Krisztina de Châtel
Krisztina de Châtel
Entrée
19 x 19 = 361. De eerste zet van het bordspel go kent 361 mogelijkheden. Elke zet daarna heeft een mogelijkheid minder. Op de lijntjes van het vierkante raster speelt zich een territoriumstrijd af tussen hiërarchieloze zwarte en witte stenen. Langzaam klonteren steeds meer stenen bij elkaar. Een groot deel van het bord blijft ongebruikt. Maar hoe gelimiteerd de mogelijkheden per beurt ook zijn, geen spel zal volgens een eerder patroon gespeeld worden. Chinezen beschouwen go als een edel spel en de go spelers staan bekend om hun gedisciplineerde gedrag en perfecte houding. Het lijken wel dansers.
Danser en choreograaf Krisztina de Châtel is geïnteresseerd in de beweging van de massa in de ruimte en de stappen van het individu daarbinnen. Dit verwerkt zij in het recente project Entrée, een choreografie voor het publiek voor De Vleeshal in Middelburg. De opzet van Entree doorbreekt het hiërarchische patroon van de academische dans. De Châtel draait de rollen om: het is het publiek dat hier ‘entree’ maakt. Het begint al buiten op het marktplein. De entree met de rode loper – het decor, loodst het publiek naar binnen. Dat is de eerste stap over de drempel en vanaf dat moment ben je deelnemer van het project, een danser. In de monumentale, gotische ruimte is het door Han Otten bewerkte muziekstuk Vis Aeternitatis uit de Canticles of Ecstasy van Hildegard von Bingen (1098-1179) te horen. De zwart-wit geblokte vloer is het podium en vormt het raster waarop de choreografie gemaakt is. Binnen wordt het publiek gastvrij onthaald en uitgenodigd deel te nemen aan de choreografie. De bezoekers vormen het corps de ballet, begeleid door drie instructeurs. Voor het project werkte De Châtel samen met kunstenaar Birthe Leemeijer, die de vormgeving deed, en met de lokale dansschool Dance Centre Dazzle, die de choreografie samen met het publiek ten uitvoer brengt in De Vleeshal.
Het stuk start in een rechte, horizontale lijn. In een vierkwartsmaat worden geometrische looppatronen gedanst. Eerst in een V-vormige formatie, dan weer wordt er achter elkaar gelopen in een lange, verticale lijn. De voortdurende herhaling van passen en de ritmische klanken, die voortkomen uit de bewegende lichamen van de dansers, zijn elementen die vaak terugkomen bij De Châtel. De twee tempo’s die in de muziek door elkaar lopen gaan hier goed mee samen. Twee keer zit er een moment in de choreografie waarop er vrij bewogen mag worden op de lijnen van het raster van het podium. Af en toe breekt een instructeur los uit de groep voor een improvisatie om vervolgens weer terug te keren in de discipline van het raster. De groep splitst in twee en komt later bijeen in een naar binnen stromende draaikolk, er wordt dichter naar elkaar toe gedanst en soms raken mensen elkaar bijna. Uiteindelijk vormt de hele groep weer een V-vorm die langzaam uittrekt tot een lange lijn in de richting van de entree, daar waar het publiek verblijft. Applaus.
De Vleeshal doet tijdens het project van De Châtel denken aan een openbaar marktplein. Echter, het verschil is dat de besloten ruimte van De Vleeshal een semi-openbare ruimte vormt, waar regels gelden voor de deelnemers aan het project. En waar geconditioneerde bewegingsvrijheden zijn toegestaan. Geconditioneerd op het raster om te voorkomen dat mensen botsen of dat de een de onbevangenheid van de ander ontneemt, en om te zorgen dat mensen die nooit eerder hebben gedanst, nu zelfs in het openbaar dansen. In de openbare ruimte bestaan die condities uit ongeschreven regels. Mensen zoeken hun eigen weg en optimaliseren deze. Stel: een voetganger komt naast iemand anders te lopen die even hard loopt. Een van de twee voetgangers zal harder of zachter gaan lopen om niet naast elkaar te hoeven lopen. Voetgangers blijken in de openbare ruimte diagonale stromen achter elkaar te vormen, ze passen hun snelheden aan aan de omgeving, doen aan strookvorming, ritsen en lopen gemiddeld 1.34 meter per seconde. Die mechanismen zijn ook zichtbaar in het stuk. De meeste bezoekers zijn vreemden voor elkaar: ze willen samen wel een choreografie dansen maar eigenlijk elkaar niet al te vaak tegen komen, laat staan in elkaar verstrikt raken. Er had niemand gedanst als De Châtel de ruimte enkel beschikbaar had gesteld en muziek had gedraaid waarop gedanst kon worden. Het zijn de regels die maken dat het echt, geautoriseerd is, en dat het publiek er aan mee wil doen.
Entrée, een choreografie voor het publiek is een sympathiek project. De Châtel speelt met de onbereikbaarheid van het podium van de professionele dans zonder de principes van de dans te verlaten. Haar engagement blijkt uit de keuze om leek en liefhebber deel te laten nemen in de dansbeleving. Zij weet de bühne als het ware te democratiseren. Het project gaat over discipline en engagement, sociale interactie, het aftasten van de ruimte, zich herhalende processen en het omdraaien van rollen en disciplines: het publiek danst in een tentoonstellingsruimte. En het werkt, want het podium is continu bezet, veel bezoekers doen meerdere keren mee en steeds meldt nieuw publiek zich aan om te gaan dansen. En hoe stuntelig gedanst ook, het resultaat is een prachtige De Châtel uitvoering: de ruimte, de pas, het tweemaal losbreken uit de pas, de patronen en de muziek van Von Bingen. Wel is het de vraag of de beoogde dansbeleving echt ontstaat: het beleven van de ruimte en het bewustzijn van de plaats van het individu en de groep in die ruimte – en de noodzaak dat uit te drukken door dans. Daarvoor is het project misschien te vriendelijk en te vrijblijvend. Het contrast zou meer opgevoerd mogen worden tussen het gevangen zijn in het raster en het losbreken daaruit. Waardoor je als bezoeker getriggerd wordt om te kiezen en niet enkel instructies te volgen. Blijf je bij de basisstap of bevrijd je jezelf uit het stramien?
Bregje van Woensel