Liam Gillick
Liam Gillick
Three perspectives and a short scenario
De vloeren van Witte de With zijn bekleed met een zacht, muisgrijs tapijt. Het keukenblok voor het personeel en de opslagruimte ertegenover hebben een strakke, grijze ombouw gekregen. De tentoonstellingszalen zijn van elkaar gescheiden door houten schermen of wanden van ongeveer twee meter hoog. Hun transparantie ontlenen ze aan de, eveneens, grijze horizontale latjes waarvan ze zijn gemaakt. De bijkans anonieme inrichting van Witte de With staat in sterk contrast met de kleurrijke, architectonische installaties en structuren, veelal van plexiglas en aluminium, die we van Liam Gillick (1964) kennen. ‘Three perspectives and a short scenario is een andersoortige expositie’, legt Gillick uit. ‘Deze tentoonstelling gaat, gek genoeg, over mij’. Het project omvat, naast deze presentatie (één van de drie perspectives) in Rotterdam, een solotentoonstelling in Kunsthalle Zürich, een ‘scenario’ in Kunstverein München en een retrospectief in het Museum of Contemporary Art in Chicago.
Zoals blijkt uit de vele publicaties van de afgelopen jaren, is Gillick gewend over andere kunst en kunstenaars na te denken. Hij houdt zich ook bezig met onderwerpen als architectuur en stedelijke planning. In de overzichtstentoonstelling die Three perspectives and a short scenario heet te zijn, staat de kunstenaar zelf centraal. Maar Gillick heeft er desondanks voor gekozen om zich, althans in de deeltentoonstelling in Rotterdam, terug te trekken. De vraag is niet alleen hoe hij dat heeft gedaan, en of dat geslaagd is, maar ook of deze ingreep in Rotterdam werkelijk zo wezenlijk verschilt van zijn eerdere werk.
Grijs is het eerste veld dat op het bureaublad van zijn computer verschijnt. Van hieruit bouwt hij zijn ontwerpen op, verklaart Gillick. Het neutrale grijs is daarnaast tevens de tint die teruggrijpt op de eerste, prille fase van zijn kunstenaarschap. Gillick was een onbeschreven blad. Hij had niet de ambitie kunstenaar te worden, zo legt hij uit. Iemand anders opperde dat ‘kunst’ wat voor hem zou kunnen zijn. De suggestie ‘kleurde’ niet alleen zijn leven, ze voedde ook zijn carrière. Ze kan begrepen worden als de conceptuele geste die het instrument werd van zijn kunstenaarschap, zo blijkt. Gillick hergebruikt bestaande werken en formele structuren, een praktijk die Nicolas Bourriaud als ‘postproduction’ omschreef.
In een liggende vitrine – de presentatievorm grijpt terug op de vroege institutionele kritiek van Marcel Broodthaers – zijn hiervan in Witte de With schitterende voorbeelden te zien. Een metalen liniaal, waarop de cijfers uitgeschreven woorden zijn, herinnert aan de voorliefde voor schijnbaar logische opsommingen van conceptuele kunstenaars als Sol LeWitt. Een poster waarop het script van een toneelstuk omgekeerd geschreven staat wordt onleesbaar. Op deze toneeltekst is graffiti gekalkt, alsof de overigens ongekreukte aankondiging zo uit een abri is geplukt.
Ook in andere objecten met opschrift krijgen de woorden een extra lading. Op de achterpagina van een krant lees je: ‘blown up by a bomb, hidden inside a body, blown up by a bomb.’ Op de onderzijde van een skateboard staat: ‘Southbank Skatepark 1987 A perfectly good skatepark improved by the addition of an art collection….’. Het commentaar is venijnig en direct. Ook op het skateboard doorkruist graffiti de tekst. Alledaagse industriële materialen, voorwerpen en een beeldtaal ontleend aan de grootsteedse of populaire cultuur, interveniëren met het aanwezige kunstdiscours. Wat ís de eigenlijke context van dit skateboard dat hier schoon en ongebruikt (en onbruikbaar?) achter glas ligt tentoongesteld, vraag je je af. Wat is de context waarin ik me bevind? Het zijn precies deze vragen die Gillick aan de toeschouwer wil ontlokken. Voor Three perspectives and a short scenario tekende hij een kleurige stripfiguur met weggedraaide ogen boven een grote rode neus dat zijn tong uitsteekt. Het bijschrift luidt: ‘Struck!’.
Op de tweede verdieping van Witte de With valt pas op hoe weinig er feitelijk te zien is in deze expositie. Het licht is er ‘museaal’ gedimd; hier refereert het geheel slechts aan zichzelf als mogelijkheid – in zekere zin een verwijzing naar zijn vroeger platforms voor discussie. Op een van de muren van de tentoonstellingszaal wordt een film geprojecteerd. Het is een documentaire van Gillick waarin zijn vroegere werken aan je voorbij glijden. Over de beelden is een wit raster gelegd. In de afzonderlijke vakjes doemt tekst op. Het tempo waarin de zinnen verschijnen en verdwijnen is dat waarin Gillick het verhaal schreef. Zodra je probeert de geschiedenis te lezen, merk je dat je, aangemoedigd door de harde beat die je poging begeleidt, alleen maar naar het ritme van de regels kunt kijken die één voor één tevoorschijn komen en worden uitgewist. Het verhaal is tekst geworden, opnieuw, een laag in het ensemble, de compilatie die de film is.
De fascinatie voor structuur vertaalt zich eveneens naar het concept dat aan Three perspectives and a short scenario ten grondslag ligt. Hij nodigde de instelling uit na te denken over de fysieke tentoonstellingsruimte en schonk enkele van de hem geboden zalen aan haar terug. Gillicks concept is een kritisch gebaar dat vraagt om een welbewuste gedachte. Nicolaus Schafhausen, directeur van Witte de With, programmeerde in de vrijgekomen ruimte een zestal kunstenaars, waaronder Keren Cytter, Claire Fontaine en Annette Kelm. Tijdens het Internationale Filmfestival Rotterdam vertoonde hij er twee films van Manon de Boer. In haar film Presto, Perfect Sound (2006) speelt componist George van Dam een vioolsonate van Bartók. Zijn lange vingers en geconcentreerde blik vormen de voorgrond. Achter hem zie je vaag de contouren van de rode stoelen in de zaal. Maar wat vooral opvalt wanneer je naar Presto kijkt, is dat de vioolklanken pas helder tot je komen wanneer je midden in de expositieruimte staat. Alsof de concertzaal in het beeld zich heeft verplaatst naar déze zijde van het scherm.
Gillicks metastructuur, zijn strakke omlijsting van de tentoonstellingszaal, fungeert als tweede kader voor de film. De kritische vraag naar de invulling van de tentoonstellingsruimte wordt door de curator onderschreven. Dit is Schafhausens antwoord op Gillicks vraag. De dialoog die dit retrospectief biedt, wil vooral de institutionele wortels van de kunstinstelling blootleggen en ondervragen. Gillick stelt in de bijkans functionele inrichting van Witte de With het in de white cube besloten modernistische gedachtegoed ter discussie en de daaruit voortvloeiende autonome positie van de kunst. Maar mondt Three perspectives and a short scenario op deze wijze niet slechts uit in een spektakel van de kritische positie? Liam Gillick mag zijn eigen rol willen terugdringen of minimaliseren, hij spreekt zich wat dat betreft uit, desondanks. Hij is prominent aanwezig in Three perspectives and a short scenario, ondanks (of dankzij) het concept.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus