metropolis m

‘Ik ben niet cool’
Pere Llobera

Halfweg tussen Goya en Kippenberger – aan virtuositeit geen gebrek bij de aan de Rijksakademie opgeleide Pere Llobera. Maar dat zegt niets over de confronterende aard van zijn schilderkunst.

Onlangs op een symposium over ‘The Artist as Researcher’ vertelde de Duitse kunstenaar Stephan Dillemuth in een lezing over de drie soorten onderzoek die hij in zijn praktijk en levensloop als kunstenaar was tegengekomen: ‘pubertal research’, ‘bohemian research’ en ‘institutional research’. Desgewenst kunnen deze stadia beschouwd worden als een cyclus die je als kunstenaar meerdere keren kunt doorlopen. Aan het begin van je carrière en wording als kunstenaar (de pubertal research ), staat je volgens Dillemuth maar twee dingen te doen. A: je moet tegen diegenen zijn die de macht hebben. B: Je moet vooral goed weten wat je niet wilt. Hij noemde zijn Duitse collega-kunstenaar Martin Kippenberger als een van zijn grootste inspiratiebronnen. Stephan Dillemuth wilde geen schilder zijn en dus schilderde hij zo afzichtelijk mogelijk. Tijdens de lezing liet hij een schilderij uit die tijd zien en zei met ironische kwinkslag: ‘Geloof het of niet, dit was destijds het summum van lelijkheid! Ik noem dit farewell to the youth bones.

Ook al zijn Dillemuth en Lobera zeer verschillend van elkaar, Dillemuths coming-of-age-theorie deed me denken aan het werk van de Spaanse schilder Pere Llobera, die in mei exposeert bij galerie Fons Welters in Amsterdam. Maar daar waar Dillemuth als adolescent waarschijnlijk het liefst in de terpentine had gepist om er vervolgens mee te schilderen, volgde Pere Llobera (Barcelona, 1970) op de kunstacademie in Barcelona een klassieke schilderkunstopleiding. Niet Kippenberger, maar zijn grote voorganger Francisco de Goya was zijn held. Hij maakte daar geen geheim van. Zeven jaar geleden schilderde Llobera Cinco tigres atacando a una ballena (Vijf tijgers vallen een walvis aan). Het is een machtig en virtuoos staaltje van schilderkunst. Uit een donkere, kolkende watermassa rijst een walvis op, besprongen door vijf Bengaalse tijgers. Als in een laatste wanhoopskreet spuit de walvis een fontein van water in de lucht. De losse schilderkunstige toets, het afwisselen van sterk verdunde olieverf met de dikke pasteuze streken, het kleurenpalet, de dramatische expressie, de surrealistische inslag: het is allemaal onmiskenbaar verwant aan Goya. Het was onder meer deze virtuoze schildershand die Llobera deed opvallen op de Rijksakademie, waar hij in 2006 en 2007 studeerde. Dat, en zijn associatieve en intuïtieve manier van werken. De Catalaanse kunstenaar schildert zoals Luis Buñuel films maakt: zonder logische structuur worden persoonlijke associaties aan elkaar gesmeed. De onderwerpen kunnen verwijzen naar de politieke situatie in Spanje, zijn familie, zijn muziekhelden, zijn jeugd, de kunstgeschiedenis of zijn positie als kunstenaar.

Soms volstaat een ogenschijnlijk terloopse observatie. The Package (2007) is een sober schilderij waarop alleen een groot pakket te zien is dat op een kale betonvloer ligt. Het zijn een aantal schilderijen van Llobera verpakt in doorzichtig plastic. Klaar om naar zijn eerste presentatie op de Frieze Art Fair verzonden te worden. Toen de galerie een reproductie van het beeld ontving dacht men in eerste instantie dat het om Llobera’s verpakkingsinstructies ging. Een even grappige als vreemde vergissing – het schilderij is immers met een losse, grove toets geschilderd en alles behalve ‘fotorealistisch’ – die aangeeft hoe groot de illusoire kracht van het werk is. Uit het werk spreekt ook het plezier van een recalcitrante houding: Llobera relativeert zijn deelname aan de prestigieuze kunstbeurs door van de banaliteit van het verzenden van zijn werk een schilderij te maken en dat uitgerekend weer in Londen te tonen. Eigenlijk is het een ironisch zelfportret met een licht conceptuele inslag, meer verwant aan Kippenberger dan aan Goya. Zoals diens Lieber Maler, male mir…, een serie werken die Kippenberger door een filmposter-schilder met de naam Dr. Werner liet produceren. Het was behalve een statement tegen de veronderstelde authenticiteit van de schilderachtigheid van het neo-expressionisme, ook een bewuste relativering van zijn identiteit als kunstenaar, die zich tussen kunst, markt en leven beweegt.

