Iona Hoogenberk
Iona Hoogenberk
KABK, Den Haag
Was den Künstler vom Wissenschaftler unterscheidet, ist, daß der Künstler es mit der Individuellen Form, dem Stil also, zu tun hat; der Wissenschaftler aber mit dem allgemeinem Stoff, dem Gehalt. (Rudiger Safranski in R., Schiller: Biografie. München 2004) – geciteerd door de kunstenaar.
Na in 2008 cum laude te zijn afgestudeerd in klassieke talen zwaait kunstenaar Iona Hoogenberk dit jaar af aan de Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunsten. Zeer klassiek geschoold, lid van het dispuut Arktos (Amsterdam Studenten Corps) dat bekend is om zijn activistisch cultureel engagement, geletterde leden en voorheen uitgesproken lesbisch profiel, en daarnaast actief in het organiseren van kunstenaarsprojecten, heeft de kunstenaar een opvallend volwassen en eigenzinnig voorkomen.
Het oeuvre van Iona Hoogenberk begint, wat de kunstenaar betreft, met haar laatste project Eerste steen Laatste steen, waarmee ze ook afgestudeerd is aan de KABK. Die keuze kan ik begrijpen. Het eerdere werk van Iona Hoogenberk is – al blijven de stevige verschijningsvormen beslist hangen – wat verstandelijk, bevallig en gekunsteld van toon, wellicht al te ongevaarlijk en weinig echoënd van aard. Het werk A 6 3 dat Iona Hoogenberk in 2009 echter samen met vijf collega-kunstenaars maakte in de galerie van de KABK (de kunstenaars bliezen een gigantische semitransparante ballon op, die langzaam de volledige ruimte vulde en het publiek, beetje bij beetje tegen de muren van de ruimte in verdrukking bracht) was een voorbode van een interessante nieuwe ontwikkeling die ze dit jaar heeft voortgezet. Het laatste restje brave aangenaamheid werd met dit compromisloze werk afgeschud.
Voor Eerste steen Laatste steen bouwde de kunstenaar een volmaakt huis van circa 3 x 4 x 3 meter. Zij legde zelf de fundering aan, maakte en stortte het beton, verzamelde via Marktplaats het bouwmateriaal, zoals gebruikte deuren, glas, raamkozijnen, dakpannen en tweedehands bakstenen. De bouwgrond was de binnenplaats van de KABK. Drie seizoenen lang, van herfst tot lente, werd hier dag na dag eigenhandig, zonder hulp van anderen of een machine, gebouwd aan een prototype huis, van het soort dat kinderen altijd tekenen – met puntdak en schoorsteen. Medestudenten en bezoekers van de academie zagen hoe Iona Hoogenberk de ene keer geestdriftig, een andere keer ploeterend te werk ging.
De kunstenaar bouwde een huis om een vuurtje te kunnen stoken in een omgeving die volledig de kunstenaar toebehoort en haar als een tweede huid omsluit. Iona Hoogenberk haalt de Platoonse metafoor van het lichaam aan: het lichaam als huis voor de ziel. De afmetingen van het huis zijn berekend op de minimale eisen die haar eigen fysieke gestel oplegt. Het volume sluit het lichaam volledig op. De kunstenaar ziet zich hier geconfronteerd met zichzelf. Wanneer er gestookt wordt is de hitte onverdraaglijk, zonder vuur is het er te koud. Gedurende enige tijd nam de kunstenaar hier haar intrek. Ze leefde en sliep er.
Op het moment van schrijven wordt het gebouw weer afgebroken. En op de dag van de opening van de afstudeertentoonstelling zal er niets meer te zien zijn van de oorsponkelijke activiteit die er heeft plaatsgevonden. Een dubbele diaprojectie zal op ware grootte, in een fotoverslag tonen hoe het bouwsel een huis wordt en hoe het weer verdwijnt.
Hoogenberk verrast en piekt met dit werk. Op de grond van de academie eigent ze zich een vrijstaat toe waar ze kan wonen en kan zijn wie ze zelf wil zijn (kunstenaar; schrijver; docent; meisje, jongen; sociaal individu en kluizenaar). Het past in de do-it-yourself traditie van Joost Conijn, de volharding en geestkracht binnen het oeuvre van Job Koelewijn en roept het zelfportret als gebouw van Mark Manders in herinnering. De Engelse Arts and Crafts-mentaliteit is niet weg te denken, evenals de schrijvers en denkers uit die tijd. Het Europa tot de vroege twintigste eeuw lijkt de grootse inspiratiebron voor Iona Hoogenberk. Meer recente kunstenaars komen niet voor in haar bespiegelingen. Wat niet gek is gezien haar klassieke achtergrond, al zou het wel een verrijking zijn als ze het heden niet meer zou zien als iets dat alleen met vroeger te maken heeft, maar ook iets dat toekomst heeft.
Zoals het lichaam vergankelijk is zo heeft de kunstenaar – emotionele, praktische of financiële redenen trotserend – zichzelf gedwongen ook weer afscheid te nemen van het zelfgebouwde huis en zich, verlicht, te ontdoen van de last die deze fysieke, uiterlijke verschijning letterlijk en figuurlijk voor haar was. Door de oprechte klaarheid van het project, wordt deze zoektocht naar zichzelf niet pathetisch. Integendeel, het dwingt ontzag af dat iemand met een dergelijke volharding zo’n project realiseert. Het laat mij hoopvol uitzien naar de volgende stappen van deze kunstenaar.
Bregje van Woensel is curator en criticus, Rotterdam
Bregje van Woensel