Het verlangen naar alternatieve gemeenschappen
De natiestaat is niet meer wat ze ooit geweest is. Sinds de bloeitijd in de negentiende eeuw is het langzaam bergafwaarts gegaan. Zozeer, dat je momenteel zelfs van een crisis kunt spreken. In de plaats van de natie maken voortaan andere gemeenschapsvormen de dienst uit in het sociaal-maatschappelijke verkeer. Er is sprake van een zogenaamde neotribale samenleving.
Pattern Recognition (2003), de meest recente roman van William Gibson, draait om de zoektocht naar de identiteit van de ‘Garage Kubrick’, een mysterieuze filmer die ogenschijnlijk asynchrone filmfragmenten op internet publiceert. Rond de fragmenten ontstaat een cultus die niet alleen leeft in de discussiegroepen van de zogenaamde Footageheads, de fans van de ‘Garage Kubrick’. Het is een onzichtbaar fenomeen, waar de grote media geen aandacht voor hebben, maar de groep die het filmmateriaal volgt, groeit, en de Footageheads beginnen elkaar op straat te herkennen. Gibson, waarschijnlijk de meest visionaire sciencefictionschrijver van de afgelopen twintig jaar, is eindelijk gearriveerd op het punt waar de toekomst in het heden huist. En als lezer durf je met enige tevredenheid te concluderen dat het, in tegenstelling tot het gevoel van stuurloosheid dat lijkt te overheersen, best wel spannend is om aan het begin van de 21ste eeuw te leven.
Eén van de voorheen nadrukkelijke thema’s in het werk van Gibson is in Pattern Recognition verworden tot subtiele context: de natiestaat als sociale entiteit is machteloos. Waar in zijn eerste roman Neuromancer de zaibatsu (multinationals) de dienst uitmaakten, lijkt in Pattern Recognition de natiestaat gedegradeerd tot een skelet van symbolische poorten (vliegvelden) en hyperreële gebruiken terwijl de werkelijke machtsstromen draaien rond multinationals, Russische maffia en hackers. In die machtsstromen is het individu (als het niet een soort door de goden geschonken charisma heeft) stuurloos, zijn identiteit is een constructie, een semi-willekeurige assemblage van gemedieerde levensstijlen.
De natiestaat
De socioloog Norbert Elias heeft in Het Civilisatieproces (1937 – 1939) aangetoond dat aan de vorming van natiestaten langdurige processen voorafgingen om de individuele drifthuishouding te beteugelen, die in de Middeleeuwen veel directer en gewelddadiger was. Die onderdrukking van impulsief gedrag door middel van allerlei gedragscodes en culturele idealen, is door de eeuwen heen verweven met een maatschappelijke tendens naar het centraliseren van macht, waaruit uiteindelijk de natiestaat wordt geboren. Deze ontwikkeling krijgt vorm door middel van economische middelen (de invoering van een belastingmonopolie) en politieke middelen (de instelling van een geweldsmonopolie) waardoor Elias natiestaten kan omschrijven als monopolieorganisaties.
Volgens de socioloog Zygmunt Bauman wil de moderne staat op zijn meest ambitieuze en zelfverzekerde momenten universeel zijn en de maatschappij vormen aan de hand van rationele beginselen. Staatsvorming is een poging tot het elimineren van verschillen om zo een uniforme cultuur van de natie te scheppen. Het is een proces van homogenisering waarbij lokale culturen moeten wijken voor overeenkomsten op het gebied van taal, godsdienst, geschiedenis, afkomst. Pas later krijgen de natiestaten een mythologische lading door ontstaanslegendes en ideeën als Volksgeist, die aangevuld worden met symbolen als vlaggen en paspoorten.
