metropolis m

Er zijn steeds meer leesclubjes die zich buigen over Das Kapital van Karl Marx. Nu het kapitalisme volgens sommige critici geblinddoekt afstormt op de afgrond, is de collectieve oerkritiek op dit door individueel winstbejag gedreven systeem in toenemende mate een serieus te nemen alternatief. Ook in kunstkringen. Steyn Bergs weegt enkele actuele marxistisch-geïnspireerde projecten.

Tijdens de laatste editie van de Biënnale van Venetië in 2015 ging er nogal wat aandacht uit naar een integraal uitgevoerde live-reading van de Engelse vertaling van Karl Marx’ Das Kapital. Deze voordracht van Marx’ magnum opus vond plaats in een speciaal daarvoor opgezette arena (ontworpen door architect David Adjaye), onder auspiciën van de Britse kunstenaar Isaac Julien. Das Kapital Oratorio veroorzaakte nogal wat ophef; niet omdat het werk en het dwepen met Marx’ antikapitalistische kritiek als te radicaal of te controversieel werd gezien, maar omdat men het binnen de context van een biënnale ongepast vond. Of beter gezegd: omdat men het werk niet radicaal genoeg vond. En terecht, want het ging om een dramatische en spectaculaire, maar weinig integere herwaardering van Das Kapital. Dit werd maar al te duidelijk toen Okwui Enwezor, curator van de biënnale, toegaf dat hij Das Kapital zelf weliswaar niet gelezen had, maar wel meende te weten dat als Marx nog in leven zou zijn geweest, hij niet zou willen dat het kapitalisme tot zijn eind kwam.1 En dan was er nog het feit dat Isaac Juliens video-installatie Stones Against Diamonds, die ook in dezelfde tentoonstelling te zien was, zowaar bekostigd werd door Rolls-Royce – niet bepaald wat je noemt een bastion van antikapitalistisch verzet.2

Het is natuurlijk gemakkelijk (maar daarom niet minder terecht en ook niet minder belangrijk) om kritiek te spuien op dit soort exorbitante voorbeelden van pseudokritiek die in de kunstwereld helaas schering en inslag zijn. Een stuk moeilijker wordt het wanneer je je gaat afvragen hoe je de ideeën van Marx wél nieuw leven in zou kunnen blazen. Niettemin staat Das Kapital Oratorio niet alleen en is er sinds de laatste jaren, met name sinds de financiële crisis van 2008, een hernieuwde interesse in het denken van Marx binnen de beeldende kunst. Wat volgt is niet zozeer een overzicht van voorbeelden hoe die interesse zich manifesteert (zo’n selectie zou nooit volledig kunnen zijn) maar een poging om de aanwending van het marxistische denken binnen de hedendaagse kunstproductie te analyseren.

Lezen of herlezen?

Wie zich vandaag de dag tot het werk van Karl Marx wendt, wordt voor een behoorlijke uitdaging geplaatst: hoe is een analyse van de dynamieken van de negentiende-eeuwse politieke economie relevant voor onze huidige situatie? Ook wie niet in de weerbarstige illusie verkeert dat er een onverbiddelijk causaal verband bestaat tussen boeken als Das Kapital of het communistisch manifest en de Goelag of Pol Pot, zal toch moeten toegeven dat er een vertaalslag nodig is. Wie aan het begin van de eenentwintigste eeuw Marx wil lezen moet zowel oog hebben voor wat verouderd en veranderd is, als voor de relevantie van bepaalde ideeën. Een overdreven eerbied voor de auteur – of voor de traditie van het marxisme in zijn nasleep3 – die een kritische benadering in de weg staat is daarbij niet erg bevorderlijk.

In dat opzicht is het interessant Das Kapital Oratorio te vergelijken met Alfredo Jaars installatie The Marx Lounge die in 2011 in het SMBA in Amsterdam te zien was, en waarvoor Jaar 394 boeken verzamelde die allemaal op een of andere manier met de marxistische traditie te maken hadden. Er zaten zowel historische als hedendaagse studies bij, en enkele boeken gericht op de Nederlandse context. In vergelijking met de retorische situatie van Das Kapital Oratorio, waarin Marx op een nogal autoritaire manier voorgedragen werd en bezoekers eigenlijk alleen maar mochten aanhoren, is The Marx Lounge aanzienlijk meer dialogisch. Jaars werk stond bezoekers toe de installatie in hun eigen ritme te ervaren in plaats van overweldigd te worden, en bood mogelijkheden tot gesprek en discussie. Omwille van het pluriforme, minder monolithische karakter van de installatie lijkt The Marx Lounge dan ook een veel geschikter model voor het lezen – en het vertalen van – van het werk van Marx in en naar onze huidige tijd.

