metropolis m

Het werk van veertien ontwerpers die ‘gezichtsbepalend zijn voor het nieuwe Nederlandse design’ wordt getoond in How We Work, new Dutch Design in het Stedelijk Museum in ’s-Hertogenbosch. Deze tentoonstelling is gebaseerd op het (koffietafel)boek How we work, the avant-garde of Dutch Design (2014), een vervolg op How they work (2008) van gastcurator en stilist Tatjana Quax en fotograaf Inga Powilleit. Het werk van deze ‘nieuwe’ Nederlandse ontwerpers staat volgens hen in contrast met dat van die eerdere, bekendere generatie Nederlandse ontwerpers, waartoe Hella Jongerius, Marcel Wanders en Studio Job worden gerekend. Terwijl zij ‘megalomane’ projecten en blinkende producten voortbrachten, zou de nieuwe generatie zich op een meer onderzoekende wijze richten op kwaliteit, handwerk en hergebruik, als antwoord op massa- en overproductie.

In Rood (2012-2013) van rENs (Renee Mennen and Stefanie van Keijsteren) wordt ‘de experimen-tele toepassing van rood pigment op verschillende stoffen’ onderzocht. Pieke Bergmans varieert op de vorm van de rechte tl-buis. Lex Pott onderzoekt het zandstralen van hout. Chris Kabel is tot een lamp gekomen die maanlicht nabootst en Studio Formafantasma experimenteert met lavas-teen. Onduidelijk blijft waarom deze prachtige, maar klassieke materiaal-, kleur- en vormproeven worden getypeerd als ‘nieuw’, en in hoeverre deze werkelijk het probleem van massaproductie onderzoeken of een alternatief daarop bieden.

Het lijkt dat de aanwezigheid van vormgeving in het museum, zoals vaker, gelegitimeerd wordt door de aandacht te verleggen naar het proces en het experiment. Naast de eindproducten, wor-den materiaalproeven gestileerd weergegeven op kleurrijke plateaus. Hoewel de materialiteit en de tactiliteit van de voorwerpen worden benadrukt, wordt het creatieve proces boven alles geës-thetiseerd en haast geromantiseerd. Begeleidende muurteksten als ‘De Yeah Rug is een echte Mae Engelgeer’ lijken meer reclameteksten dan toelichtingen, en leggen het accent op persoon-lijke authenticiteit. Ook in het bijbehorende boek How we work, the avant-garde of Dutch Design wordt bijgedragen aan de mythe. Het staat vol kleurrijke foto’s van de ontwerpers zelf, hun fraaie studio’s en ‘authentieke processen’.

Wat verder opvalt is het gebruik van de term ‘Dutch Design’. In ruim twintig jaar ontwikkelde deze term zich tot een merknaam. Wat voortkwam uit het succes van een kleine groep ontwerpers on-der het label Droog Design, werd slim in de markt gezet: vormgeving werd in verband gebracht met een zogenaamd typisch Nederlandse identiteit, gekenmerkt door calvinistische eigenzinnig-heid, minimalisme en de poldermentaliteit.

Dat juist vormgeving direct verbonden is met een nationale Volksgeist lijkt intussen volstrekt on-houdbaar te zijn in tijden van een totaal genetwerkte globalisering waarin materiaal, product en de vormgever zelf de hele wereld rondtrekken. Toch geldt Dutch Design als paradepaardje binnen bijvoorbeeld het huidige beleid van de ‘topsector creatieve industrie’: een sterk merk geschikt voor neoliberale marketingstrategieën om Nederland als aantrekkelijk en creatief land te profile-ren. How We Work, new Dutch Design onderschrijft dit denkbeeld.

Hoewel de nadruk binnen deze expositie op het experiment zou liggen en een term als avantgar-distisch wordt aangewend, ontbreekt werkelijk vooruitstrevend werk. De tentoonstelling doet zelfs wat gezapig aan, met braaf ogende presentaties die dicht op het eindproduct blijven zitten. Een bescheidener titel voor de tentoonstelling was daarom op zijn plek geweest. Het is een weinig uit-dagende expositie als het gaat om hedendaagse vormgeving als kritisch antwoord op urgente pro-blematiek: design wordt als aangenaam en als apolitiek gepositioneerd.

How We Work, new Dutch DesignStedelijk Museum
’s-Hertogenbosch
24.01 t/m 17.05.2015

Rosa te Velde

volgt de Master Design Cultures, Vrije Universiteit, Amsterdam

Recente artikelen