Lili Dujourie
Lili Dujourie
De Vlaamse kunstenaar Lili Dujourie (1941) heeft eindelijk een eerste, grote overzichtstentoonstelling in België gekregen. Dujourie, wiens werk wordt gerekend tot een Europese, sculpturale traditie uit de jaren tachtig, waartoe kunstenaars als Jean Marc Bustamante, Franz West, Niek Kemps, Juan Munoz en Jan Vercruysse horen; kunstenaars die zich via in zichzelf gekeerde beelden distantieerden van de overgevoelige en wilde schilderkunst uit die tijd. De tentoonstelling in Brussel kwam tot stand in samenwerking met de New Yorkse curator Lynn Cooke. Opmerkelijk is echter dat Dujourie haar retrospectief zelf samenstelde; de rol van Lynn Cooke beperkte zich tot klankbord. Misschien kan Dujouries oeuvre, dat nu 35 jaar beslaat, het best worden beschreven aan de hand van de titel van Bart Cassimans tentoonstelling Het sublieme gemis. Over het geheugen van de verbeelding (Antwerpen, 1993). Lili Dujourie maakt kunst die zowel ruimtelijk als mentaal afstand creëert, die de onaanraakbaarheid viert en die zich op een hoofse en elegante manier afzet tegen een kant-en-klare kunst die verdwijnt tussen de plooien van een geheugenloze consumptie.
De tentoonstelling in Bozar is een stille getuigenis geworden van op een coherente manier bezig zijn met de binnenkant van de wereld, gezien vanuit een poëtische reflectie op kunst en cultuur, als dragers voor vertroosting. De kunstproductie van Lili Dujourie is door en door vrouwelijk en bestaat uit een aantal afzonderlijke, opeenvolgende fases, zo laat de tentoonstelling zien, die telkens worden getypeerd door een ander gebruik van techniek en materialen. Op die manier probeert Dujourie zich te ontdoen van een routinematige manier van werken. Binnen haar zoektocht probeert ze de essentie van de dingen om te zetten in materiaal dat zich niet zomaar laat bedwingen en manipuleren. Zo zie je dat ze in de jaren zeventig schittert met video, muurschilderingen en metalen sculpturen, in de jaren tachtig zich concentreert op een studie van de oude schilderkunst via sculpturen met fluweel, marmer en textiel en dat ze vanaf de jaren tachtig experimenteert met gips, lood en keramiek. Lili Dujourie buigt haar gedachten als het ware om in materialen die ze telkens zelf dient te ontdekken. Ze toont ermee aan dat iedere tijd anders is en op een andere manier kan/moet worden vormgegeven.
Wat ook meteen opvalt is de muzikaliteit van haar werk; de lyriek en de referenties aan alle andere domeinen van de culturele productie zoals opera, klassieke muziek en literatuur. Haar oeuvre is als het ware een hommage aan de tijd – die ze zichzelf ruimschoots gunt om haar werk te laten gisten in tijd en gedachten. Amerikaans Imperialisme (1972) is een van haar bekendste werken en kan gezien worden in de context van de masculiene overmacht van de Amerikaanse minimal art uit het eind van de jaren zestig, begin jaren zeventig. Tegen een monochroom geel geschilderde muur leunt een zware, stalen plaat, maar achter de plaat is de muur wit gebleven. Alleen met een zijdelingse blik merk je, achter de plaat, de witte uitsparing op de muur op. Door subtiel te wijzen op de achterkant van de dingen wil Dujourie met dit kritische werk de beperkte perceptie van de minimal art onderuit halen. Dit werk werd in verschillende versies en kleuren uitgevoerd en is daarmee een locatiespecifiek werk dat zich aanpast aan de ruimte van de tentoonstelling.
Het was Lili Dujourie die in de jaren zeventig als een van de eerste kunstenaars in de lage landen de bijna magische mogelijkheden van de portapak – de eerste betaalbare videocamera – ontdekte. De volledige controle die je als kunstenaar kon uitoefenen tijdens de opnames, fascineerde haar. In Bozar werden veertien video’s naast elkaar getoond – het was de meest indrukwekkende zaal van de tentoonstelling. Lili Dujourie filmde alles zelf en manipuleerde en controleerde haar bewegingen net zoals dat ook gebeurt bij het schrijven van een gedicht. Haar films zijn stillevens waarin de tijd zich verschanst achter een vast opnamestandpunt. De reeks Hommage is een ode aan de schilderkunst, aan de draperieën van de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven en is tegelijk een omkering van de overwegend mannelijke blik op vrouwelijk naakt in de kunstgeschiedenis. Hier is geen sprake van voyeurisme of van gratuite provocatie, maar van een interpretatie van het model via insinuaties die de rijke kunstgeschiedenis in herinnering roepen. Ook in haar fluwelen beelden die qua gebruik (figuurlijk) zinspelen op de enorme rijkdom van kunst en cultuur, is de pose nooit ver weg – hoewel hier connotaties aan de vanitas ook sensualiteit uitstralen. Drama, ingetogenheid, en sensuele draperieën vormen de ingrediënten van deze fluwelen sculpturen, die aanleiding gaven tot de realisatie van de innemende dia-installatie Blue Nude (1980) waarin een naakte vrouw poseert tegen een deels met blauw fluweel gedrapeerde woonkamer.
Begrippen/strategieën zoals afwezigheid, leegte, schaduwen, het gebroken spiegelbeeld en het draperen met gips bepalen het meer recente en introspectieve werk van Dujourie. De intimiteit krijgt binnen dit broze werk vorm binnen talrijke, driedimensionale ‘tekeningen’ van fijn ijzerdraad, waarmee ze met minimale middelen het brein voorstelt als een onvatbaar kluwen van kronkels, die maken dat de gedachten van de mens oneindig uniek worden en blijven. De tentoonstelling in Brussel eindigde met de vroege werken Roman, die bestaan uit gescheurde fragmenten uit populaire magazines, die tegen de achtergrond van wit papier referenties oproepen aan oude schilderkunst. Een salon van Horta getooid met een vaas rozen, was letterlijk het eindpunt van haar parcours/tentoonstelling waarin het begrip schoonheid de wereld recht in de ogen keek.
Luk Lambrecht