Een van de meest recente werken van Llobera, een zelfportret uit 2009, is te zien in zijn nieuwe tentoonstelling getiteld Tired to be strong bij Galerie Fons Welters. Llobera schilderde zichzelf in dit portret als een buste middenop een groot, leeg grijs vlak. Zijn blik is uitermate introspectief, zijn bovenlichaam voor de helft verscholen achter twee vleeskleurige schaduwen van zichzelf waarop in iele, blauwe letters ‘GOYA’ en ‘KIPPENBERGER’ geschreven staat. Kippenberger … dus toch. Het portret lijkt aan te geven dat Llobera zich in een periode van transitie bevindt. Hij talmt, aan wie ben ik het meest schatplichtig, aan Goya of aan Kippenberger, of aan beiden? Of doet het er niet toe? Llobera laat zijn schildervirtuositeit in dit portret bewust in de steek. De verf is zo sterk verdund dat het bijna op een aquarel gaat lijken en het beeld is platter dan plat, Llobera maakt van zichzelf een motief. Het overduidelijk zelfreflecterende karakter van het werk maakt het enigszins Kippenbergeriaans, in inhoudelijke zin. Maar toch is het dat ook weer niet echt: dit werk zit letterlijk en figuurlijk dicht op de huid van de kunstenaar en staat in dat opzicht ver af van Kippenbergers kameleonachtige, open kunstenaarsidentiteit.

Weer een ander zelfportret laat alleen het spiegelbeeld van Llobera zien, dat in rook op lijkt te gaan. Vanaf de baard en de mond heeft hij zichzelf weg geschilderd. Het schilderij is ‘droog’ opgezet in bruine tinten alsof het nog afgemaakt moet worden. Er is nog een derde zelfportret, waarin Llobera terugkeert bij zijn vertrouwde manier van schilderen. We kijken tegen zijn rug aan, terwijl hij voor een spiegel staat. In plaats van zijn eigen gezicht verschijnt als een soort geestesverschijning dat van John Lennon in de spiegel. Talloze verschillende uiterlijken heeft hij gehad in de loop der jaren, maar dit is het beeld dat bij iedereen wist te beklijven: Lennon als de grote hippielegende met ziekenfondsbrilletje en lange sluike haren.

‘Ik ben niet cool, eigenlijk ben ik een romanticus, ook al schaam ik me om dat zo te zeggen’, zei Pere Llobera eens. Lennon had ook minder ‘coole’ periodes in zijn leven. In 1975, hij was toen pas 35 – zijn solo-elpees gingen volgens critici in niveau achteruit – trok hij zich terug om huisvader te worden en zich te gaan wijden aan de opvoeding van zijn zoon Sean. In de beeldvorming was Lennon bij zijn tragische dood in 1980 op het hoogtepunt van zijn roem als wereldverbeteraar, geniaal muzikant en kunstenaar. Maar niets is minder waar. Lennon zat thuis op de bank gitaar te tokkelen voor zijn zoon en had de muziekindustrie al jaren de rug toegekeerd.

Pere Llobera is niet van plan om zich uit de kunstwereld terug te trekken. Het beste zelfportret uit de Tired to be strong-serie is er een waarin Llobera zichzelf het minst serieus lijkt te nemen. Het is een schilderij waarin Llobera niet meer naar Kippenberger verwijst, maar deze geïnternaliseerd lijkt te hebben. Kippenberger schilderde in de jaren tachtig een hele reeks zelfportretten waarop hij bloot staat met een grote witte onderbroek aan, die, als was het een luier, tot ver over zijn middel heen is getrokken. De ruimte op het schilderij is verder leeg, uitgezonderd een kleurige ballon (of ballonnen) die ergens rondzweeft, verbonden met een touwtje aan zijn hand. Zowel het schilderij van Llobera als dat van Kippenberger zijn ontluisterende beelden. Kippenberger schildert zichzelf af als een oude man, met een afgetakeld postuur en potsierlijk buikje, die terug lijkt te gaan naar een inerte staat van kindsheid. Pere Llobera schilderde zichzelf thuis hangend aan de deurklink van een halfopen deur. Over de grond zweven twee roze ballonnen. Het is een volkomen anticlimax en antipose. Tired to be strong, heet de tentoonstelling. Llobera hangt daar maar, als een kind, zijn rug naar de toeschouwer en de kunstwereld toegekeerd. Geen zin meer om sterk te zijn. Meer is het niet, maar toch is het precies genoeg: een prachtig staaltje van ‘pubertal research’.

Ingrid Commandeur is eindredacteur van METROPOLIS M

Tired to be strong

Solotentoonstelling Pere LloberaGalerie Fons Welters

1 mei t/m 12 juni 2010

Ingrid Commandeur

Recente artikelen