Kleine geschiedenissen
In Rotterdam bevindt zich een kleine enclave van Australiërs die werkzaam zijn in de kunst. We nodigden Isabelle Sully uit in gesprek te gaan met Pilar Mata Dupont en Amy Suo Wu over hoe het is te migreren uit een land dat zelf het product van migratie is. ‘Hoewel we niet het gevoel hebben van hier te zijn, hebben we ook nooit echt het gevoel gehad van daar te komen, van dat land down under.’
Op 17 december 1973 publiceerde een grote nationale Australische krant een coverstory met de titel ‘Would you pay $1.3 million for this?’, met daaronder een reproductie van het inmiddels beruchte schilderij Blue Poles uit 1952 van Jackson Pollock. Onder toezicht van Gough Whitlam – destijds de premier van Australië, die niet alleen zorgde voor de invoering van gratis gezondheidszorg, gratis hoger onderwijs en belangrijke investeringen in de regio Azië-Pacific, maar ook voor de meest genereuze culturele beleidsagenda’s tot nu toe – werd het schilderij gekocht voor een bedrag van 1,3 miljoen dollar ondanks publieke verontwaardiging. De verontwaardiging ontstond omdat Australië nog nooit zo veel geld had uitgegeven aan een kunstwerk, laat staan een stukje abstract expressionisme dat terloops werd geproduceerd tijdens een ‘dronken bui’, zoals de krant meldde. Nu, jaren later, wordt het schilderij beschouwd als een van de beste financiële rijkscollectie-investeringen ooit en heeft het een cultstatus verworven, wat getuigt van de tendens in Australië om culturele waarde enkel in puur financiële termen uit te drukken.
Tegen de achtergrond van deze kleine kunstgeschiedenis lijkt er veel te zeggen over de verschillen tussen deze culturele vijandelijkheden in Australië en de culturele praktijk in Nederland, die voelt als een warm bad. Maar toen we bij elkaar kwamen om te spreken over Australië en de Australische identiteit, in het kader van een nummer over diasporagemeenschappen in de Nederlandse kunstwereld, waren we het meteen over één ding eens: het voelde wat ironisch. Het land is zo inherent gevormd door ontheemding en verplaatsing dat het redelijk nutteloos voelt om te proberen om een enkelvoudig nationaal verhaal neer te zetten als vergelijkingsmateriaal, of het nu gaat om de Aboriginals die werden verdreven door de Britse bezetting (waarbij de bezetters zelf veroordeelden uit het Verenigd Koninkrijk waren) of de vele immigratiegolven die sindsdien hebben geleid tot een wijdverbreid multiculturalisme.
Als zodanig is deze tekst geschreven vanuit het verenigende perspectief van een ‘wij’. Dat is een opzettelijke keuze, want het laat een collectieve stem toe, alsof wij het er allemaal over eens zijn dat er überhaupt de schijn van een samenhangende nationale identiteit bestaat in Australië – of in elk geval een waarbij we ons zelfs maar enigszins op ons gemak voelen. Natuurlijk doen de dominante politieke narratieven graag alsof er wel een is; een mythe die is gebaseerd op ‘mateship’ en een relaxte houding (terwijl we tegenstrijdig genoeg smachtend kijken naar Europa) – en daarbij heeft Australische kunstgeschiedenis ook flink wat per ongeluk samenhangende esthetische ontdekkingen gehad.1 Maar uiteindelijk is het schrijven van een verhaal over diaspora van een land dat bestaat uit een groot aantal diasporagemeenschappen en een onderdrukte oorspronkelijke bevolking een misleidende taak. In plaats daarvan moeten we deze lagen van ontheemding misschien afpellen om het beeld van een enkelvoudig nationaal verhaal te compliceren en in plaats daarvan te concluderen dat de thuishaven waaruit we vertrokken, althans in ons geval, eigenlijk nooit echt Australië was.