Arbeid

Maar hoe werkt dat herlezen in de praktijk, en waarom zou het een waardevolle oefening zijn? Gezien het niet mogelijk (en niet wenselijk) is om hier een snelcursus ‘Marx voor dummy’s’ uiteen te zetten is het handig om te focussen op één aspect van het marxistische denken en aan te tonen hoe het revitaliseren hiervan waardevol kan zijn; Marx’ focus op arbeid en arbeidspolitiek is in dit opzicht een goed voorbeeld. Zowel voorstanders als critici van het marxisme moeten erkennen dat Marx een keerpunt vormt in het westerse denken, en dat dit grotendeels komt doordat hij in het midden van de negentiende eeuw de eerste filosoof was die besloot politiek, geschiedenis en economie niet te bekijken vanuit een zogenaamd ‘neutraal’ perspectief, laat staan vanuit het standpunt van de elite, maar vanuit dat van de arbeidersklasse, van de meerderheid van de bevolking. Een boek als Das Kapital bevat weliswaar behoorlijk speculatieve, theoretische en ondoordringbare passages over de contradicties van het kapitalisme, maar het langste hoofdstuk is gewijd aan een nogal zakelijke, pragmatische beschrijving van de pogingen van negentiende-eeuwse fabrieksarbeiders om de werkdag te verkorten en zo hun eigen uitbuiting in ieder geval enigszins in te dammen.

In een bepaald opzicht is dit hoofdstuk uiteraard zijn houdbaarheidsdatum voorbij en vallen vooral de verschillen met het nu op: bij ons in het Westen vindt nauwelijks nog materiële productie plaats, in onze postindustriële samenlevingen is werk heel anders dan Marx het omschreef, en het idee dat een werkdag überhaupt nog een duidelijk begin en einde heeft is voor velen allang een anachronisme geworden. En toch zijn alle pogingen om de overgang naar – naargelang je terminologie – immateriële, postfordistische of affectieve arbeid te omschrijven ondernomen vanuit een nadrukkelijk marxistische invalshoek. Ook feministen die tegengewicht willen bieden voor Marx’ vaak patriarchale kijk op wat arbeid is doen dat vaak binnen een marxistisch kader.4 Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat het al deze hedendaagse theoretici (ondanks hun onderlinge verschillen) gaat om het benadrukken van hoe de verschijningsvormen van werk weliswaar veranderen, maar uiteindelijk nog altijd in dienst staan van een vorm van exploitatie die in essentie onveranderd is gebleven sinds Marx’ analyse. Wat de dynamiek van het kapitalisme betreft geldt het adagium tout change pour que rien ne change, en juist daarom is voortdurende kritische (her)interpretatie zo noodzakelijk.

Hypocriet

Deze aanhoudende update van Marx’ ideeën over arbeid correspondeert met een hernieuwde interesse binnen de hedendaagse kunst voor hoe de artistieke sector zich verhoudt tot het bredere economische landschap. Sinds de financiële crisis wordt er meer en meer aandacht besteed aan het precaire bestaan van kunstenaars; exemplarisch in dit opzicht is het New Yorkse collectief W.A.G.E. (Working Artists and the Greater Economy) dat de precaire situatie van kunstenaars aan de tand voelt en actief probeert te bestrijden. Dit doen ze niet alleen door op een symbolisch niveau de werkomstandigheden van kunstenaars in de kijker te zetten, maar ook – of vooral – op een activistische manier, bijvoorbeeld door een soort keurmerk uit te reiken aan instellingen of organisaties die hun medewerkers een bepaald minimum betalen. Zeker even relevant is Gulf Labor, een coalitie van kunstenaars die opkomt voor de rechten van de arbeiders die de nieuwe Guggenheimvestiging in Abu Dhabi bouwen. Gulf Labor bekijkt de positie van de kunstwereld binnen de kapitalistische wereldeconomie – waarin alles en iedereen met elkaar verbonden is – en bouwt op die manier actief aan solidariteit tussen twee bevolkingsgroepen die op het eerste gezicht weinig met elkaar lijken te hebben, namelijk kunstenaars in het Westen en arbeiders (vaak migranten) in het Midden-Oosten.

