metropolis m

Sofía Hernández Chong Cuy begint haar werkzaamheden als directeur van Witte de With met een flinke opdracht. Ze moet niet alleen op zoek naar een nieuwe naam maar ook het hele instituut anders gaan positioneren, in een ook nog eens weerbarstig politiek klimaat. Hoe gaat ze dat doen? Een kennismakingsgesprek.

Domeniek Ruyters

Wat heeft je doen besluiten om curator te worden en wat waren je belangrijkste vormende ervaringen? 

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Mijn meest vormende ervaring deed ik op bij inSite’97, waar ik stagiair was tijdens mijn bachelor aan de universiteit van Monterrey. inSite was een manifestatie gericht op projecten in de publieke ruimte in Tijuana, Mexico-Stad en San Diego, met een uniek productiemodel. Aan weerszijden van de geopolitieke grens, gescheiden door een muur, had de organisatie twee kantoren, fondsenwervers en tentoonstellingslocaties. Ik dompelde me onder in de binationale structuur en begeleidde kunstenaars bij de realisatie van hun projecten. Bij inSite leerde ik dat je geen museum nodig hebt om een tentoonstelling te maken, dat het erom gaat ideeën te framen, locaties te vinden, het publiek erbij te betrekken. Er is een structuur nodig, niet zozeer een gebouw. Ik realiseerde me daar dat ik nog maar weinig van hedendaagse kunst, institutionele modellen en tentoonstellingsgeschiedenissen wist. Ik sprak met Olivier Debroise, één van de curatoren van inSite, over de curatorenopleiding van Bard College in New York en besloot in 1998 naar New York te vertrekken.’

Domeniek Ruyters

Wanneer begon je je werk als curator?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Tijdens mijn opleiding aan Bard organiseerde ik een kleine tentoonstelling in mijn appartement. Maanden later vertrok ik voor een stage naar Artpace in Texas, waar ik toen een tentoonstellingsvoorstel indiende dat werd geaccepteerd voor het daaropvolgende jaar. In die enorme hal organiseerde ik mijn eerste echte “publieke” tentoonstelling, met werk van Vanessa Beecroft, Gillian Wearing en Carlos Amorales. Na mijn afstuderen kwam ik al snel te werken bij de Americas Society, een instituut waarvan ik nooit gedacht had er ooit naartoe te gaan. Het was typisch een organisatie uit de Koude Oorlog, opgericht door David Rockefeller, gericht op onderzoek en debat over andere culturen op het Amerikaanse continent. Ik organiseerde er diverse projecten, inclusief mijn eerste tentoonstelling met Jennifer Allora en Guillermo Calzadilla. Het werd hun doorbraak, en die van mij.’

Domeniek Ruyters

In je werk zoek je steeds weer contact met Latijns-Amerikaanse kunstenaars. Je blijft je ertoe verhouden. Is dat liefde of een missie?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Als je in een ander land gaat wonen, hoort dat erbij, word je voortdurend gevraagd naar de kunst uit het land van herkomst. Veel migranten die ver van huis werken worden, vrijwillig of niet, op een zeker moment bemiddelaar van de eigen cultuur. Je moet je er dan ook meer in gaan verdiepen, zodat je de rol op een verantwoordelijke manier kunt vervullen. Het zichtbaar maken van Latijns-Amerikaanse kunst was voor mij nooit een missie, maar ik heb de rol op me genomen en geleerd om het leuk te vinden.’

Domeniek Ruyters

Ik las dat je je meer dan eens hebt geïdentificeerd met de reiziger in je projecten. Vanwaar die interesse?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Ik ben vooral geïnteresseerd in de mobiliteit van cultuur, de condities van migratie en de context die aanleiding heeft gegeven tot het huidige culturele toerisme. Er is ook gedwongen migratie uiteraard, maar reizen is doorgaans vrijwillig. Het houdt een keuze in. Dankzij mijn werk heb ik veel mogelijkheden gekregen om te reizen. Daarbij komt dat ik als vrouw gewoon alleen kan reizen, wat voor de generatie van mijn ouders helemaal nog niet gebruikelijk was. Ik heb hoe dan ook veel van kunst en haar geschiedenissen geleerd door te reizen. Mede daarom ben ik geïnteresseerd in de educatieve impact van veldonderzoek, speciaal om de artistieke productie te begrijpen, aangezien het verband houdt met omgevingen en de sociaaleconomische realiteit van kunstenaars. Ik heb zo studiobezoeken leren waarderen. Veldonderzoek is van grote betekenis gebleken voor mijn gevoeligheden en visie.’

