Hoe willen we geregeerd worden?
Hoe willen we geregeerd worden? Foucault inspireert tentoonstellingspraktijk
In april opent in Witte de With de tentoonstelling Be what you want but stay where you are, de laatste aflevering uit de serie Die Regierung van Roger M. Buergel, Ruth Noack en studenten van de universiteit Lünenburg. Co-curator Sophia Prinz gaat dieper in op het begrip dat ten grondslag ligt aan deze tentoonstellingsreeks: gouvernementalité van Michel Foucault.
Michel Foucaults kritiek op de macht fungeert al lange tijd als een belangrijk theoretisch instrument bij de analyse van het heden in cultureel en politiek opzicht. De discussie beperkt zich doorgaans tot de kwestie van de structurele onderwerping van de mens aan een moderne disciplinerende macht. Maar heeft het bij de vervlakking van hiërarchieën in de hedendaagse neoliberale economie nog wel zin te spreken van het paradigma van de disciplinering van de rede? Al midden jaren tachtig kondigde zich de huidige crisis van de welvaartsstaat aan, en werd dit model van sociale zekerheid verdrongen door de neoliberale oproep tot meer eigen verantwoordelijkheid. Vanwege deze omwenteling lijkt het weinig zinvol vast te houden aan Foucaults oude idee van macht. Daarvoor in de plaats introduceerde hij al in de jaren tachtig het begrip gouvernementalité, dat de aandacht vestigt op minder directe vormen van regeren of sturen. Regeren wordt erin voorgesteld als een vorm van handelen die het handelen van anderen mogelijk maakt.1
Dat het kunstwetenschappelijk discours zich niettemin op Foucaults oude machtstheorie bleef concentreren, is terug te voeren op het feit dat hij in Discipline and Punishment een op het zichtbare gerichte machtstechnologie in het centrum van zijn analyse heeft gesteld: de panoptische blik. Dit idee van totale zichtbaarheid, dat voor de kunst een zeer bruikbaar en inspirerend gegeven is gebleken, krijgt in zijn latere analyse van de macht geen expliciete vermelding meer. In vergelijking met de machtstheorie van het panopticum is gouvernementalité zelfs nog nooit grondig beoordeeld op zijn consequenties voor de artistieke productie, de praktijk van het maken van tentoonstellingen de alledaagse blik.
Het begrip regeren in de zin van Foucault heeft geen betrekking op een abstracte bovenbouw in een staat, noch op het concrete beleid van politieke partijen. Het gaat Foucault erom afstand te nemen van de personificaties van de politiek, die ons de indruk geven dat de macht samenvalt met de heerser of heersende klasse. De macht van gouvernmentalité wordt niet exclusief door een persoon of een groep bezeten, maar staat open voor alle regionen in het sociale leven. ‘Laten we even terugkeren naar de definitie van de uitoefening van macht als een manier waarin bepaalde gedragingen andere handelingen structureren. Een machtsrelatie wordt daarom getypeerd als een methode om actie op actie te stapelen. Waarmee wordt bedoeld dat machtsrelaties diepgeworteld zijn in het sociale netwerk van de maatschappij. Ze worden niet van bovenaf bepaald, als een soort toegevoegde structuur aan de samenleving, waarvan men hoopt dat die ooit zullen verdwijnen.’2
Binnen de historische ordening van gouvernmentalité worden slechts bepaalde handeling- en denkwijzen als zinvol gezien, terwijl andere betrekkingen onzichtbaar blijven. Het in-de-wereld-staan is een essentiële eigenschap van gouvernementalité: weten, macht en subjectiviteit formeren zich in een onderling verband. Mensen worden in zoverre door deze verhoudingen in het (politieke) leven geregeerd, dat men per moment en locatie slechts een beperkt repertoire van handelingsopties ter beschikking staat.