Om nog eens terug te komen op Das Kapital Oratorio; omdat de meer hypocriete kantjes van dit project alle mogelijkheden tot oprechte kritiek zo duidelijk neutraliseerden, maakte het project in ieder geval één ding inzichtelijk: wie zich niet met het kapitalisme wil vereenzelvigen, maar toch leeft in de wereld zoals ze nu eenmaal is, kan bepaalde contradicties wellicht nooit helemaal vermijden. Dat ditzelfde dilemma echter in meerdere of mindere mate geldt voor alle kritische kunstproductie van vandaag, blijkt keer op keer opnieuw wanneer er onderzoek verricht wordt (zowel vanuit academisch als vanuit artistiek perspectief) naar hoe de kunstmarkt verweven is met de financiële sector en de financiële elite die grotendeels verantwoordelijk is voor de nog altijd woekerende financiële crisis. Niet alleen is het aantal publicaties over de medeplichtigheid van de hedendaagse kunst aan de financiële sector overweldigend (spoiler: de situatie is extreem problematisch; zo heeft Andrea Fraser zelfs kunnen aantonen dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat toenemende economische ongelijkheid evenredig is aan de groei van de kunsthandel)5, ook behandelen veel kunstenaars dit onderwerp in hun werk. Neem bijvoorbeeld het kunstenaarsduo Vermeir & Heiremans, dat sinds 2014 binnen hun artistieke praktijk een zogenaamde ‘Art House Index’ heeft ontwikkeld, een – voor kritische doeleinden gebruikt – financieel instrument dat zowel de loft als het werk van het duo ‘liquideert’ door in real time de financiële waarde ervan te meten.

Dit benadrukken van de manier waarop hedendaagse kunst haast noodzakelijkerwijs verwikkeld is met de financiële sector mag dan op het eerste gezicht weinig te maken hebben met de artistiek-interventionistische arbeidspolitiek van bijvoorbeeld W.A.G.E. of Gulf Labor, maar onder de oppervlakte zijn er wel degelijk belangrijke overeenkomsten. In beide gevallen wordt hedendaagse beeldende kunst niet gezien als een autonome, op zichzelf staande discipline of onschuldige bezigheid, maar juist als een praktijk die, omwille van haar afhankelijkheid van een kapitalistisch wereldsysteem, intiem verbonden is met grotere structurele ongelijkheden. En in beide gevallen wordt het erkennen van dit gegeven gezien als een absolute voorwaarde, of in ieder geval als het enige mogelijke vertrekpunt van waarachtige kritiek. Dit veelvoud aan hedendaagse incarnaties van het kapitalisme mag dan wel enigszins afwijken van sommige meer orthodoxe interpretaties van Marx’ denken, maar kan juist daarom als rechtmatige erfgenaam ervan gezien worden.

Allegorie van het heden

De eerste regel van Herman Gorters Nederlandse vertaling van het communistisch manifest luidt als volgt: ‘Een spook waart door Europa – het spook van het communisme.’6 Als er één aspect van het denken van Marx verguisd wordt – ook door diegenen die het met zijn analyse van de politieke economie eens zijn – dan is het wel het revolutionaire politieke programma dat hij uiteenzette. Dit is natuurlijk allesbehalve onbegrijpelijk, aangezien Marx’ voorspellingen over het communisme uiteraard niet waarheid zijn geworden, en de meeste twintigste-eeuwse experimenten met ‘daadwerkelijk bestaand socialisme’ flagrant gefaald hebben (weliswaar deels omwille van militaire interventies van buitenaf). Als er één aspect van het marxisme is dat een grondige vertaalslag vereist, dan is het de visie op hoe het einde van het kapitalisme eruit zou zien.