Voor sommigen van ons betekent dit dat de beslissing om naar Europa te verhuizen, om de opleiding voort te zetten in Nederland, ons dichterbij de familieoorsprong brengt, met bijvoorbeeld grootouders die in 1949 vanuit de Tsjechische Republiek als onderdeel van de toenmalige Sovjet-Unie naar Australië vluchtten.2 Voor anderen creëerde een dergelijke stap een drievoudig begrip van de persoonlijke geschiedenis, als een eerste generatie Australiër, geboren uit Argentijnse ouders wier familie zelf uit Europa komt.3 Voor weer anderen creëerde het vertrek een kans om te ontsnappen aan de dissonantie tussen het opgroeien als een Australiër en zich toch, als kind van Chinese immigranten, vreemdeling voelen in eigen land.4 Want ondanks de valse claims van nabuurschap in de regio Azië-Pacific of het beleid dat ooit regionale migratie verwelkomde is de schadelijke wens om onderdeel uit te maken van geopolitieke formaties zoals het Eurovisiesongfestival een essentieel onderdeel van de Australische aspiraties. In die zin lijkt het erop dat we vaak kijken naar Europa of ernaartoe terugkeren.
Taalbarrière
De ironie hiervan is dat Australië natuurlijk niet in Europa ligt. Die realiteit zorgt ervoor dat wij op bureaucratisch niveau in het dagelijkse leven in Nederland immigranten zijn. Iets zo ogenschijnlijk eenvoudigs als het betalen van een telefoonrekening of het bellen naar het visumbureau is lastig, omdat we administratief slecht uitgerust zijn om belmenu’s die alleen in het Nederlands zijn opgesteld te begrijpen. Dat maakt het lastig om echt sociaal te integreren. De last van de taal is wellicht de onze, maar toch, het is belangrijk. Als we hier tijdens het gesprek persoonlijker op ingaan, merkt een van ons op dat er een belangrijk taalverschil bestaat tussen het conventionele designonderwijs in Australië en het meer uitgebreide begrip van het vakgebied (en zijn kruispunten met beeldende kunst) in Nederland. Opgroeiend met ouders die actief waren als kunstenaar in de Volksrepubliek China, werd een meer toegepast begrip van ‘kunst’ voorstaan. Als zodanig ontstond er een strijd tussen de ware droom om mode of beeldende kunst te gaan studeren en de minder beladen zusterstudie grafische vormgeving. Werkend voor de communistische staat in de jaren zeventig en begin jaren tachtig was de kunst die ze produceerden voor de gemeente Shantou meer verwant aan propaganda, en dus ging de voorkeur altijd uit naar functie in plaats van vorm.
Uiteindelijk nam een modernistische opleiding in grafische vormgeving de plek in van de multidisciplinaire opleiding in Australië, als het resultaat van een aantal jaren een bachelor in design te hebben gevolgd aan het College of Fine Art in Sydney/Warrang en een uitwisseling naar Rotterdam in 2006 als student.5 In deze tijd was de problematische binaire scheiding, tussen de geest en het lichaam of emotioneel en politiek, de modus operandi en dat resulteerde in een opleiding die was gericht op de standpunten van de ontwerper of het ‘ik’, belichaamd door mannelijke Nederlandse designhelden als Jan van Toorn, Karel Martens en Wim Crouwel. Na vele jaren in Nederland en strijdend tegen dit marktgedreven individualistische ‘ik’, ontwikkelde zich een praktijk waarin het individualisme van de eerste persoon enkelvoud werd teruggeëist door familiegeschiedenissen en het onderzoek van kennis die buiten de westerse canon viel. Er kwam ruimte voor het verkennen van intergenerationele verhalen over migratie en overdracht door middel van een hybride en uitgebreide praktijk die zich eerder beschaamd voelde door instituties die niet alle vormen van kennis accepteren.