Ook het Nederlandse model van tolerantie kent deze beperkingen en toont zich in die zin een indirecte vorm van regeren, want enerzijds erkent het, heel politiek correct, het algemeen aanvaarde humanistisch ideaal, anderzijds is het, heel politie incorrect, een werkzame methode om potentiële conflicten onder een laag van multiculturele consensus te doen verdwijnen. Dit voorbeeld geeft aan dat elke individuele handeling een vorm van regeren wordt als ze zichzelf of anderen, die met elkaar een overtuiging delen, aan wenst te voeren. Regeren is daarom niet slechts een zaak van een parlementaire bureaucratie, er moet van worden uitgegaan dat er geen private handeling is die uiteindelijk niet ook een vorm van regeren is.
Het beeld van een volledige gouvernmentalité in het leven zou een redelijk troosteloos scenario bieden, als dit niet tegelijkertijd het tegendeel in zich zou bergen. Juist omdat het indirecte beleid van de regering het handelen van mensen niet volledig bepaalt, maar deze handelingsmogelijkheden slechts begrenst, draagt het de kiem in zich van een eigen revolutie. Volgens Foucault beschikken mensen over de relatieve vrijheid zich van meer of minder machtsconforme verhoudingen te onderscheiden. Ook een tegendraads beleid, het protest van binnenuit, is een handelingswijze die op het handelen van anderen door kan werken en is dus een vorm van gouvernementalité. Een productief ‘anders-handelen’ krijgt zo altijd iets van een regeringshandeling – ook wanneer die kritisch is. Of om in Foucaults eigen woorden te spreken: kritiek is de kunst om niet heel erg geregeerd te zijn.3
Ook al bespreekt deze korte inleiding maar een paar facetten van de theorie van Foucault, er kan wel alvast een blik geworpen worden op de esthetische dimensie van het begrip gouvernementalité. Foucaults antinormatieve begrip van de ‘kritische handeling’ is te verbinden met Kaja Silvermans theorie van de ‘productieve blik’. In haar psychoanalytische theorie definieert Silverman het zien als een actieve handeling die door de mens zelf beïnvloed kan worden.4 Volgens Silverman volgt de individuele blik het mechanisme van de collectieve blik, die op zijn beurt weer onderworpen is aan historische ontwikkelingen. Zoals Foucault ervan uitgaat dat een kritische houding ook altijd een historische is, zo identificeert Silverman het culturele ‘beeldscherm’ als een vlak waarop een actief ‘anders zien’ werkzaam kan worden.
Men kan zich echter ook nog iets veel wezenlijker afvragen – en dat is hier wellicht de meest aantrekkelijke variant: laat de functioneringswijze van de politieke verhoudingen zich überhaupt onderscheiden van de strategieën van esthetische verhoudingen? Want precies zoals in de handelingsruimte van de gouvernementalité waarheid wordt voortgebracht door performatieve daden, zo produceren kunstwerken formele en inhoudelijke betrekkingen, wanneer ze naast elkaar tentoongesteld worden. Of om deze vraag meer toegespitst te formuleren: is het niet juist de eigenlijke verdienste van kunst dat ze de werkelijke verhoudingen van het gemeenschappelijke en het politieke zijn (esthetisch) ervaarbaar maakt?5
Be what you want but stay where you areWitte de With, centrum voor hedendaagse kunst en andere locaties
29 april tot en met 19 juni 2005
De tentoonstelling is een aflevering in de serie Die Regierung. Voor informatie hierover zie:
www.dieregierung.uni-lueneburg.de
2. Foucault, Michel, ‘The Subject and Power’, in: Dreyfus, H. and Rabinow, P., Michel Foucault. Beyond Structuralism and Hermeneutics, Chicago, 1983, pp. 208-229, p. 225.
3. Foucault, Michel, Was ist Kritik?, Berlijn, 1992, p. 41.
4. Zie Silverman, Kaja, The Threshold of the Visible World, New York ,1996, P. 156. ‘Finally, the look has all along possessed the capacity to see otherwise from and even in contradiction to the gaze. The eye is always to some degree resistant to the discourses which seek to master and regulate it, and can even, on occaison, dramatically oppose the representional logic and material practices which specify exemplary vision at a given moment in time.’
5. Zie Leo Bersani, Ulysse Dutoit, Caravaggio’s Secrets, Cambridge/Massachusetts/ Londen, 1998.
Sophia Prinz