metropolis m

Platformtheater, Groningen, foto uit archief Gabriel Lester

Hiphop bestaat in 2023 vijftig jaar. Voormalig hiphopmuzikant Gabriel Lester van het Groningse hiphopcollectief Utile Connection haalt herinneringen op aan een beweging die ontstond op straat en al gauw uitmondde in een wereldwijde emancipatoire beweging.

Op de dag dat ik dit artikel over hiphopcultuur schrijf ben ik in Groningen, de stad waar ik vanuit een alternatieve leefgemeenschap in het nog noordelijker gelegen Groningse Pieterburen naar toe verhuisde toen ik twaalf was.1 Ik ben hier niet om dit stuk te schrijven, maar omdat mijn vader, een geboren en getogen New Yorker, hier nog altijd woont. Het kan geen toeval zijn dat wanneer ik hier nu rondloop, hiphop overal in de stad te horen is. The revolution will not be televised (1971) van Gil Scott-Heron, één van de grondleggers van de rap, galmt door een kledingwinkel, terwijl Express Yourself (1970) van Charles Wright, een nummer dat NWA, de bekendste rapgroep uit Los Angeles, in één van diens eerste hits samplede, weerklinkt in het restaurant waar we lunchen.

Een paar uur geleden zat ik op een terras aan het Gedempte Zuiderdiep met Eugen Walker, een Surinaamse Groninger met wie ik ruim vijfendertig jaar geleden de rapgroep Utile Connection oprichtte. Wij zijn oude vrienden die in de jaren tachtig en negentig door heel Nederland optraden. We delen mooie herinneringen aan een tijd waarin we allebei belandden in the mix van een Nederland dat zich kenmerkte door immigratie en nieuwe culturen die zich steeds verder mengden. Samen droegen we zo op onze eigen manier een steentje bij aan een nieuwe (jeugd)cultuur zonder poortwachters, waar niemand iets voorkauwde of toezicht hield. We herinneren ons een organische cultuur, die spontaan haar weg zocht.

Vijftig jaar hiphop

Dit jaar is het de gouden verjaardag van de hiphopcultuur, een mijlpaal die uitnodigt om na te denken over de diepgaande impact ervan. Ik ontdekte hiphop veertig jaar geleden en het bleek al snel een inspirerende kracht tijdens mijn vormende jaren en artistieke ontwikkeling. Drie grote kleurrijke hoofdletters op een nietszeggend, bakstenen muurtje naast mijn lagere school in Groningen vormde mijn inwijding. Het muurtje, dat er nog altijd staat, toont de vervaagde resten van vermoedelijk een van de eerste hiphop graffiti’s van de stad. Het moet een winternacht zijn geweest toen ik het erop schilderde, want ik herinner me hoe mijn vingers gevoelloos werden van het vasthouden van de ijskoude metalen spuitbus.

De sensatie van het vertalen van een potloodschets uit een blackbook op de stadsmuur was magisch.2 Iets intiems werd publiek, kwam tot leven. Dit was geen kattenkwaad of vandalisme, we maakten kunst, straatkunst. De muren van de stad waren ons canvas. Met de spuitbus maakte we pieces3 en met viltstift plaatsten we tags.4 De uitdaging was om zo veel en zo zichtbaar mogelijk aanwezig te zijn in de hele stad. Ik was twaalf en richtte met vrienden een groepje op dat zich United Street Painters noemde. Terwijl we heimelijk aan onze nachtelijke escapades begonnen, veranderden de stadsmuren in een uitgestrekt canvas. Na verloop van tijd zorgden onze overtuigende vaardigheden ervoor dat winkeleigenaren ons de opdracht gaven om hun inspiratieloze luiken te beschilderen met graffiti-ontwerpen. We waren vandaal, kunstenaar en ondernemer tegelijk.

Een paar weken voor mijn initiatie had mijn school een groep leerlingen meegenomen naar de tentoonstelling Graffiti in het Groninger museum, een tentoonstelling die Frans Haks (Groninger museum) en Wim Beeren (Museum Boijmans Van Beuningen) hadden samengesteld. Het toonde New Yorks meest bekende en inmiddels gevestigde spuitbuskunstenaars. Wat eerder beperkt was gebleven tot stadsmuren en metrowagons had, op opgespannen canvasdoek bedekt met kleurrijke gestileerde letters en cartooneske figuren, zijn weg gevonden naar de muren van galeries en musea. Dit was kunst die leek op reclame-uitingen die naar aandacht lonkten en op de tekeningen uit de comics en stripverhalen die ik las, die anders dan de pop-art zijn thuis niet vond in het museum, maar gewoon op straat. Onder de kunstenaars viel mij de graffitischrijver Seen op.5 Zijn boodschap was duidelijk: als je het had gelezen, was je gezien. Zien en gezien worden als kunst. Ik vond het radicaal. Het paste bij mijn leeftijd én bij de tijd waarin ik opgroeide. De hiphopcultuur belichaamde een verzet en het uitdagen van autoriteit. Anders dan de hippie countercultuur van mijn vader en moeder, die wilde breken met rigide taboes van na de Tweede Wereldoorlog en op zoek was gegaan naar alternatieve levenswijzen, was de hiphopcultuur rauwer en minder optimistisch op zoek naar een manier om een eigen stempel op een afstandelijke maatschappij te drukken.

