Kunst op de schaal van het leven – Over Kathrin Böhms alternatieve composteerpraktijk
Op de markt, ook de kunstmarkt, gaat kapitaal doorgaans voor ethiek. Dat geldt gelukkig niet voor iedereen. Kathrin Böhm organiseert al haar hele werkende bestaan bijeenkomsten waarin wordt gebroken met de competitieve ethos van de markteconomie, door er andere werkverbanden tegenover te stellen. Naar aanleiding van een recente bundeling van Böhms werk, toetst Gerardo Gomez Tonda haar alternatieve, nadrukkelijk niet-competitieve en sociaal gemotiveerde economie op levensvatbaarheid. GO TO THE ENGLISH VERSION
In 2018 hoorde ik voor het eerst van Company Drinks. Het was tijdens een workshop van Kathrin Böhm en Kuba Szreder genaamd Unlearning Art Economy die deel uitmaakte van de bijeenkomst Elephants in the Room, georganiseerd door Annette Krauss en Casco Art Institute: Working for the Commons, als onderdeel van hun samenwerkingsproject Site for Unlearning Art Organization. Ik herinner me dat ik verbijsterd was door het project, zelfs verward, door alle relaties en verbindingen tussen de verschillende actoren en deelnemers. Hoewel ik me geïnspireerd voelde door de relationele diepte en tastbaarheid, kon ik er als eerstejaarsstudent van de MaFA aan de HKU en nauwelijks bekend met relationele, sociaal geëngageerde of collectieve praktijken, kop noch staart aan krijgen. Laat staan dat ik een frisdrankbedrijf kon rijmen met een artistiek project. Al met al was het een even verwarrende als vormende ervaring van leren en afleren.
Ongeveer een jaar na de bijeenkomst bij Casco neem ik deel aan een soortgelijk evenement, dit keer bij BAK, basis voor actuele kunst in Utrecht. Ik doe mee aan een paar trainingen die georganiseerd worden rondom de tentoonstelling Trainings for the Not-Yet (2018-19) door Jeanne van Heeswijk. Het brengt veel mensen samen, elk met en vanuit hun eigen praktijk, om te werken (trainen) aan een toekomst waar we naar kunnen verlangen. Ik herinner me deze trainingen als levensveranderende ervaringen, vooral de workshop van Patricia Kaersenhout, (New) Formats of Care in Times of Violence, waarin ik samen met andere mensen die zich identificeren als man al bordurend praat over geweld van mannen tegen vrouwen. Tot op heden maakt borduren nog steeds deel uit van mijn kunstpraktijk. Er schuilt iets in het ‘doen’ in gezelschap, waardoor het ‘weten’ zich verankert in mijn lichaam.
Iets meer dan vijf jaar later stuit ik op Art on the Scale of Life (2023), het laatste boek van Böhm. Opnieuw ben ik verbijsterd, maar dit keer ervaar ik haar werk anders. Het opent zich voor me als een gereedschapskist, een depot van bruikbare kennis, een gulle bron voor geïnteresseerden die hun artistieke praktijk willen vormgeven in de context van westerse kapitalistische samenlevingen.In zekere zin is het boek een bloemlezing van Böhms werk van de afgelopen twintig jaar. Het omvat een netwerk van de relaties tussen de mensen die ze heeft geraakt met haar praktijk en die betrokken zijn geweest bij een of meer van haar vele projecten. Het boek functioneert zoals een levendige composthoop, als een relationele potage die zorgvuldig verweven is met gesprekken, verslagen en kennis, gesitueerd in de werkelijkheid – die ik hier begrijp als de sociaaleconomische, psychologische en ecologische omstandigheden waarin het leven plaatsvindt. Meer dan een verzameling samenwerkingen of collectieve praktijken, begrijp ik Böhms werk als een ruimte om samen te komen en duurzame verandering(en) op te bouwen.
