, die zich in dienst van dit systeem inzetten.

Ik herken deze mechanismen duidelijk in Klaphecks geschilderde schrijfmachines. Elke voorstelling is te zien als een aanklacht tegen de onderdrukkende macht van de bureaucratie.​ Dit heeft een bijzonder beladen kant, aangezien Klapheck opgroeide onder een totalitair regime van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij​ (NSDAP); zonder twijfel een van de meest despotische manifestaties van het bureaucratische apparaat tot op heden.​ Ondanks de zwaarte van dat moment, neemt hij daar ook afstand van. Er is in zijn werk namelijk ook een lichtheid te herkennen, een knipoog waarmee hij zijn bespotting vormgaf.

Zijn karikaturale mechanische reproducties lijken beïnvloed door de stilistische trends en het politieke klimaat dat zich ontwikkelde tijdens zijn studietijd aan de kunstacademie van Düsseldorf van 1954 tot 1956​​. Het is de tijd die werd gekenmerkt door een door de Amerikanen aangejaagd economisch herstel (het Wirtschaftswunder) en een toenemend consumentisme. In het werk zijn de apparaten te herkennen uit de naoorlogse Amerikaanse vormgeving, de machines die bedoeld waren de mensheid vooruit te brengen, maar haar evengoed onderwierpen aan een machinaal bestaan. Bij Klapheck worden deze dubieuze dragers van de massaproductie gerelateerd aan de meer literair geïnspireerde dubbelzinnige liefde voor het object uit het surrealisme. Antropomorfe verwijzingen in de afbeeldingen en onheilspellende titels hinten op machtsverlies, waarbij elk schilderij sardonisch is vernoemd naar een autocratische figuur als waren ze personages in een sinister toneelstuk: The Monarch (1963), The Legislator (1969), The Chief (1965), The Ruler (1966), The Dictator (1967), The Emperor (1966) en The Ideal Husband (1964). Klapheck stelde dat die laatste ‘een ironische titel [is], want in de realiteit gaat het over een familietiran’.2

Klaphecks schilderij Patriarchy uit 1963 geeft een voorbeeld van deze cast van mannelijke overheersers. De typemachine op dit schilderij heeft een toetsenbord dat is verdeeld over twee verschillende compartimenten. In plaats van de typemachine te transformeren in de buitenkant van een gebouw, zoals vaker het geval in zijn typemachineschilderijen, beeldt Patriarchy het interieur af van wat een rechtszaal lijkt te zijn: een set toetsen bezet de bank die normaliter is gereserveerd voor de rechter, en net daaronder, geplaatst onder de juryleden maar alsnog op een hoge positie, zit de jury. Klapheck heeft mensen vervangen door typemachinetoetsen, en toont het patriarchaat als rechter en jury van maatschappelijke procedures. In The Legislator (1969) is de wagen van de schrijfmachine langwerpig gemaakt tot surreële proporties en afgebeeld als een arm die een fascistische groet maakt, klaar om op ieder moment de rechtsstaat te handhaven.

Een andere kijk op de potentie van de schrijfmachine wordt geboden in werken met meer poëtische titels, die interessant genoeg vaak samengaan met zijn meer rechttoe rechtaan of levensechte weergaven van de typemachine. In The Weapon of My Seriousness (1959), mijn favoriete titel van Klapheck, staat een typemachine op een prominente plaats in het midden van het kader, grotendeels op schaal, met uitzondering van een verlengd kubisch middenrif dat het toetsenbord aan de basis scheidt van het papier bovenaan. Als ik denk aan de vrouwen die de geschiedenis hebben uitgetypt, degenen die altijd in me opkomen als ik aan de bureaucratie denk, voelt dit schilderij meer als een bemoedigende knik. De vrouw die achter deze typemachine zat, wordt hier op een voetstuk geplaatst. De typemachine vormt een instrument van emancipatie, het geeft haar een stem.

Slechts een paar dagen geleden las ik een boek over de geschiedenis van de Women’s Electoral Lobby, een landelijke bottom-up organisatie die begon in het Australische Melbourne in 1978 en die een innovatieve benadering ontwikkelde om politieke kandidaten te beoordelen op hun inzet voor vrouwenkwesties. Een belangrijk kenmerk van deze benadering – die terugkijkend een belangrijke bijdrage leverde aan de grote nationale hervormingen waaronder de Sexual Discrimination Act in 1984 – was dat politieke kandidaten altijd volgens protocol werden geïnterviewd door twee vrouwelijke leden. De een zou praten, de ander zou het gesprek transcriberen. Een menselijke dubbele typemachine.