In ons gesprek hebben we het ook meer in het algemeen over schaamte. We spreken over de openbaringen die kwamen toen we naar Nederland verhuisden, waardoor we heel concreet het verschil voelden, misschien zelf wel begrepen, tussen leven in een kolonie van kolonisten, waar onderdrukking plaatsvindt als erfenis van de koloniale geschiedenis, en het wonen op een plek waar het koloniale verleden elders plaatsvond en daardoor op de een of andere manier makkelijker onder het tapijt kan worden geschoven. Toevalligerwijze speelt voor één van ons de werkelijkheid om geografisch losgemaakt te worden van vormen van staatsgeweld op een tweeledige manier. Het huidige werk gaat over een problematische persoonlijke familiegeschiedenis, die veel te maken heeft met de laatste Argentijnse militaire dictatuur aan beide kanten van het conflict. Het ordenen van de overblijfselen van deze tegenstrijdige autobiografische waarheden in een wederkerende constellatie die tussen en om hen heen beweegt, in plaats van alleen maar ‘een kant kiezen’, is een manier om de opdeling van goed en kwaad te compliceren – zeker wanneer familieverwantschappen die tweedeling op zich al ingewikkeld maken. Door Australië te zien als een idee dat volledig gebaseerd is op verplaatsing, moet je een overgeërfd trauma ondergaan dat twee keer is verplaatst; het is weggenomen van een generatie en van een geografische plek. Terwijl de dictatuur elders plaatsvond, wordt zij ervaren in de context van een immigrantenfamilie die probeert te integreren op een plek die zelf gevormd is door de tirannie van afstand tot de eigen autoriteiten.
Cultureel isolement
Tijdens het opgroeien in West-Australië, een enorme staat die volledig gevormd is door de mijnbouw en de toeristische sector, ontvouwt een dergelijke tirannie zich binnen een lokale context. Door de hoge kosten van internationale reizen en de fysieke afstand tot epicentra van hedendaagse kunst zoals Europa en de Verenigde Staten, wordt Australië overgeslagen bij reizende tentoonstellingen en internationale gastlezingen. En in het geval van Perth/Boorloo, de hoofdstad van West-Australië die helemaal aan de andere kant van het land ligt ten opzichte van Melbourne/Naarm en Sydney/Warrang, is dit nog veel erger. Maar voor de kunstenaars die de aantrekkingskracht weerstaan van die twee grote steden, die beide op vier uur vliegafstand liggen, is het resultaat een ondersteunende en community-based kunstscene, die je onmogelijk achter je kunt laten. Op meerdere plaatsen werken is voor veel kunstenaars een manier om te overleven of om context te behouden, hoewel het soms kan aanvoelen als een belemmering voor echte integratie in Nederland. Volledige toegang krijgen tot het subsidiesysteem is bijvoorbeeld lastiger voor een kunstenaar die het nog grotendeels druk heeft in de thuisregio, ondanks dat in Nederland gewerkt wordt en gestudeerd is. Volgens het beleid van een aantal nationale fondsen moet je om als Nederlandse kunstenaar geoormerkt te worden niet alleen hier gevestigd zijn, maar is het ook een vereiste om zichtbaar betrokken te zijn bij de activiteiten van de lokale scene.
Op een andere manier is de kwestie van definitie enorm relevant voor één van ons, die in Nederland zocht naar een meer aanvaard alternatief voor een praktijk die over grenzen heen gaat, weigert om zich ergens te vestigen en meerdere rollen aanneemt. Nu we het hebben over het overschrijden van grenzen; trek een 3300 kilometer lange diagonale lijn vanuit een punt ten zuidoosten van Perth/Boorloo en je eindigt in Melbourne/Naarm, het Rotterdam van Australië. Door een verband te leggen tussen de tweedeling Rotterdam en Amsterdam enerzijds en Sydney/Warrang en Melbourne/Naarm anderzijds, wil ik ze niet verder van elkaar scheiden, maar juist context geven. Het zijn twee vergelijkbare kunstscenes die aan de ene kant gevormd lijken te zijn door een zelfgeorganiseerde DIY-cultuur (Melbourne/Naarm en Rotterdam respectievelijk) en meer commerciële en formele netwerk aan de andere kant (Sydney/Warrang en Amsterdam).