Leven boven winst
Praktijken zoals deze, waarbij mensen samenkomen om te leren, te delen, te maken en gebruik te maken (to make use of), zijn voor mij een frisse wind in een concurrerende samenleving, waar openbare ruimten worden geprivatiseerd en kapitaal voorrang krijgt boven ethiek – om een van de vele zorgwekkende ontwikkelingen te noemen. De bevolkte praktijken van mensen als Van Heeswijk, Krauss en Böhm worden door Dave Beech briljant beschreven als ‘experimental methods for prioritizing life over profit‘.[1] Een ander klinkend voorbeeld is de praktijk van Jinxiao Zhou en zijn tentoonstelling Arriving Not-Yet (2024) bij Showroom MaMA in Rotterdam, waarin zijn faciliteren en organiseren net zo goed als het werk zelf de voorwaarden vormen voor deelnemers, gebruikers en het publiek om elkaar te ontmoeten en samen te transformeren.
Deze manier van prioriteiten stellen – zoals ik die niet alleen heb ervaren in het theoretisch discours, maar ook in methodes, facilitaties, oefeningen, afbeeldingen, enzovoort – beïnvloedt mij, als deelnemer/toeschouwer/gebruiker, door de neiging tot competitie met anderen en de individualiserende neveneffecten daarvan te neutraliseren, waardoor er makkelijker cohesie ontstaat binnen een groep.
Om eerlijk te zijn ben ik sowieso niet bijzonder competitief ingesteld. Eigenlijk probeer ik helemaal niet te concurreren met anderen. Maar het kunstveld, misschien het culturele veld in het algemeen, heeft zo weinig posities en middelen om onze praktijken in stand te houden dat de inzet snel hoog wordt, waardoor de rivaliteit in relaties naar boven komt. Ook ik heb tot mijn grote spijt relaties met collega’s zien verzuren zodra risico’s om de hoek komen kijken. In hun bijdrage aan Böhms boek, getiteld Socially Engaged Art Glorypedia, schrijven Gregory Sholette en THEMM!! onder het lemma ‘RISK’: ‘Existential, psychological, and ideological pressures converge within this society of risk whose circumstances sociologist Ulrich Beck ominously describes as “no longer trust/security, not yet destruction/disaster”.’[2]
Ik vermijd het liefst activiteiten waarbij competitie onvermijdelijk is. Natuurlijk heb ik weleens aan wedstrijden meegedaan, maar ik voel altijd een soort misleiding in mijn pogingen om te winnen, een onoverkomelijke afstand tussen de betekenissen van arbeid en beloning. In de zeldzame gevallen dat ik iets win, voel ik niet het verwachte gevoel van succes dat ik geloof te moeten voelen. Het feit dat ik de eerste vijftien jaar van mijn leven als enig kind heb doorgebracht, heeft vast niet geholpen bij het vergaren van de noodzakelijke instrumenten om de gevaren van competitie te trotseren. Hoe dan ook, waar ik bang voor ben bij competitie – competitieve contexten en competities zoals beurzen en kunstprijzen – is wat er op het spel staat, dat wat buiten de duidelijke beschrijvingen van het speelveld, de voorwaarden en de regels ligt: de ongedefinieerde ruimte, afgebakend door (onuitgesproken) sociale waarden, ethiek, zorg (voor elkaar en voor jezelf), vooringenomenheid (favoritisme, vriendjespolitiek, zelfbestendigende politiek, etcetera). Wat ik wil zeggen, is dat deze opofferingen die inherent verbonden zijn aan competitie, sociale cohesie afbreken en zorgen voor toxische verhoudingen tussen verschillende artistieke en culturele praktijken. Het is de voornaamste reden dat ik opluchting voel bij praktijken die cohesie stimuleren binnen de condities waartegen ze strijden – ‘to de-condition‘, zoals Irit Rogoff het uitdrukt tijdens een van haar conferenties.[3]
waar ik bang voor ben bij competitie – competitieve contexten en competities zoals beurzen en kunstprijzen – is wat er op het spel staat, dat wat buiten de duidelijke beschrijvingen van het speelveld, de voorwaarden en de regels ligt
