metropolis m

Ingezonden
Re: KOREA OK

De ‘OK attitude’ lijkt een goed vertrekpunt om de Gwangju Biennale ter discussie te stellen. Immers, met OK stel je dat iets best aardig is, maar dat het uiteindelijk niet veel voorstelt. En dit OK onderstreept precies de inzet van deze biënnale, die als thema ‘Pause’ meekreeg: niet een gerichtheid op het resultaat, maar een kritisch nadenken over megatentoonstellingen. Jelle Bouwhuis’ bespreking Korea OK (Metropolis M, nr 3, 2002, pp.58-59) lijkt echter meer gebaseerd op een KO (knock-out) attitude: een doelbewust willen uitschakelen.

Vertrekpunt van Bouwhuis’ recensie vormt het concept dislocatie. Dit lijkt in overeenstemming met het statement van de curatoren: deze biënnale wil de bestaande denkstructuren en verwachtingspatronen omtrent de inhoud en opzet van tentoonstellingen openbreken. Een project dat volgens de recensent echter volledig mislukt. Dit oordeel wordt al ingeluid met de constatering dat Gwangju ‘ongetwijfeld de meest obscure’ biënnale locatie in de wereld is. Een constatering die de internationale reputatie van deze biënnale (René Block omschreef Gwangju recentelijk als de belangrijkste tentoonstelling na Documenta en de Biënnale van Venetië) vanuit een westerse waarneming onnodig in diskrediet brengt. In zijn nadenken over locaties gaat Bouwhuis echter nog een stap verder. Deze biënnale in ‘de uithoek’ Korea is volgens hem volkomen ‘misplaatst’. Koreanen zijn, zo stelt hij, enkel consumptief en oerconservatief, en het ontbreekt hen daardoor aan een reflexieve attitude. Dit lijken mij niet bepaald de juiste premissen om Gwangju’s dislocatie te beoordelen. Eerder dient de aandacht uit te gaan naar de wijze waarop deze biënnale positie kiest in het actuele debat over ‘shifting boundaries’.

De huidige Gwangju Biënnale richt zich niet op gerenommeerde kunstenaars of op globale/universele concepten zoals Plateau of Humankind (Venetië,2001), of Mega-Wave (Yokohama, 2001), maar kiest bewust voor het bescheiden gebaar van locale kwesties. Dit komt met name tot uitdrukking in de projecten 3 en 4. Projecten waaraan de internationale media (misschien wel daarom) nauwelijks aandacht hebben besteed. Project 3 vindt plaats op de plek waar in 1980 veel burgers uit Gwangju bij rellen zijn omgekomen. Juist op die plek weten de kunstenaars subtiel invulling te geven aan transcenderende kwesties: geheugen, vergetelheid, historiciteit, repressie en verzet. Mocht het zo lijken dat ‘de omgeving de kunstwerken wegdrukt’, dan is dit uiteindelijk vooral te wijten aan het afwezig zijn van een juiste, contemplatieve ontvankelijkheid. Project 4 richt zich op een belangrijk aspect van Gwangju’s openbare ruimte: het herstel, hergebruik en hernemen van een in onbruik geraakte spoorwegverbinding tussen noord en zuid. Op grond van gesprekken met betrokken bewoners ontwikkelden kunstenaars en architecten diverse modellen om de vroegere doorgangsruimte opnieuw levensvatbaar te maken.

Uiteraard ontstaan er problemen bij het vertalen van lokale situaties naar globale discussies. Deze doen zich met name voor in de bazaarachtige presentatie van alternatieve kunstruimten (Project 1). Toch is het niet zo dat deze opzet (door Bouwhuis afgedaan als een louter exporteren van locatiespecifiek werk) ertoe leidt dat communicatie uitblijft. Eerder is het zo dat de ritmische, rhizomatische structuur soms leidt tot een fysieke ervaring van een teveel aan stemmen. En dat verstoort en vermoeit de beleving van de bezoeker. Er moet daarom bij het ontwikkelen van dergelijke megatentoonstellingen goed nagedacht worden over de positie en inbreng van microactiviteiten. Oftewel, wat is een adequate tentoonstellingsvorm voor de huidige artistieke glocalisering? In plaats van het ongegrond afdoen van dit biënnale experiment, is het naar mijn idee juist deze vraag die in een kritische bespreking aan de orde gesteld dient te worden.

Bin-Na Choi

Recente artikelen