metropolis m

Klartext

Er bestaat behoefte aan een diepgaande discussie over kunst en politiek. Afgaand op de hoge opkomst bij de conferentie Klartext! in Berlijn, hebben de organisatoren Marina Sorbello en Antje Weitzel dat goed aangevoeld. Drie dagen lang vroegen kunstenaars, curatoren en activisten zich af wat de reden voor deze belangstelling zou kunnen zijn – die bijvoorbeeld blijkt uit recente tentoonstellingen als The New Europe (Wenen), Communism (Dublin), Die Regierung (Lüneburg, Barcelona, Rotterdam) en Whatever happened to social democracy (Malmö).

Door het succes van het globale kapitalisme is elke vorm van politieke oppositie en activisme buitenspel gezet, was de heersende opinie. Er hing op de conferentie in Berlijn een sfeer van desillusie en machteloosheid. Maar waarvoor waren we dan eigenlijk allemaal hier? Omdat kunst misschien een reflectie biedt op deze situatie en onze gevoelens daaromtrent. Omdat kunst een van de weinige plekken is waar men de ruimte krijgt om na te denken over verzet.

De ambitieuze en zorgvuldig samengestelde conferentie onderzocht deze ideeën aan de hand van onderwerpen als Tactical Media en The Artists as Precarious Producer. Het meest interessant waren de momenten wanneer bijvoorbeeld een aan een instituut verbonden curator zich moest uitspreken over het spanningsveld tussen een kritische praktijk en de macht van subsidiegevers. Ook kunstenaars, activisten en onafhankelijke curatoren spraken met elkaar over de kritische potentie van hun posities en de conflicten die ze met elkaar en met de instituties hadden. Een van de meest interessante bijeenkomsten voor mij was The Artists as Precarious Producer. Deze bijeenkomst had de retoriek van vrijheid en een ongeïnstitutionaliseerde praktijk tot onderwerp, waarbij ook de risico’s van een te grote flexibiliteit aan bod kwamen. Toch bleef het uitgangspunt van alle dagen dat de positie van kunst er een was van optimisme en politieke kansen.

Dit werd het best onderzocht tijdens de laatste groepsessie met Irit Rogoff, Roger Buergel, Jacques Rancière en Chantal Mouffe, die allen belang hechtten aan het politieke potentieel van kunst in zijn algemeenheid. Rancière wees op de noodzakelijkheid om andere ‘ficties’ te creëren, ter vervanging van de dominante. Mouffe drong er op aan dat de algemene opinie bestreden moest worden en sprak in dat verband van de desedimentation of common sense. Het probleem van links is, aldus Mouffe, dat het de algemeen geldende ideeën van het neoliberalisme zo moeilijk weet te bestrijden. Voor Mouffe is de strijd tegen deze status-quo belangrijker dan de strijd tegen extreem-rechts.

Het meest geslaagd in de conferentie was het moment waarop iemand uit de praktijk als Roger Buergel innovatieve ideeën aandroeg over het vertalen van dergelijke theorieën in werkbare vormen. Buergel beschreef enkele structurele en institutionele fouten die de kunstwereld ervan weerhoudt politiek effectief te zijn. Voortbordurend op uitspraken van Maria Lind en Nina Hölleman, stelde hij dat we ons niet langer moeten laten leiden door het primaat van de zichtbaarheid en het aan de lopende band tentoonstellingen maken. Artistieke praktijken vereisen soms andere methodes en middelen om zich te manifesteren. (De ontevredenheid in Nederland met Catherine David, die een sleutelfiguur is in dit denken, toont hoe relevant deze discussie ook voor Nederland is). Buergel, artistiek leider van de komende Documenta, beweerde dat we moeten geloven in het politieke potentieel dat we produceren, door bijvoorbeeld het stramien te doorbreken elke zes weken een tentoonstelling te moeten maken. Uiteindelijk zijn dit soort korte deadlines er de oorzaak van dat ideeën te snel uitgewerkt worden. Met als gevolg dat we de architect van onze eigen politieke machteloosheid worden, omdat we niet kunnen vasthouden wat we ontwikkelen.

Afgezien van de scherpe kritiek van Marius Babias tegen de politieke oppervlakkigheid binnen de hedendaagse kunstpraktijk, vertoonden de meeste bijdragen verrassend veel overeenkomsten. Het politieke werd een soort modieus paradigma binnen een strategische, maar ook warrige vorm van intellectualisme. Dit werd vooral duidelijk in de begeleidende tentoonstelling Disobedience, waarin luidruchtige beelden van demonstraties werden getoond, vechtend om de aandacht van de bezoeker. Spijtig, want er waren ook interessante werken van kunstenaars als Ultra Red en Harun Farocki te zien. Het was vreemd dat uitgerekend op een conferentie over verzet en activisme het publiek weinig betrokkenheid toonde. Het leek erop dat Babias, ondanks de eerbare intenties van de organisatie, gelijk had met zijn zure gebrom over het lege karakter van het hippe Berlijn.

Klartext! Der Status des politischen im aktueller Kunst und Kultur

Annie Fletcher

Recente artikelen