Praktijk op schaal
Sinds enige tijd, en toenemend sinds ik vader ben geworden, stel ik duidelijke grenzen over wat ik wel en niet op het spel zet voor mijn werk. Ik heb besloten dat mezelf wijden aan mijn kunstenaarspraktijk niet ten koste moet gaan van tijd besteden met en zorgen voor mijn gezin. In een van de gesprekken in haar boek zegt Böhm, sprekend over haar eigen praktijk, ‘one of the reasons I survived is that at the three points when I had children, I worked in collectives that compensated me while not being around’.[4] Haar ervaring is herkenbaar. Ook toen ik kinderen kreeg voelde ik me gesteund door de collectieven waarmee ik werkte. Collectief werken biedt een ondersteunende infrastructuur die individuele praktijken zich niet kunnen veroorloven. Natuurlijk bestaan er in Nederland verschillende ondersteunende infrastructuren, zoals de kinderopvangtoeslag, maar ik wil benadrukken dat er verschillende soorten beslissingen zijn die wij (mijn partner, kinderen en ik) kunnen nemen in deze omstandigheden, al zijn die natuurlijk ook intrinsiek verbonden met onze sociaaleconomische positie en de context waarin we leven.
De zelfopgelegde grenzen waarmee ik tijd, energie en aandacht verdeel tussen mijn artistieke praktijk en mijn privéleven bepalen de schaal van mijn betrokkenheid, actie en bereik. Dit balanceren is voor mij geen noodzakelijk kwaad, eerder ervaar ik het als aardend en ontnuchterend. Of ik me nou bezighoud met mijn individuele studiopraktijk (hoewel het in mijn geval meer een workshop is dan een studio) of met groepen werk, bewaken mijn grenzen mij van de waanzin van het meedingen naar de spotlight en vergemakkelijken ze het creëren van een band met een groep. Ik beschouw het bewaken van die balans als een levenslijn met de werkelijkheid en als schaal waarop ik mijn praktijk kan verhouden tot de rest van het leven.
Zijdelings verbonden aan dit idee van schaal – niet alleen als begrenzende voorwaarde maar ook als iets dat actief wordt gezocht om te beïnvloeden, interageren en te werken in de werkelijkheid – is wat Böhm en andere auteurs in Art in the Scale of Life aanduiden als ‘1:1 schaal’: kunst die gericht is op usership. Voor Böhm moet kunst gebeuren als iets echts,[5] iets dat niet alleen toegankelijk is voor partners, publiek of experts, maar dat ook herkenbaar is voor degenen die niet in kunst geïnteresseerd zijn als ‘something that can be reflected on by everyone immediately’.[6] De waarde van het werk ligt niet in het concept, of in ‘the beautiful radical solution’,[7] maar in de gebruiker die ermee kan wat die wil of nodig acht.
Composteren
Sinds enkele jaren pas ik composteren toe als leermodel of -methode, om een manier te vinden om een nieuw gevoel van saamhorigheid op te bouwen, om bodems te vernieuwen en erin te wortelen. De overvloed aan relaties die compostering oproept – gemaximaliseerd door het streven naar diversiteit en vervolgens het schudden en herschikken van de groep – opent allerlei nieuwe scheuren, paden en manieren om dingen af te breken. Het vermogen om materie om te zetten tot voedingsstoffen voor de toekomst is gebaseerd op een rijke relationele activiteit die breekt, scheurt, toe-eigent, verplaatst, verwisselt, consumeert, verzorgt en vormt. Deze hectische soep warmt zichzelf op door zijn eigen overactieve tempo en veranderende omstandigheden in een hype die steeds weer nieuwe gebruikers teweegbrengt. Tot de compost weer afkoelt in een lange periode van verwerking en reflectie, het afrekenen met giftige organismen en het opnieuw vruchtbaar maken van de bodem. Geduld en verwerking van de arbeid zijn hierin cruciaal.
