La Biennale di Venezia
Te mooi om waar te zijn
Tijdens de openingsdagen van de Biënnale van Venetië was Deimantus Narkevicius goed voor anderhalve minuut van de aandacht van Okwui Enwezor. Voor mij vormt zijn film over het dorpje Elektrenai (Electric City), gepresenteerd in het Litouwse paviljoen een van de hoogtepunten. In de stijl van een ouderwetse sovjetdocumentaire wordt op innemende wijze verslag gedaan van het wel en wee van een bijna volmaakt geïndustrialiseerde samenleving rond een in de jaren vijftig gebouwde elektriciteitsfabriek. Narkevicus is gefascineerd door de spectaculaire moderniteit van het complex en de daaraan te verbinden symbolische waarde. Voor een land als Litouwen dat geen avant-garde heeft gekend, ook niet in de kunst, is de vooruitstrevende geest die hier in de jaren vijftig in een reeks modernistische gebouwen werkelijkheid werd in menig opzicht een voorbeeld. Het land dat zozeer door derden is geleefd, blijkt wel degelijk geschiedenis te hebben, ook op artistiek vlak. Helaas is het een geschiedenis die verder weinig navolging heeft gekregen. En dus blijft Narkevicius, die als kunstenaar zozeer hunkert naar een historisch verantwoorde artistieke context, uiteindelijk min of meer met lege handen achter.
Marge
Op de Biënnale van Venetië blijkt Narkevicius’ gecompliceerde roep om culturele aansluiting aan dovemans oren gericht. Weliswaar mag de Litouwer zich verheugen over zijn aanwezigheid op dit internationale artistieke podium, maar de presentatie vindt plaats in een achterafzaaltje buiten het grote biënnaleterrein. Weggestopt in een donker steegje lijkt het alsof Litouwen er nog altijd niet echt bij hoort, alsof er sinds de val van de muur niet veel is veranderd en het land geen hechtere contacten onderhoudt met de NAVO en Europa. In Venetië zit Litouwen als vanouds derderangs, verstopt in de marge, ver verwijderd van de glamoureuze Giardini. Het is alsof Narkevicius het met zijn eigen film voorspelt: zonder traditie, geen toekomst, zeker niet in de kunst.
De benarde positie van Litouwen maakt duidelijk hoezeer de Biënnale van Venetië niet is toegerust op de nieuwe wereldorde. Voor nieuwkomers is op het festivalterrein geen plaats en dus moeten alle landen die zich de laatste decennia hebben onttrokken aan de oude machtsverhoudingen en steeds meer delen in het succes van de nieuwe economie, elders in Venetië hun heil zoeken. Veel van die landen doen niet eens meer de moeite. Ze creëren een eigen biënnale in hun eigen regio, ver weg van het Westen. Daar organiseren ze tentoonstellingen die wel open staan voor alle mogelijke nieuwe onafhankelijke staten, transnationale kunstcircuits en eigen tradities, zoals de biënnale van Sjanghai, van Buenos Aires of Dakar. Of zoals de Manifesta, waar de voormalige Oostbloklanden een flinke vinger in de pap hebben. Venetië stelt zich daar tegenover als de vertegenwoordiger van de oude wereldorde, de machthebber van weleer, de culturele kolonialist. Haar artistieke grootspraak, opklinkend uit gedateerde protserige paviljoens, wordt met het jaar lachwekkender. Het publiek heeft zich er inmiddels bij neergelegd. Voor de nieuwste ontwikkelingen in de kunst ga je niet meer naar Venetië. De biënnale is het domein van de gevestigde orde, het oude establishment. Een kunstenaar als Narkevicius heeft er dan ook eigenlijk niets te zoeken (ware het niet dat juist hij als geen ander aangeeft dat je ook niet zonder traditie kunt).
Concurrentie
Venetië is natuurlijk niet dom. Wetend dat de Giardini met haar paviljoens steeds meer als een antiek curiosum wordt gezien, probeert ze haar grote concurrent, de documenta de loef af te steken door alsmaar grotere centrale presentaties te maken. Samengesteld door een curator van naam moeten deze tentoonstellingen de positie van de oude dame in het veld van internationale biënnales veiligstellen. In de grote tentoonstelling die, sinds Szeemann er de scepter zwaait, weer is geopend voor veel jonge kunst, mag de biënnale proberen te bewijzen nog wel degelijk oog te hebben voor nieuwe internationale ontwikkelingen in de kunst. Of deze tactiek slaagt is twijfelachtig. De verjonging die Harald Szeemann twee jaar geleden heeft ingezet is ten koste gegaan van de coherentie van de tentoonstelling, die traditioneel is samengesteld rond een groot thema. Szeemanns aanpak mag naar Venetiaanse maatstaven verfrissend genoemd worden, het is de herkenbaarheid niet ten goede gekomen.
Was de vorige tentoonstelling van Szeemann onder de titel dAPERTutto een bliksemsnel in elkaar geramd overzicht van wat een mens in een paar maanden aan internationale kunst bij elkaar kan harken, dit jaar wil Szeemann meer. Op de drempel van een nieuw millennium heeft hij een groots, optimistisch overzicht van wat de mens bezielt voor ogen. Onder de titel Plateau of Humankind wil hij kunst en kunstenaars tonen die ingaan op het hedendaagse leven van de medemens, op de thema’s van nu, de problemen van alledag. Plateau of Humankind is een episch thema dat in gecomprimeerde vorm evenwel verrassend concreet is. Middenin het Italiaanse paviljoen heeft Szeemann zijn credo geformuleerd (of is het zijn testament?) aan de hand van een groot aantal mensbeelden uit de kunst en cultuur van de hele wereld bovenop een scheef, groen podiumpje. Centraal zit de denker van Rodin – drie keer raden wie die denker in dit verband voorstelt (volgens Szeemann de kunstenaar, maar wij weten beter). Met de rug naar de wereld overdenkt hij zijn daden, de wereldkunst om zich heen verzamelend. Plateau of Humankind is Szeemanns laatste Biënnale van Venetië.
Reprise
In 1995 maakte de toenmalige directeur van de Biënnale, René Clair, Identity and Alternity, een ingenieuze tentoonstelling waarin ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de Biënnale zowel de eigen geschiedenis als die van de kunst en het mensbeeld werden beschreven. Aan de hand van honderd jaar figuratieve kunst relativeerde Clair de betekenis van de avant-garde, die in zijn opvatting niet de voorganger maar slechts de vertaler was van de verworvenheden van de techniek. Clairs relativering van de voortrekkersrol van de kunst kreeg gestalte in een omvangrijke historische tentoonstelling met een adembenemende verzameling figuratieve klassiekers. Szeemanns Plateau of Humankind is van een geheel andere orde. Weliswaar luidde de ondertitel, bijna overeenkomstig Clairs concept, ‘The timeless, grand narration of human existence in its time’, van een kop en een staart zoals bij Clairs epos is bij Szeemann geen sprake, om niet te zeggen dat het een vrij willekeurige greep uit de kunst van nu is. Szeemann zegt wel dat zijn tentoonstelling laat zien hoe in de kunst van nu het idealisme en de utopie van de jaren zestig herleeft, dat zijn tentoonstelling naar voorbeeld van The Family of Man, de optimistische fototentoonstelling over de global village uit de jaren vijftig, de menselijke compassie in de kunst herontdekt, maar lees zijn inleiding in de catalogus en je weet hoe de zaken er werkelijk voor staan. Daar blijkt hoe flinterdun zijn concept is en hoe obligaat het is uitgewerkt. Zelden zo’n ongeïnspireerde opsomming van werken gezien, onderverdeeld in de lulligste combinaties (paar zaaltjes voetbal, hoekje commercie, zaaltje intimiteit, zaaltje genetische manipulatie, alles komt aan bod). De denker van weleer heeft kennelijk niet meer zo’n zin in vertellen. Tentoonstellingen maken is prijsschieten geworden, met het gevolg dat de kunstenaars van alle kanten om je oren vliegen. Meer dan honderd stuks in totaal.
Afstand
Voor Szeemann maakt het allemaal niet meer zoveel uit: jong en oud, figuratief of abstract, westers of niet-westers, idealistisch of pragmatisch, film of beeldende kunst – in het door hem geschetste postmoderne tijdperk staat alles op één plan. De deelname van historische grootheden als Joseph Beuys, Gerhard Richter, Marisa Merz, Richard Serra, Ilya Kabakov en Jeff Wall dient dan ook niet om de vertelling van de jongste kunst enige richting te geven of om zelfs maar het geringste historisch besef te versterken. Op Szeemanns plateau staan we allemaal door elkaar. Alsof er in de wereld geen onderscheid meer is, alsof iedereen altijd en overal meetelt, alsof het vreedzaam samenzijn een wereldwijd feit is. Plateau of Humankind is too good to be true.
De oude curator die opgehouden is met vertellen signaleert alleen nog maar. Net als bij dAPERTutto ligt Szeemanns enige verdienste in de mate waarin hij relatief veel jonge kunst een plek geeft. Met de selectie van werken van Chris Cunningham, Atom Egoyan in samenwerking met Juliao Sarmento, Paul Pfeiffer, Carsten Nicolai, Salla Tykkä (de lijst is lang), toont hij een speurzin die de gemiddelde commissaris van de landenpaviljoens zo jammerlijk ontbeert. Desondanks blijft Szeemann onmiskenbaar een curator van de oude stempel: echte kunst komt aan bod, wat hij noemt de ‘celebration of fragility’. Hiermee vergeleken toont Saskia Bos’ Berlin Biennale, die weinig toevallig een vergelijkbare humanistische insteek had (het kunstestablishment is de sociaal-geëngageerde kunst aan het ontdekken, zeven jaar na haar opkomst, vier jaar na Cathérine Davids sociaal-politiek geïnspireerde documenta X), een soberder gezicht. In Venetië domineert het poëtische gebaar boven het zakelijke rapport, de vlucht boven de confrontatie, de betovering boven de ontnuchtering, de afstand boven de interactie. Plateau wil niet documenteren, Plateau wil niet becommentariëren, Plateau wil inspireren. De strijd der seksen is bijvoorbeeld in Venetië een filmische videoclip van Cunningham vol special effects, met een man en een vrouw die elkaar op leven en dood bestrijden. Het is drama, spanning, horror van een bijna gelikte schoonheid. In Berlijn daarentegen krijg je een kale, harde real life documentaire voorgeschoteld van Kutlug Ataman, over een she-male die aspireert actrice te zijn maar er niet in slaagt haar hoerige schijnbestaan te ontvluchten. Ze onthaart haar tieten om er even later een man mee klaar te laten komen. Blijkt ze ook nog nierpatiënt. Geen nierpatiënten gezien in Plateau of Humankind. De werkelijkheid van de medemens wordt hier zorgvuldig gefilterd, opgepoetst, zo niet geheel en al op afstand gehouden. Maar ja, wat wil je ook in een stad zonder openlijke armoede, zonder junks, zonder auto’s, met louter wonderschone oude gebouwen en op elk van de tientallen eilandjes een kerk. Naar Venetië ga je niet voor de harde werkelijkheid, heeft Szeemann gedacht. Naar Venetië ga je om even weg te dromen. Doen we gewoon of alles dik in orde is met de medemens.
49e Biennale di Vezia, Giardini di Castello, 9 juni – 10 november
Plateau of Humankind, Arsenale-Corderi, 9 juni – 10 november
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M