Het proces van staatsvorming in Europa was in de negentiende eeuw tot een logisch einde gekomen met de vorming van Italië en Duitsland. Daarna hadden een reeks van gebeurtenissen een desastreuze uitwerking op de status van de natiestaat en het project van de moderniteit. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was een van de meest belangrijke daarvan en leidde tot een volgende stap in het voortschrijdende proces van monopolievorming. De natiestaat heeft de daaropvolgende fysieke en morele destructie niet meer kunnen herstellen. Uit de chaos van de Eerste Wereldoorlog vloeien twee ideologieën voort: het fascisme en het communisme, die gegoten in de vorm van nieuwe monopolies respectievelijk het verschil in ras en klasse op internationale schaal willen bestrijden. Met het rationeel inzetten van irrationaliteit en het scheppen van een technologische infrastructuur voor de moedwillige vernietiging van verschil eindigt de ooit zo optimistisch stemmende moderniteit in de concentratiekampen. In de naoorlogse periode zag het communisme kans een machtsblok te vormen dat een tijdlang (in die dynamiek van de Koude Oorlog) werkelijke successen boekte, totdat het niet meer de concurrentie aankon met de subtiele verschuiving die het kapitalisme maakte richting een consumptie-economie. Waar het fascisme en het communisme faalden lijkt het tegenwoordige neoliberale kapitalisme te slagen: de natiestaat wordt definitief ondermijnd. De opkomst van internationale markten met een snelle beweging van kapitaal en informatie maakt de natiestaat poreus. Zorgvuldig gevormde nationale culturen worden doorkruist door de opkomst van de televisie en popcultuur. Centrale machtsmonopolies vervloeien al dan niet vrijwillig tot alternatieve machtsblokken van multinationals, criminele organisaties en in het specifieke Europese geval: de Europese Unie. Er is sprake van constante beweging zonder morele of esthetische verankeringen.
Het belang van etniciteit
De teloorgang van de natiestaat is niet onproblematisch. Allereerst is daar de ontmanteling van de verzorgingsstaat ten behoeve van een gecoördineerd Europees economisch beleid en een monetaire unie, in combinatie met de algehele tendens tot economische liberalisering met het oog op een ‘vrije’ wereldeconomie. Met een pijnlijke logica lijkt ook het geweldsmonopolie van de staat op losse schroeven te staan. De circulatie van wapens is zorgwekkend, maar in feite minder problematisch dan de veranderde drifthuishouding, waar fysiek geweld in het alledaagse leven een grotere rol is gaan spelen. En laatste probleem is dat met het wegvallen van de natiestaat etniciteit een belangrijke en onvoorspelbare factor wordt.
Dit belang van etniciteit is begrijpelijk aangezien de vraag ‘wie ben ik?’ een heel menselijke is. Een vraag die met het wegvallen van de nationale identiteit, hoe mythisch en oppervlakkig deze ook is, alleen maar belangrijker wordt. Maar is het niet zo dat etniciteit altijd teruggrijpt naar het verleden, waardoor de mythe van een nationale identiteit wordt vervangen door micromythes, die in de mist van het verleden zo onduidelijk zijn dat ze haast willekeurig kunnen worden ingevuld? Binnen de Europese Unie is etniciteit als socialiserende factor nooit gestimuleerd, in het voormalig Joegoslavië is zij definitief buiten spel gezet als zijnde een magneet voor potentiële rampspoed. De logische tegenhanger van etniciteit, een overkoepelende Europese identiteit is vooralsnog een toekomstdroom.
De vraag ‘wat betekent het om Europeaan te zijn?’ is er een die te weinig wordt gesteld door individuen, die te weinig directe neerslag heeft op het dagelijkse leven en die bovendien te complex is om definitief te beantwoorden. Het is niet meer mogelijk om de constructie van zo’n identiteit als een maatschappelijk project op te vatten. De overkoepelende identiteit heeft geen plaats in de 21ste eeuw van fragmentatie, routineuze grensoverschrijdingen (van geld, lichamen en ideeën) en versnelling. Maar is er nog een alternatief?
Neotribalisme
Het valt natuurlijk nooit uit te sluiten dat er de komende eeuwen een dusdanige impuls aan een nieuw civilisatieproces wordt gegeven, dat een werkelijk geünificeerd Europa ontstaat met inwoners zich Europeaan voelen en zich aan een groot aantal gemeenschappelijke waarden hechten. Maar wie realistisch is, ziet in Europa een verzameling oude machtsmonopolies die te gefragmenteerd zijn om ooit een eenheid te scheppen. Zelfs de angsten van cultuurpessimisten dat massamedia, consumptiecultuur en technologisering een uniforme cultuur zouden vormen zonder ruimte voor individualiteit (in wezen een vorm van de moderne wensdroom), zijn niet uitgekomen. Kapitalisme in haar consumptiefase leeft van verschil, van continue vernieuwing en in die stroom worden identiteit en gemeenschapsvorming meegesleurd.