Dat dat einde verder weg lijkt dan ooit, is precies wat het zo urgent maakt om hierover na te denken. Reformisme is geen optie meer in een tijd waarin de tekenen van klimaatverandering samenvallen met een economische recessie die de kloof tussen arm en rijk uitdiept, zowel op een lokale schaal – zie bijvoorbeeld de precariteit bij ons in het overontwikkelde Westen – als op een globale schaal, door een op de spits gedreven neokolonialisme. Aspecten van het menselijk leven die tot voor kort nog min of meer buiten direct bereik van de markt lagen (zoals sociale interactie, kennis en creativiteit) worden in toenemende mate via digitale technologieën gekwantificeerd en in geld omgezet. En dan hebben we het nog niet over de privatisering van zowat alles wat ooit publiek of gedeeld was, de wildgroei aan patenten en monopolies in elke denkbare sector, of het feit dat regeringen over zowat de hele wereld liever miljarden uitbesteden aan het tijdelijk redden van ‘de economie’ dan dat ze bezuinigingsmaatregelen verzachten voor de bevolking.

Richting het einde van Where Has Communism Gone?, een ‘learning play’ van het Russische agitpropcollectief Chto Delat dat in 2011 opgevoerd werd in het toenmalige Amsterdamse SMART Project Space (en later in HKW in Berlijn binnen het kader van Former West), doet een personage dat geïdentificeerd wordt als het spook van het communisme op nogal dramatische wijze zijn intrede.7 Het gaat om een man gekleed in een witte pyjama; hij laat zich even door zijn medespelers op handen dragen, en komt inderdaad nogal spookachtig over. Hoewel die medespelers allerlei vragen voor hem hebben (‘Where have you been?’, ‘Can we touch you?’, ‘Are you a man or a woman?’) blijkt de personificatie niet erg spraakzaam en blijft het sfinxachtig een citaat uit Hamlet herhalen; ‘The time is out of joint’. Terwijl het figuur onbeweeglijk bovenop een stapelbed zit en sprakeloos blijft, ontstaat er ruzie over de betekenis van zijn verschijning. Die ruzie ontaardt in geweld, en daarmee eindigt abrupt het stuk. Het moge duidelijk zijn: Chto Delats toneelstuk is een perfecte allegorie van ons heden, waarin wel een behoefte bestaat aan verandering, maar waarin hoogstens nog een spook van het spook van het communisme door Europa waart. En ook ons heden heeft, ondanks alles, een open einde.

1 Charlotte Higgins, ‘Das Kapital at the Arsenale: how Okwui Enwezor invited Marx to the Biennale’, The Guardian, via: https://www.theguardian.com/artanddesign/2015/may/07/das-kapital-at-venice-biennale-okwui-enwezor-karl-marx

2 Ook een eerder werk van Isaac Julien, Playtime, werd bekritiseerd als een onsuccesvolle poging tot het in kaart brengen van de dynamieken van het kapitalisme. Zie: Alberto Toscano & Jeff Kinkle, Cartographies of the Absolute, Winchester: Zero Books, 2015, pp. 177-183

3 Filosoof Étienne Balibar karakteriseert het werk van Marx als pluraliteit aan (soms conflicterende) stellingen en doctrines die in hun geheel de filosofie als discipline overstegen, gezien ze ingezet moesten worden als instrumenten in een sociale klassenstrijd. Met die pluraliteit zijn vervolgens denkers doorheen zowat anderhalve eeuw wereldgeschiedenis aan de slag gegaan: Balibars punt is niet zozeer dat er niet zoiets als ‘het marxisme’ bestaat, maar vooral dat het concept erg veel kan betekenen, en geen eenduidig denken, noch een eenduidige politieke positie dekt. Zie: Étienne Balibar, The Philosophy of Marx, London: Verso, 2014

4 Zie bijvoorbeeld Silvia Federici, Revolution at Point Zero: Housework, Reproduction, and Feminist Struggle, Oakland: PM Press, 2012. ‘Immateriële arbeid’ is specifiek een concept van Maurizio Lazzarato en ‘affectieve arbeid’ komt van Michael Hardt; ‘post-Fordisme’ is een iets breder gedragen concept

5 Andrea Fraser, ‘L’1%, C’est Moi’, in: Texte zur Kunst 83, 2011, pp. 114-127

6 Voor de integrale tekst, zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1848/manifest/index.htm

7 De uitvoering is online te bekijken: https://vimeo.com/20148600\

Steyn Bergs

is kunsthistoricus en criticus, en werkt momenteel bij Casco – Office for Art, Design and Theory in Utrecht

Recente artikelen