Rammellzee in Groninger Museum

Voedingsbodem

In de jaren tachtig was Groningen een van de vele steden in Nederland die te maken hadden met economische achteruitgang, verlies van banen en stedelijk verval. De stad was onrustig, grauw en wat neerslachtig in zichzelf gekeerd. Historische gebouwen waren dichtgetimmerd en veel winkels stonden leeg. Groepen rondhangende, vaak minder bedeelde jongeren, waar ik ook deel van uitmaakte, zwierven grotendeels zonder toezicht door de stad, high van hasj en marihuana, en altijd betrokken bij een of andere artistieke of louche bezigheid. Kraakpanden, disco’s, arcadehallen en karige jeugdcentra dienden als toevluchtsoord voor de werkloze jeugd, politieke vluchtelingen en verschillende vormen van autonome DIY-cultuur. De binnenstad die het economisch zwaar had, bleek op straatniveau een melting pot van culturen, waar een jonge generatie autochtonen zich mengde met wat toen allochtonen werd genoemd (arbeidsmigranten en nieuwe Nederlanders uit de (voormalige) Nederlandse koloniën). Het was een perfecte voedingsbodem voor hiphop die hierop floreerde, gebruikmakend van de gretige uitwisseling van trends, culturen en ideologieën die ons bereikten via MTV, (piraten)radio, tijdschriften, mixtapes en lied- en rapteksten.

De bloei van hiphopcultuur was niet alleen te zien aan de groei van graffiti op straat, maar ook aan de opkomende populariteit van breakdance onder Nederlandse, Molukse, Surinaamse en Turkse jongeren.6 Voor hun oefeningen legden ze geïmproviseerde dansvloeren van stukken vinyl tapijt op straat of vouwden grote kartonnen dozen uiteen om makkelijker met hun hoofd te kunnen draaien op de stenen, altijd onder begeleiding van pompende beats uit een Boombox. Ik was onder de indruk van hun frisse, modieuze verschijning, het niveau van de acrobatische vaardigheden en de coole houding die deze Breakers tentoonspreidden. Ik wilde deel uitmaken van de scene maar was om eerlijk te zijn geen echt getalenteerde graffitikunstenaar of danstalent. Alleen rappen kon ik als de beste, mede dankzij mijn Engelstalige opvoeding.

Ik was vijftien, luisterde naar Schoolly D, Just Ice en Stetsasonic, toen ik mijn eerste rapgroep oprichtte, de Definately Def Crew. Dit was voordat digitale samplingapparaten toegankelijk werden en hiphopmuziek nog volledig handwerk was. Beats werden gemaakt door geluiden en delen van bestaande muziek tussen twee cassetterecorders heen en weer te laten opnemen. Een techniek waarbij het geluid laag voor laag over elkaar werd gelegd. Dit proces werd pingpongen genoemd. Een complexere, maar tegelijk creatievere methode was door letterlijk magnetische tape van een bandrecorder te knippen en de uiteinden aan elkaar te plakken, om zo loops van drums, geluiden en melodieën van muziek te maken.7 Deze lange loops werden door de hele ruimte opgehangen, zodat het soms leek alsof het huis was versierd met dunne bruine slingers. Ik vertel nog vaak over de ervaring van het vasthouden van een stuk magnetische tape met daarop een bepaalde tijdsspanne van muziek, als het ultieme begrip van hoe tijd tastbaar is en gebeeldhouwd kan worden – een besef dat mijn artistieke perspectief onuitwisbaar heeft gevormd.

Hoewel het Groninger poppodium Vera erin slaagde om een aantal pioniers van de hiphop te boeken – ik herinner me dat ik er Spoony G en T La Rock zag – was het vooral het Groninger Museum dat mijn evolutie als muzikant en kunstenaar voedde, toen het in de late jaren tachtig de avant-garde hiphopartiest, schilder, beeldhouwer Rammellzee (1960-2010) uitgenodigde om op te treden en te exposeren.8 Rammellzee liet me kennismaken met kunst die verder ging dan een modieuze jeugdcultuur. Zijn schilderijen waren als kosmische explosies van energie, vaak gebruikmakend van collagetechnieken en gestapelde lagen van verf en epoxyhars. Zijn kunst leek net zo fragmentarisch en gelaagd als de muziek die wij opbouwde uit stukjes bestaande muziek.

