metropolis m

Jennifer Tee
Toverknal

Tijdens de Open Ateliers van de Rijksakademie in Amsterdam was een toverachtige performance van Jennifer Tee te zien. Met het haar gebonden in twee pronte staartjes langs haar hoofd, zat zij in een soort zithangmat hoog aan de muur van het atelier. Bij binnenkomst stond voor alle toeschouwers een drankje klaar ‘om de stem te smeren’, waarmee ze indirect verwees naar het gezang dat op de achtergrond te horen was. In het midden van de ruimte hing een grote, ronde circustent. Het touw waarmee deze tent was opgehangen liep naar haar hangmat toe. Bij aanvang van het door Tee geënsceneerde ritueel trok zij aan dit koord waardoor de circustent langzaam begon te draaien, als een toverlamp. Vanonder het tentdoek kwam stukje bij beetje een heus orkest van Mongoolse boventoonzangers te voorschijn kwam. De performance past helemaal in de reeks van de zogenaamde Total Tee Transformations, een reeks installaties waaraan Tee sinds haar afstuderen op de Rietveldacademie in 1998 gestaag werkt. En met succes: in 1999 had ze een solo-expositie bij het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam, ze nam deel aan For Real in het Stedelijk Museum Amsterdam en Wild Zone in Witte de With, Rotterdam. En nu is daar de tentoonstelling in Museum Het Domein in Sittard met de raadselachtige titel: In Air I Presume.The Non-logica Hunt for Toverknal.

De tentoonstellingen van Tee hebben meestal de vorm van omvangrijke installaties die worden samengesteld uit uiteenlopende media als video, dia’s, geluid, fotoprints en ongebruikelijke materialen als was, vruchten, rijst et cetera. In de catalogus wordt de wijze waarop Tee’s totaalinstallaties functioneren vergeleken met een modeshow. ‘De kijker ervaart de modeontwerper binnen de context van de modeshow. Details – in Jennifers geval, de objecten die haar installaties vormen – in het geval van mode, de kledingstukken afzonderlijk – worden symbolen in een geheel dat pas tot leven komen in de context van het ritueel. Ze komen pas tot leven door deze gebeurtenis en door het geloof in het ceremoniële karakter ervan.’ Dat dit ingebed zijn van de kunstwerken in alledaagse riten en gebruiken voor het werk van Tee een belangrijk uitgangspunt is, blijkt ook in Het Domein in Sittard. Om zich voor te bereiden op deze tentoonstelling verbleef Tee vijf weken in Brazilië, waar ze zich verdiepte in de rituelen van de Candomblé, een uit Afrika meegenomen religie geïntegreerd in het katholieke geloof, die vooral wordt aangehangen door de armere bevolking van Brazilië. Haar tentoonstelling in Sittard opende met een voor Tee typisch performance. Ze liet een aantal Sittardse jongeren drie gezeefdrukte banieren door de stad dragen. Samen met de bezoekers van de opening vormde dit gezelschap een processie die haar tocht beëindigde in de tentoonstellingszaal. De spandoeken, bedrukt met allerlei tekens en motieven die verwijzen naar haar ervaringen in Brazilië, kregen een plaats temidden van alle andere objecten in de tentoonstelling. Zo is op een van de doeken het bloederige motief van een afgehakte vinger te zien, verwijzend naar een van de straatjongeren met wie Tee samenwerkte. Eenmaal binnen volgde het tweede op de Candomblé geïnspireerde ritueel. Bezoekers gehuld in door Tee ontworpen speciale schorten maakten pakketjes van rijst, kokos, schelpjes en andere exotische ingrediënten, verpakt in kleurige stukken stof. Op de tentoonstelling liggen deze pakketjes uitgestald op kussens, rondom een landschap van was. Een monitor met video-opnames van de twee performances staat op een soort altaar ernaast.

De installatie in zijn geheel is een bonte chaos, waarin kleurige bedrukte stoffen worden afgewisseld met foto’s, video’s, door Tee ontworpen landkaarten en muziek. Een video van een dansende straatjongen wordt afgewisseld met het verstilde en bedreigende beeld van een politieagent te paard en de geur van was en exotische specerijen. Tee nam in deze tentoonstelling ook nog eens verschillende verwijzingen op naar twee door haar bewonderde Braziliaanse kunstenaars: Hélio Oiticica (1937-1980) en Öyvind Fahlström (1928 – 1976). Samen met directeur Stijn Huyts wist ze enkele originele werken werken van Oiticica en Fahlström los te peuteren van particuliere verzamelaars. Hun beelden en teksten, waaronder twee Parangolés (kledingstukken die gebruikt werden bij volksfeesten met veel muziek en dans, die voor Oiticica symbolen waren van creatieve levenskracht), Oiticica’s werk Bolide Box 17 en verschillende tekeningen van Fahlström, zijn op een ‘natuurlijke’ (lees, bijna onzichtbare) manier in de tentoonstelling verwerkt. Als kunstobject konden de Parangolés volgens Oiticica gezien worden in relatie tot body-art, happenings en performances. Hiermee stelde hij de tot dan toe gehanteerde definitie van het kunstwerk ter discussie en introduceerde een nieuwe. Het werk Bolide Box 17 sluit hier prachtig op aan. Uit een vierkante doos die doet denken aan een driedimensionale vertaling van een schilderij van Mondriaan, lijkt een zak met indigo te zijn gevallen. Op een lint bevestigd aan deze zak staat geschreven: ‘Through my blood. Through my sweat. This love will live’. Oiticica laat hiermee duidelijk zijn kritische houding zien ten aanzien van een puur formele benadering van kunst, c.q. zijn streven om kunstwerken te maken die hun voltooiing vinden in een bepaalde vorm van interactie met de omgeving. Tee’s werk kan gezien worden als de hedendaagse variant op Oiticica’s streven. Ook zij neemt in haar tentoonstelling expliciet afstand van de westerse esthetiek. Ze eist van de toeschouwer een betrokkenheid die niet strookt met de koele, esthetische blik.Wat dat betreft is haar bonte experimenteerlust een verademing. Ze zapt in een paar tentoonstellingen van een studie naar de hiphopcultuur, via de verhalenstructuren van Oosteuropese volksverhalen naar de Candomblé-rituelen in Brazilië. Hoewel zeker niet al haar installaties daar tot nu toe last van hadden, kleeft hieraan wel het gevaar van oppervlakkigheid. Op het afgelopen IDFA-festival was de ontroerende documentaire The lovers of San Fernando te zien. De maker van deze film deed er twintig jaar over een echtpaar te portretteren tegen de achtergrond van de problemen in de Nicaraguaanse samenleving. Het voert te ver een dergelijk engagement van elke kunstenaar te verlangen. Maar in Tee’s droomachtige, bijna naïeve non-logica hunt for Toverknal blijf je als toeschouwer toch wel een beetje met lege handen achter.

Ingrid Commandeur

Recente artikelen