Niet toevallig vond dit plaats in de periode dat vrouwen eindelijk werden verwelkomd op het moderne kantoor, een duidelijke verbetering van de situatie van de vrouw, die gelijktijdig synoniem werd met de machine zelf: het woord ’typewriter’ werd gebruikt voor zowel de schrijfmachine als de vrouwelijke typiste.3 Maar als ik denk aan de typemachine met dubbel toetsenbord in de gang van het Meertens Instituut in Amsterdam en deze vrouwen die zij aan zij aan het eind van de twintigste eeuw in Australië collectief optrekken, is er misschien een verband te leggen tussen bureaucratische vormen van registratie en het schrijven zelf. Als zodanig, heeft mijn eerder genoemde obsessie met de bureaucratie ervoor gezorgd dat ik het administratieve schrijven nu niet alleen als beangstigend zie, zoals de blauwe envelop van de Belastingdienst in je brievenbus, maar het ook opvat als een vorm van experimenteel schrijven, een die verbonden is aan een geschiedenis van anonieme vrouwelijke auteurs die allemaal, net als Klapheck, schrijver wilden worden.

In haar boek The Undying zegt Anne Boyer over een man die ziek is door kanker dat ‘hij een boek wilde schrijven, maar niet wist hoe hij de informatie van zijn ervaring moest ordenen’. Ze maakt daarmee perfect de link tussen administratie en schrijven duidelijk, die zo als  organisatorische taken worden gepositioneerd.4 De vele voorstellen die de Women’s Electoral Lobby aan wetgevers stuurde (een ander kenmerk van hun benadering) valt zo ook op te vatten als een vorm van creatief schrijven, gebaseerd op het opschrijven van verhalende non-fictieverslagen van vrouwelijke ervaringen als een manier om te speculeren over (stel je voor) hoe de wereld anders zou kunnen zijn.

Door Klaphecks als personages vormgegeven typemachines ben ik bureaucratie gaan zien als een krachtige vorm van depersonalisering, vooral van types, zoals boven behandeld, die met plezier misbruik maken van hun door de staat gegeven positie. Denk bijvoorbeeld aan de recente toeslagenaffaire. Maar in zijn schrijfmachines vind ik ook een verdediging van het schrijven, in al zijn vormen, dat omgekeerd het licht schijnt op de anonieme bureaucraten die zijn belast met het uitwissen van zichzelf, terwijl ze anderen juist moeten profileren.

Zijn meest tedere voorstelling van een typemachine is Vocation (1959), een piepkleine schrijfmachine met maar vijf toetsen. Dit werk is veel minder spectaculair; ik wil het zelfs nederig noemen. In tegenstelling de hulpeloosheid of veerkracht in de andere voorstellingen, die grenzen aan satire, geeft dit werk een gevoel van geruststelling. Zoals de titel van het schilderij suggereert, is schrijven een waardige roeping.

Naast typemachines schilderde Klapheck op een vergelijkbare manier ook naaimachines en strijkijzers; ook producten die voort zijn gekomen uit de industrialisatie en historisch zijn verbonden aan vrouwen. Maar het is niet altijd makkelijk dit erin te zien, vooral vanwege zijn latere werk waarin hij vrouwen volkomen naakt afbeeldde. Soms krijg ik de indruk dat de vrouwenemancipatie aan Klapheck voorbij is gegaan: in een werk, getiteld The Strong Women (1961), verandert hij industriële pijpleidingen in bochtige, wulpse vrouwelijke silhouetten; in latere werken zijn naakte vrouwen op een vaak grafische manier weergegeven. Toch herken ik in Klaphecks voorstelling van bureaucratie een gevoel van solidariteit. Wanneer ik naar de schilderijen kijk zie ik niet alleen een kunsthistorisch relevante, de genres tartende praktijk, waar vooral door mannen vaak op gewezen wordt, maar ook een erkenning van de last van gereguleerde uitingsvormen en hoe het schrijven daar een uitweg aan kan bieden.

    Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

    Konrad Klapheck
    Museum MORE
    5.6 t/m 26.9.2021

    1 Pas de deux, tentoonstellingscatalogus, 2018, Kolumba Römisch-Germanisches Museum, Keulen.
    3 Mij werd opgemerkt dat het woord ‘computer’ ook notoir werd gebruikt om te verwijzen naar vrouwelijk personeel dat massaal routinematig wiskundig werk verrichtte, van het oplossen van meteorologische berekeningen voor prognoses in de jaren twintig en dertig tot het uitvoeren van decoderingstaken tijdens de Tweede Wereldoorlog, vóór de komst van de Turingmachine. Dank aan Edward Colless voor deze opmerking.
    4 Anne Boyer, The Undying: A Meditation on Modern Illness, 2020, Londen: Penguin Books, p.135.

Isabelle Sully

is kunstenaar en schrijver

Recente artikelen