Domeniek Ruyters

De afgelopen zeven jaar werkte je voor Colección Patricia Phelps de Cisneros (CPPC), een grote privécollectie van Latijns-Amerikaanse kunst met kantoren in New York en Caracas. Op een zeker moment heb je besloten te solliciteren op de baan bij Witte de With in Rotterdam. Waarom?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Ik had het gevoel bij CPPC een grote taak te hebben afgerond. De missie was om de wereld kennis te laten maken met het werk en de bijdragen van kunstenaars uit Latijns-Amerika. Om dat te realiseren ondersteunt het programma academische kennis in en over de regio, verzamelt het kunst en organiseert het educatieve programma’s. Ik heb bij dat alles geholpen. Ook bij de opzet van een grote gift, die bestond uit schenkingen aan vijf verschillende musea over de wereld. Een schenking kan voor musea werken als een opening voor een nieuwe oriëntatie. Zo werkte het ook voor mij; het gaf me de ruimte te gaan zoeken naar andere manieren om bij te dragen aan het vertellen van het verhaal, zoals hier in Nederland.’

Domeniek Ruyters

Was je specifieke expertise in Latijns-Amerikaanse kunst een factor in je benoeming, zoals Defne Ayas connecties had met New York en China?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Nee, ik heb de benoemingscommissie daar niet over gehoord. Maar ze hebben me wel gevraagd ook aan deze kant van de wereld op studiobezoek te gaan. Dat doe ik uiteraard, met veel plezier. In ben net bij kunstenaars in Berlijn langs geweest, die, moet ik toegeven, wel afkomstig zijn uit Latijns-Amerika.’ (lacht)

Domeniek Ruyters

Als je kijkt naar de opeenvolgende directeuren van Witte de With brachten ze allemaal een eigen identiteit in. Catherine David was zeer discursief met een sterke interesse in Arabische cultuur. Nicolaus Schafhausen hield er een meer artistieke visie op na en gaf een stem aan de individuele kunstenaar. Defne Ayas was weer heel intellectueel, met opvallend lang lopende programma’s. Wat breng jij mee naar Witte de With?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Ik weet niet hoe mijn manier van denken en handelen hier zal uitpakken. Ik heb mijn interesses, die uiteraard ook als visie naar voren zullen komen. Er is wat dat betreft genoeg dat ik zou willen doen. Er is natuurlijk ook de naamkwestie, die een hele heroriëntatie op de identiteit van dit instituut impliceert en waarover ik nog niet veel kan en wil zeggen. Het is me de afgelopen drie maanden wel duidelijk geworden dat mijn programma een aantal zaken helder zal moeten maken. In de eerste plaats dat de kunstenaar een intellectueel is. Ik ga echt niet reageren op het momenteel vaak opspelende commentaar in politieke kring dat kunstenaars lui zijn. Kunstenaars hebben een sterke researchpraktijk. Ze onderzoeken hun onderwerpen zeer diepgaand, op locatie, vaak onafhankelijk, zonder subsidie, op eigen initiatief. Dat vraagt veel van ze. Ik wil dat onderzoek gaan presenteren, niet op documentaire wijze, met boeken of iets dergelijks, want daar houdt het publiek niet zo van, maar zinnelijk. Het is belangrijk meer gewicht te geven aan de plasticiteit van het werk. Het is belangrijk om een tentoonstelling een evenement te laten zijn waarin de ideeën letterlijk de ruimte krijgen. Dat is nu eenmaal wat het werk van kunstenaars laat verschillen van dat van academici. Ten tweede is het me duidelijk geworden dat de naamkwestie ons er vooral toe dwingt na te denken over onze werkcondities. We moeten inclusiever zijn. De grote vraag is: hoe doen we dat?’

Domeniek Ruyters

Is er veel tijdsdruk om iets aan de naam te doen?

Sofía Hernández Chong Cuy

‘Op sommige momenten voel ik wel druk vanuit de pers. Maar ik vraag om tijd, voor discussie, want ik wil het moment aanpakken om betekenisvolle, structurele veranderingen te bewerkstelligen, die een langdurige impact zullen hebben. Om dat te kunnen doen, is tijd een vereiste. We zijn net begonnen en er zijn nog steeds veel gesprekken nodig. De kwestie is lastig, gevoelig en complex, maar ik beschouw het ook als een mogelijkheid voor de organisatie om ons te verhouden tot deze tijd. Dat is wat dit instituut altijd heeft gedaan en waarnaar het zal blijven streven.’

MATROESJKA

Sofía Hernández Chong Cuy: ‘Een groot deel van het programma zal zich gaandeweg ontwikkelen. Belangrijk wordt de begane grond, die wordt benaderd als een matroesjka; er zijn meerdere niveaus die bepalen of je wel of niet naar binnen gaat en er dieper in doordringt. De begane grond wordt een ambigue ruimte die eruit gaat zien als een tentoonstelling, café, boekwinkel. Alles is in opdracht. Het meubilair zal er voor drie jaar zijn; de vitrines veranderen elk seizoen, de boeken maandelijks. Ik heb een nieuwe positie gecreëerd voor de curator of collective learning. Ik werk ook aan een studieprogramma voor jongvolwassenen. Zij mogen zich ook over de nieuwe naam gaan buigen. We werken aan een programma om te laten zien hoe Witte de With al 25 jaar bezig is diverse gemeenschappen uit de buurt bij de activiteiten van het centrum te betrekken. Op de bovenetages komt er ruimte voor kleine installaties en op de bovenverdieping voor groepstentoonstellingen en retrospectieven.’

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Gerelateerd

Recente artikelen