Over het model voor die nieuwe sociale dynamiek is door de Franse socioloog Michel Maffesoli getheoretiseerd onder de noemer van het ‘neotribalisme’. Stammen (tribes) zijn netwerken van individuen die een sociale rol spelen. Waar de stammen van de oudheid echter werkten met strikte regels over lidmaatschap (en het opheffen daarvan), die weinig ruimte lieten voor individuele keuzes, zijn de nieuwe stammen ‘open’. Het opzeggen van het lidmaatschap is vaak niet meer dan een kwestie van niet komen opdagen en zelden zullen de equivalenten van een initiatierite plaatsvinden. Het gaat om tijdelijk samenzijn, waarvoor Maffesoli de termen ‘socialité’ en ‘proximité’ lanceert. Volgens Maffesoli bezit het fenomeen een karakteristieke vloeibaarheid: individuen kunnen probleemloos van stam naar stam overstappen al naar gelang hun tijdelijke interesse. Ze kunnen er zelfs meerdere lidmaatschap van verschillende stammen tegelijk op nahouden. Er is bovendien een extra dimensie omdat de stammen ook overlappen in de publieke interactie waardoor een netwerk van netwerken ontstaat. Dit metanetwerk vormt een sociale orde die in tegenstelling tot die van de moderniteit niet van bovenaf wordt geïmplementeerd, maar verschijnt vanuit de massa.
Maffesoli benadrukt de sleutelrol van de lokale ruimte voor socialiteit: de plekken waar communicatie plaatsvindt, de publieke sfeer, omschrijft hij als de genius loci. Het is belangrijk om een tweedeling aan te geven in de mogelijke vormen die nieuwe gemeenschappen kunnen aannemen. In de eerste, oorspronkelijke vorm zijn de neotribale gemeenschappen per definitie gesitueerd in de bovengenoemde lokale ruimte. Het is een samenzijn van lichamelijke nabijheid, van zichtbaarheid in tijd en ruimte. Voorbeelden hiervan zijn demonstraties, voetbalwedstrijden, housefeesten (letterlijk in Maffesoli’s woorden ‘laboratoria waar men werkt aan alternatieve waarden voor het moderne ideaal van controle van het zelf en de wereld’), tentoonstellingen, ramptoerisme, Dungeons & Dragons, pretparken, maar ook minder spectaculaire vormen als beurzen voor postzegelverzamelaars. Dit tribale samenzijn heeft zich bewezen als een succesvolle manier om gemeenschappen te creëren die naar eigen inzicht denkbeeldig, esthetisch, alternatief of moleculair kunnen worden genoemd. Wat die groepen in ieder geval verbindt is het negeren van de totaliserende werking van de natiestaat. Het skelet van de natiestaat kan weinig anders dan deze gemeenschapsvormen accepteren en waar mogelijk terugvallen op surveillance, bureaucratisering en institutionalisering om excessen in te kaderen. Die logge sociale technieken zullen het neotribalisme weinig pijn doen, hoogstens zorgen ze voor een interessante dynamiek tussen sociale beweging en structuren, open stromen en inkapselingen.
Technologische socialiteit
De tweede vorm van neotribalisme gaat een stap verder, zij is ontlichaamd, lost de eenheid van tijd en ruimte op. De geografische plek waar men zich bevindt, wordt niet irrelevant, maar heeft in de loop der tijd veel van haar waarde verloren als bron van identiteit. Dat met name in grote steden bewoners van een straat compleet langs elkaar heen leven is vaak geanalyseerd als een symptoom van ‘te ver doorgeschoten individualisering’. Er is daarnaast ook een radicale technologische socialiteit ontstaan waarvan de mobiele telefoon (als McLuhaniaanse extensie van oor en mond) misschien de meest populaire uiting is en internet de meest intrigerende. De ontelbare gemeenschappen van internet zijn letterlijk een niemandsland, per definitie voorbij grenzen. Waar voorheen geïsoleerde individuen wel degelijk een zelfde subculturele interesse konden bezitten, zonder ooit een gemeenschappelijk gevoel te kunnen vormen voorbij een abstract idee van de volgers of fans van een bepaalde artiest, biedt internet de mogelijkheid om gelijkgestemden bij elkaar te brengen.
Het discussieforum als virtueel dorpsplein is jarenlang het meeste succesvolle format gebleken om een online genius loci te vormen. Er zijn bovendien intrigerende veranderingen aan de gang die het online neotribalisme verfijnen. Als voorbeeld wil ik hier het fenomeen van de muziek-weblogs gebruiken, een voorbeeld dat mooi de spanning symboliseert tussen nieuwe socialiteit en verouderde structuren, in dit geval de wankelende muziekindustrie als complex van platenmaatschappijen, winkels en tijdschriften. Weblogs hebben razendsnel een ontwikkeling doorgemaakt van veredelde dagboeken naar eenmanstijdschriften, die in hun eenvoud van opmaak, waarbij tekst altijd centraal staat, iets van de do-it-yourself geest van punk doen herleven. Wat de muziekblogs zo fascinerend maakt, is dat de losse verzameling eenzame, semi-narcistische stemmen in de digitale nacht zich in razendsnel tempo met elkaar is gaan verweven om een zogenaamde blogosphere te vormen. Blogs zijn genereuze ideeënlaboratoria met verbazingwekkend uiteenlopende stijlen en invalshoeken.