Eind jaren 2000, studerend aan de universiteit, op een moment dat de professionalisering van het kunstonderwijs zich voltrok in Australië, werd er een enorme kloof geconstateerd tussen de generatie die gratis hoger onderwijs had genoten dankzij het beleid van Gough Whitlam (onze ouders) en die van ons. Toen het Victorian College of the Arts, de laatste onafhankelijke kunstacademie van Melbourne/Naarm, gedwongen moest samengaan met de Universiteit van Melbourne, vond er een subtiele overgang plaats van de kunstacademie als een vrije ruimte voor ideeën en experimenten naar een verstikkende ruimte die wordt beheerst door het businessmodel en beleid van de universiteit. Het resultaat: een bureaucratisering van de artistieke praktijk. Nu, wonend in Rotterdam en werkend in een kleine instelling in Amsterdam, is de overbrugging tussen tegenstellingen een leerschool die pas net is begonnen.
Om terug te keren naar de diaspora-realiteit van de Australiër in Nederland, als we het voor het gemak in het kader van dit artikel even zo noemen. De recente gebeurtenissen in de Nederlandse kunstwereld hebben ons een duidelijk en overweldigend gevoel gegeven dat we niet echt van hier zijn: van het niet hebben van toegang tot het lokale lexicon, van het niet ingewijd zijn in de volledige diepte van de recente kunstgeschiedenissen of de patronen van mobiliteit die bepalen welke plekken hotspots zijn. Hoewel we niet het gevoel hebben van hier te zijn, hebben we ook nooit echt het gevoel gehad van daar te komen, van dat land down under. We bevinden onszelf misschien in een andere tweedeling, hangend in de scheuren van onze eigen verspreiding.
Isabelle Sully
is kunstenaar en schrijver, en assistent-curator bij Kunstverein, Amsterdam
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen
1 In de periode voor het internet en de globalisering van het kunstveld deed zich een esthetiek voor in de kunst uit Australië, die nu in de volksmond ‘de Australische conditie’ wordt genoemd. Vanwege de geografische isolatie, zonder toegang tot meesterwerken in musea, zagen Australische kunstenaars schilderijen en sculpturen enkel als reproducties in leerboeken en kunstmonografieën. Als zodanig was elk spoor van de hand van de kunstenaar, zoals penseelstreken of de textuur van verf, volledig onzichtbaar. Dit feit resulteerde in werk dat ongelooflijk scherp en hard was, een karakteristieke nabootsing van Europese of Amerikaanse kunst die in dit geval per ongeluk origineel was.
2 František en Zdena Kubík kregen een gratis ticket naar Australië in het kader van een immigratiebeleid dat hen als ‘ontheemden’ beschouwde. Ze vestigden zich eerst in het Bonegilla migrantenkamp in het noorden van Victoria en kort daarna bevielen ze van Sylvia Irene Franciska Kubík. Zij trouwde vervolgens met John Sully, een afstammeling van een vrijgelaten Britse veroordeelde, en beviel uiteindelijk van Isabelle Sully in 1991.
3 De Argentijn Rodolfo Alejandro Mata, van Europese, inheemse en Midden-Oosterse afkomst, emigreerde met zijn naaste familie naar Perth/Boorloo in 1975, het jaar voordat de ‘Dirty War’ begon. Zijn vrouw, María Cecilia Dupont de Mata, voegde zich bij het gezin vanuit Buenos Aires en beviel in 1981 van Pilar Mata Dupont.
4 Met hun dochter Amy Suo Wu onder de hoede van haar grootmoeder in Shantou, migreerden Peter Wu en Maria Ling Qing Huang naar Australië rond de tijd van het bloedbad op het Tiananmenplein eind jaren tachtig, in een periode waarin de Australische premier Bob Hawk als reactie op het geweld visa aanbood en Chinese studenten de kans bood om Engels te studeren. Een paar jaar later, alleen begeleid door een stewardess van een luchtvaartmaatschappij, vloog de zesjarige Amy naar Australië om zich bij haar ouders te voegen.
5 Waar mogelijk zijn Australische plaatsnamen weergegeven met de oorspronkelijke Aboriginal namen. Dit wordt steeds gebruikelijker in Australië en illustreert duidelijk de geschiedenis van ontheemding.
Isabelle Sully
is kunstenaar en schrijver