Joanne Tatham & Tom O’Sullivan
Joanne Tatham & Tom O’Sullivan
The This & The That of a Category Error
Zwarte, glimmende, kniehoge letters zijn diagonaal in de ruimte geplaatst. Ze vormen twee woorden die je slechts in spiegelbeeld kunt lezen: ‘Lead Rhetoric’. De woorden zijn een sculptuur, het werk is een kreet die je typerend zou kunnen noemen voor de tentoonstelling van het Britse kunstenaarsduo Joanne Tatham & Tom O’Sullivan in het Amsterdamse SMART Project Space. Achter Lead Rhetoric staat een driedimensionale driehoek die de minimalistische sculpturen van Robert Morris uit de jaren zestig in herinnering roept. In Morris’ werk werd de beeldhouwkunst niet alleen structureel herleid tot de delen waaruit ze bestaat (materiaal, vorm, grootte), maar ook gerelateerd aan en afhankelijk gemaakt van de context en de positie van de toeschouwer. Betekenis is extern aan het object, zo stelde Morris. Betekenis verschuift.
Tatham & O’Sullivan lijken een zelfde mening toegedaan. Zoals Lead Rhetoric aan een vaststaande interpretatie ontsnapt, zo geldt dat voor alle werken in de tentoonstelling. De kunstenaars visualiseren hoe een definitieve interpretatie tot mislukken is gedoemd. Ze doen dit door de werken in meerdere gedaanten in de tentoonstelling terug te laten keren. Je eerste lezing van een werk moet op deze wijze bij een tweede confrontatie worden herzien.
De genoemde driedimensionale driehoek verschijnt bijvoorbeeld opnieuw in een gekantelde zwart-witfoto van een museumzaal waarop hij als ‘stille getuige’ naast twee toeschouwers staat afgebeeld. De eigen status van het kunstwerk als Kunstwerk wordt door de verschijning in de foto ondermijnd; het feit dat de foto op zijn zij staat bekrachtigt deze ondergraving van de betekenis van het werk.
In SMART Project Space hebben niet de werken, maar de zalen titels gekregen. Het geheel is een kunstwerk, waar je als rondlopende toeschouwer deel van uitmaakt. Waar Morris destijds de autonomie van het kunstwerk ter discussie stelde, daar stellen Tatham & O’Sullivan vragen bij de status van de expositie in haar geheel. Ze ontrafelen de mechanismen van de tentoonstelling, de onderdelen waar ze uit bestaat, de wijze waarop ze zich tot elkaar verhouden en reduceren zo de expositie, niet zonder ironie, tot een in zichzelf besloten systeem of model. Zien we hier een nieuwe fase in de lange traditie van de institutionele kritiek?
Niet alleen het kunstwerk en de beschouwer zitten ‘opgesloten’ in de hermetische cirkel die het tentoonstellingsmodel is, ook de kunstenaar en de toeschouwer, zo stelt het Britse kunstenaarsduo. Op ingelijste foto’s staat een immense werkplaats afgebeeld waar gewerkt wordt aan een monumentale sculptuur bestaande uit de letters: ‘hero’. Tegenover deze foto’s hangen tekeningen waarin een man met een hoge hoed te zien is. Hij is bezig een identieke sculptuur te maken, en roept zo de vraag op wie de échte auteur van Hero is: Tatham & O’Sullivan of dit heerschap? Deze relatieve status van de kunstenaar wordt eens te meer benadrukt wanneer je ontdekt dat de tekeningen gemaakt zijn door een ander, Simon Manfield, waarmee Tatham & O’Sullivan ook de eigen status van kunstenaar ondergraven. Later in de tentoonstelling herken je de karakteristieke vorm van ‘de man met hoge hoed’ als type in grote en kleine bronzen draadfiguren, waardoor het lijkt alsof hij symbool staat voor ‘de karakteristieke kunstenaar’. Maar hij is sculptuur geworden: lijdend voorwerp in plaats van actief en handelend subject.
Tatham & O’Sullivan plaatsen vraagtekens bij de sinds eeuwen gehanteerde begrippen of categorieën in de beeldende kunst. Deze zijn leeg, aldus het duo. Een lege plek kan telkens door een ander worden gevuld. De kunstenaar (het kunstwerk, het publiek ..) is ‘onbetrouwbaar’, zo lijken ze te willen zeggen. De onophoudelijk verschuivende betekenissen confronteren de kijker met zijn categorische manier van kijken en denken. Het kunstdiscours berust op retoriek.
Juist door de onverwachte invulling loopt de bezoeker van The This & The That of a Category Error langs kunstbegrippen, in plaats van langs kunstwerken. ‘Heroin kills’ zo staat te lezen in marmeren letters in een van de laatste zalen van de tentoonstelling. Het materiaal refereert aan grafzerken. In combinatie met de boodschap van de woorden is het een sculptuur die vervreemdend overkomt in deze museale omgeving. Het confronteert de toeschouwer met zijn vooronderstellingen over het werk. Niets is wat het lijkt. Zoals de titel van de tentoonstelling suggereert: de kijker heeft zich op voorhand vergist.
Dit spel van Tatham & O’Sullivan, het schuiven met de bestaande institutionele criteria en categorieën waardoor vervreemdende combinaties ontstaan, gaat eindeloos door. Dit is de grote kracht van de tentoonstelling, maar tegelijkertijd ook haar valkuil. Het is schitterend uitgevoerde institutionele kritiek, maar Tatham & O’Sullivan draaien rond in hermetische cirkels. Ze tollen iets te veel om hun eigen as. En is de titel van een kunstwerk, het tentoonstellingsmodel niet al vele malen eerder ter discussie gesteld? Denk nogmaals aan Robert Morris. Sinds de jaren zestig en zeventig is er veel veranderd. Zo zijn kunstinstellingen lang niet meer alleen de ‘White Cube’ waartegen indertijd werd geprotesteerd. Een plek als SMART Project Space bevestigt dit gegeven. Tatham & O’Sullivan slagen er niet in om een vertaalslag naar deze huidige, hedendaagse context te maken. In plaats daarvan borduren ze voort op een idee. Het kunstenaarsduo sluit aan bij een historische categorie, bij een historische discussie. Maar wat is de actualiteit van hun vraag? In de catalogus stellen ze dat de criticus degene is die het kunstwerk interpreteert en vertaalt naar de actualiteit. Tatham & O’Sullivan zetten mij in SMART Project Space voor de vraag: is de tijd van de conceptuele twijfels niet voorbij?
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus