Kuri, Bonnilas & Dockx
Kuri, Bonillas & Dockx
Interventies in M HKA
Het M HKA probeert de blik op de vaste collectie te actualiseren door kunstenaars uit te nodigen ingrepen te bedenken die er een ander licht op werpen. De twee Mexicanen Gabriel Kuri (1970) en Inaki Bonillas (1981), en de Antwerpenaar Nico Dockx (1974) en vrienden tonen uiteenlopende strategieën die de presentatie van een kunstwerk binnen de museale context op losse schroeven zet.
Inaki Bonillas presenteerde een groot project onder de titel Little History of Photography dat verwijst naar een bekend artikel van Walter Benjamin over de mogelijkheden van de reproduceerbare beeldproductie. Bonillas maakte een monumentale lichttafel met daarin niet minder dan 630 lichtbeelden die afkomstig zijn van dertig fotoboeken die hij erfde van zijn grootmoeder. In de balkonzaal van het M HKA worden tegelijkertijd fotowerken uit de collectie belicht met theaterspots waarmee gepoogd werd de gestandaardiseerde museumbelichting te omzeilen. Deze ingreep was al bij al een weinig inspirerende kopie van werk van Christian Boltanski en Jef Geys. Theaterspots richten op kunstwerken benadrukt ten overvloede de onnatuurlijke status van een kunstwerk dat in een museale context niet kan ontsnappen aan begrippen als theater en decor.
De ingreep van Gabriel Kuri was in dit opzicht provocatiever. Kuri reageerde op kunstwerken in de vaste collectie door aan te tonen dat het museum geen levenloos eiland is, maar een economische entiteit waar niet alleen witteboorddenkers zich het hoofd breken over de stand van de actuele kunst, maar waar ook technici, administratief medewerkers en schoonmakers werken. In die zin is er niets nieuws onder zon, maar de manier waarop de in Londen geschoolde Gabriel Kuri intervenieerde riep toch vragen op over de relaties tussen kunst, instituut en de dagelijkse realiteit van een museum als plek voor broodwinning.
Heel intens is het samengaan van een conceptueel taalwerk van Joseph Kosuth met handgeweven wandtapijten (historisch een typisch Vlaams product) bestaande uit transscripties van banale kassabonnetjes. In een zelfde geest is een monumentale muurschildering aangebracht die in haar schematisch rastermotief doet denken aan werk van bijvoorbeeld de Amerikanen Sol LeWitt of Mel Bochner. Bij nader inzien gaat het om een pop-artachtig opblazen van het uurschema van de kuisploeg van het museum. Die ploeg werd door de kunstenaar gevraagd het werk te vervolledigen door hun aanwezigheid aan te stippen, net zoals velen hun prestaties legitimeren via een prikklok.
Het is natuurlijk wel weer bijzonder dat in eerste instantie de schoonmaaksters hun dagelijks werk in een publieke vorm moeten legitimeren en niet de directeur, de financiële directeur of de curatoren. Arbeid en controle werden hier geëxtrapoleerd in monumentale proporties. Kunst en de gewone gang van het (museum)leven counterden de white cube-gedachte van een museum, dat zich niet spiegelt aan de dialectiek van het leven maar (nog altijd) aan de neutrale en (dus) vrijblijvende witte verf en de specifieke regels die gelden binnen de kunst.
Nico Dockx (1974) probeerde met zijn interventies (die hij in een collectief verband uitvoerde met collega’s met wie hij al eerder samenwerkte tijdens Utopia Station in Venetië) letterlijk beweging te brengen in het museum. Nico Dockx wist de rotonde op de eerste verdieping in te palmen waarin hij, op basis van een gevraagde maar nooit volledige inventarislijst van het museum, een werk met Boliviaanse rivierstenen van Ann Veronica Janssens en een tl-werk van Dan Flavin inzette in een geheel van performances, herschikkingen en geluidsmanipulaties die een tegengewicht boden aan het stagnerende karakter van het Antwerpse museum.
Nico Dockx is ervan overtuigd dat het museum, meer dan een centrum voor beeldende kunst, de plek is om een verruimende dialoog aan te gaan met het begrip kunst. Nico Dockx en zijn collega’s Kris Delacourt, Michelle Naismith en Douglas Park maakten van hun ruimte een experimentele ruimte onder gebruikname van voornoemde kunstwerken uit de collectie.
Douglas Park schreef een gifgroene tekst op basis van de onnauwkeurige inventaris van het museum, aangevuld met bedenkingen ergens tussen zijn fotografisch encyclopedisch geheugen. Die tekst werd voorgelezen en geregistreerd terwijl Nico Dockx het tl-werk van Dan Flavin gebruikte als leeslamp. Ook met de keien van het vloerwerk van Ann Veronica Janssens werd een geluidsinstallatie gemaakt. Het waren rake interventies die ook binnen de museale gedachtengang op weerstand botsten. In de strategie van Nico Dockx wordt het kunswerk maar voor enkele minuten ontwricht uit de museale autonomie en verkrijgt het kunstwerk door de verschuiving in handeling de volle vrijheid van betekenisverruiming.
Op een slotdag met receptie werd al het gepresteerde werk live hermixt zodat ook de status van het herschikken van betekenissen door de ingrepen van Nico Dockx en collega’s opnieuw ter discussie werd gesteld. Het museum is duidelijk nog lang niet opgewassen tegen interventies waarvan het museum vooraf niet weet wat het resultaat zal zijn. De verkwikkende ervaringen van Nico Dockx en collega’s worden binnenkort de inhoud van een boekje waarin de gestelde vraagstellingen ook door directeur Bart De Baere worden aangesneden.
Volgens Nico Dockx worden de interventies in het M HKA via een publicatie wellicht als een boomerang teruggeslingerd in de collectie van het museum. Of hoe een reeks provocatieve activiteiten binnen de steriele context van een wit museum dan toch als experiment positief kan bijdragen tot een andere omgang met de kunst.
Luk Lambrecht
InterventiesM HKA, Antwerpen
29 november 2003 tot en met 15 februari 2004
Luk Lambrecht