Zombi Squad

Na het zien van de werken en de performance van Rammellzee, richtte ik samen met Eugen Walker en Andy Godderis Utile Connection op. Onze ambitie was om innovatieve, progressieve en geëngageerde hiphop te maken. We dolven in de kratten van tweedehands platenwinkels, als archeologen op zoek naar verborgen schatten. We wisten een geluidsstudio te bemachtigen bij een klein Groninger label genaamd Rebellion Records, componeerden in enkele jaren honderden beats en schreven bijbehorende rapteksten. Daarnaast traden we regelmatig op in en buiten Groningen, vaak samen met de andere Groninger crew, The Zombi Squad.

Dit waren de jaren waarin BDP, Eric B & Rakim en Public Enemy de hiphop van het B-boy-tijdperk met elementaire rijmpjes over opscheppen en pochen verhief naar complexere rijmschema’s en intelligente, vaak ideologische en emancipatoire poëzie. En hoezeer deze teksten ook gingen over specifieke strubbelingen in Amerika en het onrecht dat de Afro-Amerikanen in het bijzonder werd aangedaan, spoorden ze ook ons aan meer voor onszelf op te komen, onszelf verder te ontwikkelen en afstand te nemen van alle ongelijkheid en onrecht in de wereld.

Avant-gardistische hiphop

In dezelfde periode gingen we naar Public Enemy in de Jaap Edenhal en naar hiphopparty’s in het Amsterdamse Akhnaton. En in de jaren die volgden, voegde hiphop aan zijn activistische beweging iets toe dat even inspirerend als vernieuwend was, een beweging van zeer complexe beeldtaal en geavanceerde muzikaliteit, met aan de ene kant jazzy, opbeurende lyrische boodschappen, die spraken van eenheid, vrede en harmonie en aan de andere kant van het spectrum de ultieme rauwheid van (gangster-)rap die het sinistere en vaak aan misdaad gelieerde leven van mensen in de wijk, de hood, beschreef. Hiphop werd volwassen. Existentiële overpeinzingen en worstelingen gaven inhoud aan het leven van jonge mensen, op zoek naar identiteit en een plaats in de samenleving. Maar naarmate de jaren negentig zich ontvouwde, veranderde hiphop ook van een jeugdcultuur in een wereldwijd commercieel geëxploiteerd fenomeen. Hierbij raakten veel van haar kernidealen ondergeschikt aan vertoningen van weelde, machismo en agressie. Hoewel muzikaal nog altijd even interessant, verloor ik toch mijn interesse in de avant-gardistische potentie van hiphop en ben ik mijn artistieke toevlucht elders gaan zoeken.

Hiphop wordt dit jaar vijftig. Smeltkroes en katalysator. Het heeft zich bewezen als een emanciperende beweging die achterstandsbuurten cool maakte en in staat is gebleken om zich van daaruit cultureel te mengen met vele culturen, wereldwijd. Ik ken geen andere vorm van muziek die zo goed uiteenlopende muziekstijlen in the mix kan gooien om iets bijzonders te laten ontstaan met nieuwe energie en overtuigingskracht.

Ik word nostalgisch als ik terugdenk aan mijn jaren in Groningen, de beginjaren van de (Nederlandse) hiphop, het pionieren, de zelforganisatie, het stap voor stap bouwen aan een gemeenschap. Het heeft ervoor gezorgd dat ik, die in zijn vroege jeugd als import werd gezien, zich opgetild wist in een collectief van gelijkgezinden die de wereld iets te melden had.

1 In 1975 werd in Pieterburen de leefgemeenschap Impuls opgericht, een coöperatieve commune die veel heeft betekend voor Nederlandse biologische voedselproductie. Tessa de Loo baseerde haar boek Meander erop.
2 Een blackbook is de benaming voor een graffiti schetsboek.
3 Een piece is een muurschildering, vaak rijk van kleur en vorm.
4 Een tag is de naam en ‘handtekening’ van een graffiti schrijver.
5 Richard ‘Richie’ Mirando (1961), beter bekend als Seen, is een van de grondleggers van de graffitikunst.
6 Breakdance is een acrobatische dansvorm en een van de vier elementaire onderdelen van hiphop.
7 Loops zijn herhalende (loopende) geluidsfragmenten die een beat vormen of die over een beat heen liggen. De basis van hiphopmuziek bestaat uit deze loops die de maat van de muziek bepalen.
8 Rammellzee wordt gezien als degene die elementen van de avant-garde in de hiphopcultuur introduceerde.

Gabriel Lester

Recente artikelen