In 2021 faciliteerden Charli Herrington en Gordon Williams, organisatoren van de residency Family Dinner, een groepslezing van de tekst ‘The Right to Be a Host’ van Sandy Hilal. Deze tekst hielp me om een van de meest persoonlijke vragen te begrijpen die ik mezelf stel met betrekking tot composteren: hoe komt de magie op gang waarmee afval in voedingsstoffen verandert tijdens het composteringsproces? Of beter gezegd, hoe ontstaan nieuwe relationele verbindingen? In haar tekst spreekt Hilal over het proces van de ontwikkeling van The Living Room, een project gewijd aan sociaal-politiek onderzoek naar gastvrijheid. Ze legt uit dat het opgaan van de private in de publieke ontmoetingsruimte (of semi-publiek, zoals zij het noemt) gepaard ging met de uitdaging om gevoelens op te wekken van eigenaarschap en van de rechtmatigheid om als host op te treden.[8] Het bracht plots een nieuw inzicht in mijn eigen vragen, namelijk dat het vruchtbaar maken van iets – het opwekken van nieuwe relationaliteit en saamhorigheid – pas mogelijk wordt als de vrijheid van gebruik gelijk is aan de vrijheid van eigendom.
Ook Böhm heeft het hier herhaaldelijk over eigenaarschap in haar boek: ‘...compost is really good, because I’m watching whether I get upset about things; for instance, when someone takes something really good that I like and I’m attached to […] but actually I want that, I’m happy about it.’[9] Met andere woorden, de magie van composteren zit niet alleen in het bezitten van de grondstoffen maar ook in het loslaten ervan, in het besef dat het geen loslaten is maar het getuige zijn van iets dat vervolgens iemand anders toekomt. De tekst van Joon-Lynn Goh, ‘Ready for Another Season? Exit-Planning for Founders’, spreekt bijvoorbeeld over het Founder’s Syndrome, een fenomeen dat beschrijft hoe de passie en het charisma van een oprichter, vaak de creatieve motor achter het aanvankelijke succes van een organisatie, een belemmering kan worden voor het vermogen van een organisatie om te veranderen.[10] Bij deze tekst is zelfs een tijdslijn gepubliceerd als handleiding voor jouw exit als founder. Het biedt niet alleen een praktisch handvat voor oprichters en organisaties die worstelen met verandering, maar ook een katalysator voor Böhms hoogproductieve composthoop, door deze weer even om te schudden.
Zoals bekend vergaan alle organische materialen op natuurlijke wijze. Composteren is een versnelling van dit proces, een multispecies natuurlijke technologie die inspeelt op de noodzaak om een bodem te voeden die niet genoeg tijd heeft gehad om te herstellen van de laatste oogst. Het komt voort uit en werkt binnen een context die een bepaalde productiviteit vereist in de omstandigheden van koloniale economieën. Juist binnen die context heeft het de potentie om wegen te openen om met urgenties om te gaan, door te werken vanuit de omstandigheden en ze tegelijkertijd te veranderen.
[1] Kathrin Böhm, Art on the Scale of Life, 2023, p. 264
[2] Ibid, p. 141; citaat van Beck komt uit: Ulrich Beck, A Critical Introduction to Risk Society, Pluto Press, 2004
[3] Irit Rogoff, ‘Becoming Research: The Way We Work Now’, ACTMIT, 2018
[4] Böhm, p. 87
[5] Ibid, p. 197
[6] Ibid, p. 203
[7] Ibid, p. 194. In het gesprek met Grace Ndritu zegt Böhm: ‘The art world is too much in love with the beautiful radical solution’
[8] Samira Ariadad, Home Works – A Cooking Book: Recipes for Organising with Art and Domestic Work, red. Jenny Richards en Jens Strandberg, vol. 187, Onomatopee, 2020, p. 192
[9] Böhm, p. 83
[10] Ibid, p. 299
Deze tekst is uit het Engels vertaald door de redactie
Kathrin Böhm, Art of the Scale of Life, Sternberg Press, 2023.
Gerardo Gomez Tonda
is kunstenaar