Het aantal muziekblogs groeit zo sterk dat er een omslagpunt lijkt te ontstaan: het schrijven over muziek vindt vaker online plaats dan in tijdschriften met hun ruimte gebrek, de angst voor de capaciteiten van lezers, obsessies met het verleden, afhankelijkheid van de muziekindustrie en hun lage maatschappelijke status. Maar de blogosphere staat niet op zichzelf, de informatiestromen zijn veelvoudig: van een eenvoudige update lijst van de belangrijkste blogs (Alex’s watchlist) tot de onuitputtelijke feitenverzamelaar van nieuwe releases (DJ Martian), van het enorme discussieforum I Love Music tot de collectieve essaysites van Freaky Trigger en De Subjectivisten. Daarnaast staat dan weer een mp3 ruilprogramma als Soulseek, waar de te discussiëren muziek razendsnel circuleert zodat iedereen in principe in staat wordt gesteld om te participeren.
Diepe connecties
De blogosphere zou kunnen dienen als succesvol model van een sterke socialiteit, ook al is zij ongepland door zoveel individuele beslissingen opgebouwd, dat het vrijwel onmogelijk is haar te reproduceren. Toch rijst de vraag of de blogosphere zich op dit moment niet op het toppunt van haar kunnen bevindt. Het neotribalisme leeft van enthousiasme, van een belofte van gemeenschap, die vervolgens uiteenvalt. Bloggers zijn gevoelig voor een nieuwe vorm van burn-out, een verlangen naar een terugkeer van het leven voordat de blog alles leek te gaan overheersen. Het bloggen stoort langetermijnprojecten als een boek schrijven. Dat inspireerde William Gibson op zijn weblog tot het beeld van ‘a kettle failing to boil because the lid’s been left off’.
De momenten van samenzijn zijn cyclisch, er is geen progressie, er is te veel beweging om structuren op te richten. Het schoolvoorbeeld van dit onvermogen is de manier waarop de waarschijnlijk meest heftige vorm van socialiteit in recente tijden, de nasleep van de moord op Fortuyn, verwaterde. Met de teloorgang van de natiestaat is ook de revolutie op diezelfde schaal verdwenen, zoals ook klasse niet meer een determinerende rol speelt maar gereduceerd is tot een residu, een na-effect van tijdelijke microrevoluties. En toch, er is iets waar niets was. Inmiddels sluimert het gevoel dat de voorheen ondoordringbare machtsclusters van politiek, justitie, bedrijfsleven en media visieloos ronddolen, op zoek naar nieuwe grenzen, allianties en vooral een richting. En dat terwijl zij ondertussen juist onbeholpen betekenisloze gaten produceren in een poging om nieuwe ontwikkelingen af te remmen. In dit vacuüm wordt het model van de weblog al snel gepropageerd als gereedschap om het individu mondig te maken en participatie in democratische processen te stimuleren. Een concept als Indymedia, het netwerk van alternatieve nieuwsmedia, dat zichzelf in talloze landen vermenigvuldigt, is op gemeenschapszin en actieve deelname gebaseerd. Het brengt onafhankelijk nieuws waarover direct gediscussieerd kan worden en is een mooi initiatief in die richting. Bovendien bezit Indymedia een beweging uit het virtuele naar ‘de straat’. In het neotribalisme zit een droom besloten van nieuwe maatschappijvormen, nieuwe vloeibare structuren met een hogere graad van deelname, die vraagt om deze diepere connecties tussen virtuele gemeenschappen en het alledaagse leven. Hoe blijft een vraag van de praktijk van morgen: de toekomst is meer dan ooit onzichtbaar.
Verwijzingen
DJ Martian: http://djmartian.blogspot.com/I Love Music: http://ilx.wh3rd.net/newquestions.php?board=2Freaky Trigger: http://www.freakytrigger.co.uk/De Subjectivisten: http://www.subjectivisten.org/Alex’s watchlist: http://freshblogs.com/farm/index.cgi?uid=300&wid=350
Omar Muñoz-Cremers
is schrijver en socioloog