‘Ik wil altijd buiten het kader om’ Femmy Otten
Femmy Otten (1981) valt op door haar reliëfs van gips, die ze speciaal voor tentoonstellingen rechtstreeks op de muur aanbrengt. Tegenwoordig werkt ze steeds vaker met hout. Een gesprek over het werken in de aloude materialen gips, hout en marmer.
Tekeningen, gips- en houtsculpturen, beschilderde muurreliëfs en ruimtelijke installaties: je beperkt je bepaald niet tot één medium. Heb je eigenlijk een voorkeur?
‘Het liefst werk ik in hout. Dat is waar ik mijn dagen mee vul, sinds vier jaar nu. In vergelijking met gips is hout traag en arbeidsintensief. Ik heb bijvoorbeeld vier maanden aan het houten beeld gewerkt dat op de RijksakademieOPEN [1-2 december 2012 – red.] te zien was. Ik wilde dat mijn werk geconcentreerder werd. Ik hoopte dat de traagheid van het werken in hout mijn zoektocht naar wat vorm voor mij betekent zou verduidelijken. En dat deed het.
De basis van mijn werk is altijd een gezicht, een portret. Ik laat het persoonlijke gaandeweg los en associeer door naar iets dat er bovenuit stijgt. Het repetitieve en meditatieve karakter van het gutsen in hout brengt me in een roes waarin ik beter kan onderscheiden wat ik wil, waar ik naar op zoek ben. Dat intuïtieve werken is een enorm effectieve manier om het puur intellectuele te omzeilen.’
Loop je wel eens vast?
‘Ja, er is vaak een moment in het proces waarop ik het niet meer weet. Ik ga dan meestal schilderen of tekenen. Daarmee creëer ik een afstand tussen mijzelf en het beeld. Als dingen duidelijker worden, kan ik er weer vol in. Ik breng normaal gezien zeker dertien uur per dag door op mijn studio en ben dan echt niet de hele tijd aan het werk. Ik maak grote en kleine cirkels.’
Gebeurt het ook wel dat je besluit beelden in de ban te doen?
‘Dat overkomt me veel. Als het punt waarop een sublimatie ontstaat niet aanbreekt, dan kan het beeld de prullenbak in. Neem dit kopje, een vroeg werkje van me. Ik sneed het in hout en vond het te esthetisch. Daarna begon ik het te beschilderen, maar het bleef een mooi gezichtje en verder niet. Totdat ik er een pot Nutella op liet vallen. Het gezichtje raakte beschadigd, waardoor het esthetische eraf was. In schoonheid op zichzelf ben ik niet geïnteresseerd. Ik vind het weliswaar een interessante energie en gebruik het natuurlijk de hele tijd, maar schoonheid alleen kan stomvervelend zijn.’
Ik ken je vooral van je muurreliëfs, waarin je beeldhouwkunst en schilderkunst combineert. Waarom maakte je de stap om te gaan werken op muren?
‘Ik begon ermee omdat het schilderen voor mij zwaar werd. Ik refereer in mijn werk graag aan allerlei geschiedenissen, en ik vond dat lastig binnen het kader van een schilderij. Ik had altijd al moeite met het “framen” van mijn werk. Ik wil altijd buiten het kader om. Dat is een heel essentiële drift. Doordat ik ging werken op de muur, kreeg ik meer ruimte. Bovendien kwamen elementen als tijd en vergankelijkheid erbij. Op een muur kan ik komen tot een meer eclectisch geheel: ik kan me laten gaan en alles bij elkaar brengen wat ik liefheb.
Als je schildert met olieverf op doek, heb je te maken met veel regels: de droogtijd, nooit een donkere kleur op een lichte kleur, het doek een laag geven zonder dat het dicht geschilderd raakt, enzovoort. Daar komt bij dat ik vrij goed ben in het naschilderen van verhoudingen. Dat alles zat soms de zeggingskracht van mijn werk behoorlijk in de weg. Ik ben in mijn werk op zoek naar directheid, maar moet er een ontzettende omweg voor nemen. Pas als ik me door de schoonheid heen heb gewerkt, kan ik überhaupt grip krijgen op mijn werk. Ik ben niet iemand van de grote handeling.’
Vergankelijkheid is een belangrijk kenmerk van de reliëfs. De muurschilderingen die je voor de RijksakademieOPEN maakte, zijn inmiddels bedekt onder een dikke laag witsel. Wat gaat er door je heen als je een verfroller over je werk haalt?
‘Dat leert me wat ik belangrijk vond aan een werk. Ik merk dan van welke elementen ik het lastig vind om ze weg te halen en van welke niet. Het is dus een deel van mijn proces. Op het moment van weghalen besef ik dat de ervaring van het kijken plaatsgevonden heeft. En het levert ook nog eens een blanco nieuw vel op, waarop ik weer kan gaan werken. Als ik een houten beeld maak, doe ik eigenlijk het tegenovergestelde. Ik ben dan bezig iets te maken wat blijft. Het zijn twee lijnen in mijn werk, die elkaar versterken: doordat het hout blijft, kan ik al het andere makkelijker weghalen.’
Over onvergankelijkheid gesproken, in 2011 kreeg je de opdracht een werk te maken voor de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Je hebt toen voor het eerst een marmeren sculptuur gemaakt. Hoe ben je te werk gegaan?
‘Ik had daar hulp bij nodig. Ik heb de afwerking van het beeld zelf gedaan, maar het grove geschut overgelaten aan mensen in Italië, waar het marmer voor het beeld vandaan kwam. Het was een heel mooie opdracht en ik heb bijzondere brieven gehad van gebruikers van de begraafplaats, maar uiteindelijk is mijn autonome werk belangrijker voor me. Tijdens het beitelen in het marmer kreeg ik zoveel fantasieën over wat ik er als autonoom muurreliëf mee zou kunnen doen, dat ik er in Italië een mal op heb laten maken en deze heb afgegoten, terwijl ik anders altijd unica maak. Ik ben vervolgens gaan schuren en schilderen op het afgietsel. Ik wilde het beeld, met alle associaties die ik eromheen had, tot een geheel brengen. Dat kon niet op De Nieuwe Ooster, maar wel in mijn studio.’
Ondanks het bewerkelijke, arbeidsintensieve karakter van je werk, straalt het ook een zekere lichtheid uit. Ik meen er altijd het plezier in te bespeuren waarmee het is gemaakt. Zie ik dat goed?
‘Ik ben blij dat van je te horen. Plezier is de beste raadgever. Natuurlijk moet er ook een tijd van reflecteren zijn, maar je kunt niet op hetzelfde moment criticaster en maker zijn. Dat staat het vrije denken in de weg. Op kunstacademies is dat heel moeilijk, omdat je daar gedwongen wordt tijdens het maken ook kritisch te zijn. Vertrouwen op dat waar ik echt kriebels van krijg tijdens het maken, dat is de grootste barrière die ik heb kunnen slechten.’
Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2013 (groepstentoonstelling)
Stedelijk Museum Schiedam
9 maart t/m 16 juni
Niels van Maanen