Intolerantie + omkering
Wie spreekt in de media
Pim Fortuyn begreep dat leiders pas leiders kunnen zijn als ze ‘levensecht’ zijn. Dus dirigeerde hij in interviews met regelmaat het gesprek naar zijn homoseksualiteit, zijn gebroken liefde, de intensieve psychoanalyse die hij had ondergaan, de diepe liefde die hij koesterde voor zijn hondjes en zijn diep beleden schatplichtigheid aan Marx. Zelfs in het radio-interview vlak voor zijn dood heerste er een sfeer van een ‘coming out’, een apologie op voorhand. Maar in die beroemde laatste woorden wist hij bovenal onze aandacht te arresteren voor iets dat noodzakelijk was voor het doorgronden van het fenomeen Fortuyn. Fortuyn moest van Fortuyn vooral begrepen worden als een oud-Hollandse koopman, als een kleine middenstander en ondernemer, degelijk en vertrouwd als Douwe Egberts koffie. Het was een diep gekoesterde wens die hij deelde met kunstenaars als Warhol en Scholte. Pim was post-pop.
Sterker: hij was een koopman met een missie voor die middenklasse. En zijn missie was net zo simpel als nieuw voor de Nederlandse politieke arena: wees trouw aan waar je vandaan komt! Doe je niet anders voor dan wie je bent, want alleen dan ben je een interessant mediafiguur en kun je politiek gezien veel bereiken. Fortuyn introduceerde in de politiek dat media en media-aandacht niet per definitie het risico met zich meedragen van een negatieve beeldvorming – wat zijn oppositie tevergeefs probeerde te bewerkstelligen. Alles dat Fortuyn deed was tenslotte een open boek voor de media?! Van zijn dark room bezoek tot zelfs zijn vermeende drugsgebruik. Hoewel we waarschijnlijk nog wel even moeten wachten voordat we amateurbeelden te zien krijgen van het Wiel van Fortuyn. Hij had als wapen dat er geen buitenmediale, ‘diepe’ legitimatie was. Zijn legitimatie bestond alleen als huid van de media. Zelfs zijn resolute optreden tegen, in zijn ogen, infaam opererende interviewers oogde als consequent, niets verhullend mediagedrag.
Fortuyn had een gewaagde, en bleek later een gevaarlijke politieke strategie. Een politiek van een werkelijk doorzichtige openheid. Het credo van het feminisme van de jaren tachtig: het politieke is persoonlijk, het persoonlijke is politiek, kreeg bij Fortuyn een wonderlijke variant, die een aardige marktwaarde bleek te hebben. Want de tragiek van de figuur Fortuyn is dat hij in zijn in aanvang strikt persoonlijke vendetta tegen de regenten in Den Haag, als logische consequentie niets anders kon doen dan de kwetsbaarheid van het bestel aan het licht te brengen door de vox populi (Stem des Volks) voor hem te laten spreken. Want door de massa te laten spreken, liet hij zien wat links vergeten was te doen: begrijpen dat de enig mogelijke politiek die van de markt is.
Doorkijkjes van het ‘bijna goed’
In de Bonanza-special over de Documenta 11 zagen we een als altijd ‘bevlogen’ Dercon voor een ouderwets handbeschilderd spandoek van Bataille TV zijn geschoktheid ventileren over het feit dat de culturele hoek geen enkel woord had gewijd aan het verschijnsel Fortuyn of het neopopulisme. Hijzelf had daarover al gepubliceerd in de Süddeutsche Zeitung van 8 mei, waarin hij waarschuwt dat ‘ware cultuur niet gebaseerd mag zijn op angst, nostalgie of donkere instincten’, daarmee doelend op het gevaarlijke effect dat het toenemende neopopulisme op de cultuur kan uitoefenen. Ook zijn punt, helemaal in tune met Enwezors uitgangspunt bij het maken van de documenta (‘How local specificities create new orientations in the global discourse.’) was dat er niemand was geweest die de relatie legde tussen de wijze waarop in de rest van Europa op neopopulisme wordt gereageerd en hoe er in Nederland op Fortuyn is gereageerd en dat het nu niet meer de vraag is wat politieke kunst is, maar of kunst überhaupt nog wel een positie van belang heeft? Daarop volgde een ontnuchterende reactie van Harald Szeemann die duidelijk maakte dat voor kunst de enige denkbare politiek, die van het maken van goede, de politiek ondervragende tentoonstellingen is. Het leek of dat met die weinig verfijnde opmerking de discussie ook gelijk was vervluchtigd en dat het enige dat nog restte het bekritiseren van de documenta zelf was.
Ondanks de toenemende politisering van de kunst, blijft de indruk bestaan, dat de kunst niet bepaald het radicale middel is om maatschappelijke verandering op gang te brengen. Hooguit kunnen kunstenaars zich als researchers opwerpen die in relatieve vrijheid de vervlechting tussen de sferen van het leven te onderzoeken en indringend te ondervragen. (Sarat Maharaj, co-curator van de documenta omschreef het als : ‘De vernieuwing bestaat eruit dat de traditionele, rationele scheiding tussen het sociale, het politieke en het esthetische is opgeheven.’) Het is alleen de vraag of die ondervragingen opgewassen zijn tegen breed maatschappelijke ontwikkelingen als het neopopulisme (en dus klinkt de holheid van Dercons vraag des te desperater). De wereldwijde miljardenindustrie die de kunst geworden is ten spijt, legt zij niet voldoende gewicht in de schaal om nog als sturende kracht herkend te worden, als ze dat ooit is geweest. Het punt is dat kunst zich eindelijk bewust begint te worden van het relatieve karakter van haar aanwezigheid in een globaliserende wereld, die in al haar verschrikkingen en vervoeringen als predator wacht totdat ze haar als periodieke snack consumeren kan. Is deze gedachte dat de wereld van de kunst eindelijk van haar trauma’s bevrijd lijkt te worden provocatief genoeg voor het innemen van een radicalere positie? Zou dit niet het begin kunnen zijn van een nieuw elan? Zeg maar, het Fortuynisme van de kunst, een kunst die vanuit de urgentie van het lijfsbehoud wel intolerant moet worden, om de gewoonheid van het kleine verhaal, de gewone man, de kleine aandoening groots te verdedigen?
