Inleiding: verstoring als norm
Disruption is de nieuwe gospel. Verstoren of verstoord worden. Iedereen doet het of voelt er de gevolgen van. Begon verstorende innovatie, een kapitalistisch mechanisme pur sang, als een bewuste strategie om de markt op te schudden en plaats te maken voor nieuwe producten en spelers, nu is ze uitgegroeid tot een oncontroleerbaar monster en moeten we eigenlijk spreken van ‘devastating innovation’, stelt historicus Jill Lepore (1). Op de golven van de nieuwe technologie wordt in razende vaart een complete maatschappij omgewoeld. De effecten zijn ook te voelen in sectoren die ver van de tech companies afstaan, zoals de kunstwereld. Bezuinigen alleen is onvoldoende in het nieuwe competitieve veld, alles moet anders. Bij de musea en de instituten, in de galeries, onder de kunstenaars. Om het wild west-karakter van het huidige uitvindersklimaat te duiden, spreekt Lepore van een ‘disruption machine’.
Sociale media zijn niet meer weg te denken in de promotie en ‘verkoop’ van de hedendaagse kunstpraktijk, met name onder jongere kunstenaars en kleine instituten, waar ze de plaats van het drukwerk en mailings hebben ingenomen. De disruptieve effecten van het internet op de kunstkritiek die zichzelf online moet heruitvinden is enorm, met als grootste opgave het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen. Andere traditionele distributiekanalen, zoals de galeries, zijn net begonnen met de omslag. Ze moeten wel. Instagram maakte niet zolang geleden bekend dat grote heel veel kunst via dat kanaal wordt verkocht, zonder dat zij door de koper ooit in het echt is gezien. Positief beschouwd stelt het inzetten van deze middelen ons in staat om bestaande structuren te omzeilen en zelfstandig en eigenhandig eigen keuzes te maken zonder lastige hiërarchieën en rompslomp. Tussenpersonen – galeriehouder, webdesigner, communicatiemedewerker – worden vervangen door het zelf bedienen van (nieuwe) technische mogelijkheden.
Tegenover deze gewonnen vrijheden staat, behalve het verlies van banen, de enorme druk die er op het individu komt te liggen: ‘Eenieder is de ondernemer van zijn eigen ik, iedereen is alleen nog maar met zichzelf bezig. Vroeger waren het bedrijven die onderling met elkaar concurreerden, nu zijn het individuen’ (2). Kunstenaars werken in een snoeiharde aandachtseconomie en moeten, meer dan in andere beroepen, zichzelf herdenken als een brand, en concurreren met andere kunstenaars om aandacht. Ze zijn niet alleen ondernemers van hun eigen praktijk, maar ook van hun eigen ik. Soms zelfs zodanig dat het branden zelf de kunstwerken gaat vervangen. De verpakking wordt het product.
Een nieuwe Amerikaanse academie aan de University of Southern California die onder andere door Andre Young a.k.a Dr. Dre is opgericht, belooft alvast om studenten klaar te stomen als de nieuwe verstoorders van de toekomst. The Degree is in Disruption. Opvallend is dat deze opleiding, en ze zijn daar niet de enigen in, techniek en zakendoen combineert met het maken van kunst. Kunst als een disruptief middel, met creatief accent. Uiteraard heeft kunst al eeuwen een verstorend potentieel, maar dat is niet waar men hier op doelt. Filosoof Roger White ziet een trend waarbij academies steeds vaker technologie, management theorie en design combineren om zo de kunsten toepasbaarder en vermarktbaarder te maken (3).
Waar ligt de grens tussen een kritisch en emanciperend potentieel van disruptieve innovaties en een nog verder gaande onderwerping aan marktprincipes en zelfuitbuiting? Vooralsnog lijkt het erop dat de balans doorslaat naar kunstenaars die zich de methodes en het jargon van verstorende innovatie eigen maken en als het ware opgaan in het technische en zakelijke domein. Ze worden net zo goed start-ups met een flexwerkende, nomadische, 24-7 mentaliteit en een van reclameconventies doordrongen beeldtaal. Hun werk en persoon sluiten naadloos aan op het innovatiedenken en ze worden op teleurstellende wijze opgenomen, onherkenbaar tot al het radicale potentieel verdampt. Kunstenaars en instellingen maken dankbaar gebruik van het potentieel van disruptieve innovaties (Instagram en Facebook in het bijzonder) zonder zelf echt te verstoren of – en dit is misschien wel belangrijker – zonder al te veel kritische vragen te stellen bij de keerzijde van het gebruik van sociale media: de zelfbranding, het eindeloos performen van je eigen ik, het verdringen van inhoud door representatie. In een briljante U-turn besloot Richard Prince screenshots van Instagram te voorzien van cryptische commentaar, op te blazen en te verkopen voor niet minder dan negentigduizend dollar. Wat maakt het ook nog allemaal uit. Missy Suicide, een van de mensen van wie Prince beelden gebruikte, besloot vervolgens precies dezelfde beelden te verkopen voor negentig dollar. Wie verstoort er nu wat?
(1) Jill Lepore, ‘The Disruption Machine. What the gospel of innovation gets wrong’, The New Yorker, 2014, via: http://www.newyorker.com/magazine/2014/06/23/the-disruption-machine
(2) Nynke van Verschuer interviewt Byung-Chul Han, ‘Liefdeloosheid in kapitalistische tijden’, Vrij Nederland, 2014, via: http://www.vn.nl/Artikel-Literatuur/Liefdeloosheid-in-kapitalistische-tijden.htm
(3) Roger White, ‘A Few Good Reasons to Drop Out of Art School’, The New Yorker, 2015, via: http://www.newyorker.com/news/news-desk/a-few-good-reasons-to-drop-out-of-art-school?intcid=mod-most-popular
Maaike Lauwaert