metropolis m

Invisible Script (A Letter to Morel)

Elk jaar nodigt W139 een gastcurator uit om een tentoonstelling te maken en dit jaar viel deze eer te beurt aan de Parijse curator François Piron, tevens hoofdredacteur van het Franse kunsttheoretische tijdschrift Trouble. Invisible Script (A Letter to Morel) is verrassend omdat het een groepstentoonstelling is, samengesteld uit reeds bestaande werken, waarmee het zich onderscheidt van de gewoonte van W139 om kunstenaars site-specific werk te laten realiseren. Hoewel de curator een metafoor gebruikt als uitgegangspunt van zijn tentoonstelling, gaat dit niet en koste van het oorspronkelijke karakter en kracht van de kunstwerken.

Piron baseerde zijn presentatie op de roman La invención de Morel (1940) van de Argentijnse schrijver Adolfo Bioy Casares. Dit boek vertelt het verhaal van een vluchteling die op een eiland is gestrand, waarvan hij denkt dat het verlaten is. Hij wordt echter al snel vergezeld door een groep mysterieuze personages die plotseling uit het niets opdoemen. Na talloze vruchteloze pogingen om met deze personen te communiceren ontdekt de hoofdpersoon dat de wezens niets meer zijn dan door een machine geproduceerde projecties. Deze machine, een uitvinding van Dr. Morel, projecteert hyperrealistische opnamen van overleden personages in het heden die daardoor voor eeuwig gedoemd zijn niet met hun omgeving te kunnen communiceren.

Piron vertaalt Casares’ roman naar een tentoonstelling waarin ‘het onvermogen tot communicatie’ tussen het publiek en de kunstwerken expliciet aan de orde wordt gesteld. Het publiek, op zoek naar contact met de kunst, krijgt nul op rekest. De kunstwerken blijven letterlijke projectievlakken, die weinig uit zichzelf prijsgeven. Het feit dat de tentoonstelling tot stand kwam zonder gebruik van overdreven licht- en geluidsinstallaties, maakt dat het alleen de werken zelf zijn die de bezoeker door de ruimte leiden. Het is in deze spanning tussen richting geven maar toch niet willen communiceren, dat het ‘onzichtbare’ script van de tentoonstelling zich manifesteert.

Een goed voorbeeld van deze impasse in de communicatie is het werk Fahrenheit 451 (1969), van de Spaanse kunstenaar Dora García. Tweeduizend exemplaren van Ray Bradbury’s bekende sciencefictionroman Fahrenheit 451 uit 1969 liggen op elkaar gestapeld op een tafel. Op het eerste gezicht lijkt er niet aan de hand, maar als je begint te bladeren wordt duidelijk dat elk boek in spiegelbeeld is gedrukt en daardoor volstrekt ontoegankelijk. De eigenlijke betekenis van het werk gaat over het omdraaien van de leesrichting en daarmee de omkering van de richting van het verhaal, wat als metafoor functioneert voor het vernielen van alle boeken (wat het onderwerp is van de betreffende roman). In de tentoonstelling wordt de ‘machinale fout’ die de communicatieve waarde van de roman teniet heeft gedaan, bevroren in een zich herhalend beeld van non-communicatie (de stapels onleesbare boeken). Het is daarmee vergelijkbaar met de machine van Dr. Morel die ook maar door blijft gaan met de productie van beelden van non-communicatie.

Ook de werken van de Franse kunstenaars François Curlet, Boris Achour en Jean-Baptiste Ganne onderschrijven allen een vorm van machinale autonomie, maar in plaats dat ze daar het product van zijn (zoals bij Dora García’s werk) kunnen de werken zelf als ‘machines’ worden gezien die bezig zijn met een onafhankelijke dialoog. Bijvoorbeeld Baptiste’s werk Esperanza Eterna (2004), een metalen kist die zijn eigen zonne-energie opwekt en opslaat en daarmee eindeloos een kort fragment uit een tango van de zanger Nino de Murcia uit 1950 afspeelt. De communicatie met de toeschouwer, bestaande uit de afwisseling van muziek en stilte, ligt besloten in het werk zelf. De hoop (esperenza) die uit het werk spreekt wordt echter nooit helemaal losgelaten.

Het werk van Boris Achour, een automatische schuifdeur die midden in de ruimte is geplaatst en niet opent als reactie op het publiek maar willekeurig open en dicht gaat, en het werk van François Curlet, een minimalistische witte kubus waar zo nu en dan sporadisch een antenne automatisch naar boven gaat, zijn voorbeelden van werken waarin het werk zijn eigen gang gaat, zonder zich iets aan te trekken van het publiek. Omdat de antenne in de loop van de tentoonstelling niet langer in zijn geheel uit wilde schuiven, maar nog maar een paar centimeters omhoog kwam, werd de indruk van eigenmachtig optreden, los van het publiek of de tentoonstellingsmaker, alleen maar versterkt.

Piron heeft een tentoonstelling gemaakt waarin veel verschillende werken een monoloog voeren, zonder de suggestie van een daaronder gelegen ‘onzichtbaar script’ te verliezen. De curator is subtiel te werk gegaan en heeft de bestaande werken goed begrepen en weten te presenteren. Het geheel komt spookachtig over en heeft daardoor een intrigerende sfeer. De locatie, een van de meest weggestopte ruimten in de W139-kelder, versterkt de indruk dat je bij toeval in een ruimte bent beland van vreemde entiteiten, verstoken van hun gebruikswaarde en veroordeeld tot het domein van een achterkamer en hun eigen autonomie.

Invisible Script (a letter to Morel)W139 Amsterdam

1 mei tot en met 5 juni

www.w139.nl

Huib Haye van der Werf

Recente artikelen