Zinvol geweld
In zijn essay Pleidooi voor Intolerantie, maar ook in ander werk pleit Slavoj Zizek ervoor om de notie van ‘democratie’ als onze meester-betekenaar los te laten. Voor hem is de democratie een ontkenning van basale sociale tegenstellingen. Zo komt hij met het voorbeeld van de verkiezing van de gouverneur van Louisiana, waarbij de keuze ging tussen een ex-KKK lid en een corrupte democraat, zodat er al snel auto’s rondreden met de bumpersticker:’Vote for a Crook! It’s important’. Een dergelijk bericht toont volgens Zizek de paradox die het fenomeen democratie met zich mee brengt: binnen de politieke orde eindigt iedere campagne tegen corruptie in een kaping door populistisch rechts. Iedere goedbedoelde waarschuwing tegen het globalisme wordt door populisten direct gekaapt en in verband gebracht met de noodzaak voor een scherper vreemdelingenbeleid. Het idee van een ‘eerlijke democratie’ is een illusie. Zelfs multiculturele strategieën berusten feitelijk op een verkapt racisme dat op neerbuigende wijze de superioriteit van het rijke Westen bekrachtigt. Kortom: de tegenstelling tussen etnische, seksistische en religieus fundamentalisme en de zogenaamde multiculturele tolerantie is uiteindelijk een wassen neus: voor beide polen vormt de politieke neutraliteit van de economie het uitgangspunt.
Een dergelijke politisering van de economie is verfrissend en zinvol gewelddadig na eindeloos de clubmix versies van het DG – koor (het Deleuze & Guattari koor, niet het Dolce & Gabana koor) te moeten hebben aangehoord, dat de lofzang op het Schizo-subject net iets te nadrukkelijk als dagelijkse routine mee neuriede. Hoewel in Zizek ook dezelfde arresterende toon van Fortuyn doorklinkt, natuurlijk met andere strekking, als hij een vergelijkbaar ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ laat gelden in zijn verzet tegen die designer D&G identiteit, die zich hybride en zonder etnische wortels, vrij zwevend weet tussen sociaal-politieke circuits en niveaus. De geest van de kosmopolitische ondernemers en academici, die zich suf loungen en zich alleen maar druk maken over hun vrijkaartjes, uitnodigingen, vermeldingen, airplay, en het genadeloze oordeel van hun onderdrukte superego dat in de muzaktijd van hun organizer de saaie toon kritiseert waarmee ze resoneren in de media. Zizek presenteert een ‘andere kant’ door zich invoelend op te stellen tegenover de medialoze, ‘de arme gastarbeider die door armoede of door geweld van huis verdreven is, voor wie de bejubelde hybriditeit een tastbare traumatische geschiedenis vormt van de onmogelijkheid om zich elders te vestigen en een legale status te verwerven; het subject voor wie eenvoudige handelingen zoals grensoverschrijdingen of gezinsherenigingen angstige ervaringen zijn Voor Zizek is dit niet een gratuite opmerking die appelleert aan een moreel besef van het ‘geheel’ van de maatschappij, maar is het de aanzet voor een nieuwe sociaal kritiek die uitgaat van de notie dat ‘de rollen lijken te zijn omgedraaid: linkse denkers zijn voorstanders van een sterke staat, als laatste bolwerk van sociale en burgerlijke vrijheden in de strijd tegen het kapitaal, terwijl rechts de staat en de staatsinstellingen verkettert en deze als de ultieme terroristische machine beschouwt.’ Deze omkering berust volgens Zizek op de stilzwijgende acceptatie door gematigd links van de depolitisering van de economie. Hij beschrijft de huidige situatie waarin extreem rechts hardop zegt wat gematigd links stiekem denkt, maar niet hardop durft te zeggen. Namelijk het aan banden leggen van de vrijheid van het kapitaal. Zizek pleit voor een krachtige, passend intolerante kritiek van de wereldomvattende kapitalistische beschaving. Want als Wall Street negatief op dalende werkeloosheid reageert, is het niet meer dan logisch dat er ergens een politicus de voor de hand liggende conclusie trekt dat wat goed is voor het kapitaal blijkbaar niet goed is voor de meerderheid van de bevolking.
Noten
1. Chris Dercon, Der Dämon und wie er über der Welt kam, zum Tod von
Pim Fortuyn : Wahre Kultur darf nicht auf Angst, Nostalgie oder
dunklen Instinkten beruhen. Süddeutsche Zeitung, 8 mei 2002
2. Bonanza:http://www.vpro.nl/
3. Slavoj Zizek, Pleidooi voor Intolerantie, Boom Essay, 1998
Web : Zizek en Lacan : LacanianInk
http://lacan.com/covers
http://lacan.com/perfume/frame.htm
4. 10 t/m12 juni Seminar on Social Ontology van de
ESSSO (Erasmus Summer) geweidt aan Slavoj Zizek, waarbij hijzelf aanwezig was.
http://eur.nl/fw/essso
Willem van Weelden