metropolis m

Toronto is de op vier na populairste stad van Noord-Amerika, maar bevindt zich ver weg van de Amerikaanse kunstcentra, of dat nu Vancouver is of New York. Gelukkig valt er in de lokale kunstscene van alles te beleven, van aparte kunstenaarsinitiatieven tot aan salons.

Toen ik een jaar geleden vanuit Amsterdam terug verhuisde naar Toronto had ik vooroordelen over het kunstcircuit waarin ik zou belanden. Omslachtig, onavontuurlijk, geïsoleerd. Vrienden zeggen vaak: ‘Oh Toronto, ik zou er graag naartoe gaan, maar ik ben er nog nooit geweest. Er was nooit een reden toe.’ Expats in Toronto zijn verbaasd over mijn komst; de stad heeft te maken gehad met een braindrain. De meeste hoogopgeleiden zijn naar New York of Los Angeles vertrokken. Dus waarom terugkeren naar Toronto? Mijn verhuizing ging gepaard met gemengde gevoelens. In Amsterdam werkte de omloop van mensen en kunstwerken stimulerend. Kunstenaars, schrijvers en curatoren zijn op doorreis in de stad, de kunstscene leeft jaarlijks op door de nieuwe instroom bij internationale kunstevenementen en de curatorial programs. Deze dynamiek bestaat niet in Toronto. Mensen blijven of ze gaan. Een retourtje naar Vancouver kost zeshonderd dollar en New York ligt op acht uur rijden met de auto. De stad is op zichzelf aangewezen. Maar tegelijkertijd is het de grootste stad van Canada, de economische hoofdstad en de op vier na populairste stad van heel Noord-Amerika. En, zoals een kunstenaar me laatst vertelde op een vernissage, het is er sinds kort ook mogelijk een carrière in de kunst op te bouwen. We hoeven niet langer naar elders.

Toronto is een keer uitgeroepen tot de meest multiculturele stad van de wereld. Hier zijn altijd meerdere perspectieven mogelijk. Deze diversiteit is misschien de reden waarom de kunstscene van Toronto zo lastig te grijpen is. Er zijn zichtbare kunstinitiatieven, zoals de commerciële galeries, de grote kunstmusea, waaronder de Art Gallery of Ontario, en de kunsthal Power Plant Gallery. Maar de kunstmarkt in Toronto is tot op heden erg voorzichtig, enkele uitzonderingen daargelaten. En zelfs de trots van de stad op het gebied van kunst, de Power Plant, heeft zichtbaar intern politieke problemen. De meest interessante kunst in Toronto is te zien in de kleinere projectruimtes en pop-up galeries.

De kunstscene van Toronto speelt zich al jaren voornamelijk af in de marges. De artistieke wortels zijn om die reden minder rechtstreeks en minder identificeerbaar dan je zou verwachten in zo’n grote stad. Ook wel omdat veel succesvolle kunstenaars weer zijn vertrokken. Je moet heel goed kijken wil je de roots van de huidige artistieke gemeenschap vinden. Een van Toronto’s kunstpioniers is Ydessa Hendeles. Zij is een curator, verzamelaar en verteller wier tentoonstellingen in haar gelijknamige, inmiddels gesloten kunstruimte wereldwijd bekend zijn geworden. Haar tentoonstellingen waren zeer gelaagd en toonden historische en eigentijdse objecten, die normaal gesproken niet geëxposeerd worden binnen de context van de hedendaagse kunst. Er werd niets uitgelegd: enkel de noodzakelijke informatie werd gegeven, onorthodoxe en provocatieve combinaties van objecten werden geïntroduceerd. Daar moest de bezoeker het mee doen.

De kwaliteiten van Hendeles als curator zijn enorm en haar instelling wordt dan ook zeer gemist in de stad. Gelukkig kwam ik na mijn terugkeer in Toronto veel onafhankelijke, door vrouwen gerunde ruimtes tegen. Vorige week nam ik deel aan een poëziesessie met het ongelofelijke, 22-jarige talent Fan Wu, georganiseerd door een van meest briljante curatoren, cheyanne turions. Het was een informele situatie, er konden maar acht mensen naar binnen. Toch was het er gastvrij en uitdagend zoals men van een kunstproject verwacht. De sessie vond plaats op de binnenplaats van 8-11, een collectieve projectruimte in de Chinese buurt. Geleid door een wisselend collectief van acht tot elf kunstenaars, curators en muzikanten, heeft 8-11 sinds zijn oprichting, een jaar geleden, naam gemaakt. De onafhankelijke curator Xenia Benivolski, een van de oprichters van 8-11, leidt het strak georganiseerde programma voor jonge kunstenaars uit Toronto, Montreal en New York.

8-11 lijkt door zijn collectieve politiek, het streven naar het ondersteunen van veelbelovende, ontluikende carrières en zijn bereidheid om te experimenteren op de legendarische, door kunstenaars geleide kunstinstellingen uit de jaren zestig en zeventig. Gefrustreerd door het gebrek aan tentoonstellingsmogelijkheden en het gevoel van isolatie in de Canadese steden, begonnen kunstenaars toentertijd eigen instellingen. Veel van die door kunstenaars geleide instellingen bestaan nog steeds, maar de meeste zijn weinig zichtbaar door de te kleine budgetten, de te grote programmeringcommissies en de toenemende isolatie ten opzichte van de rest van de wereld.

De drie nog bestaande, door kunstenaars geleide kunstinitiatieven zijn Art Metropole, Gallery TPW en Mercer Union. Het zijn instellingen zonder winstoogmerk die hun originele betekenis behouden hebben. Ze hebben de enorme bureaucratie overleefd en gaan door in hun strijd voor lokale, nationale en internationale projecten. Art Metropole, opgericht in 1974 door General Idea, is een internationaal vermaarde uitgeverij van kunstenaarsboeken. Een recent hoogtepunt is de door kunstenaar Cara Siik Benedetto geleide schrijfworkshop waarin de deelnemers Wanda van Barbara Loden hebben bekeken en daarna werden gevraagd een script te schrijven. Benedetto las ook voor uit haar eigen nieuwe, erotische novelle The Coming of Age.

Mercer Union, opgericht in 1979, produceert belangrijke soloprojecten van opkomende en gevestigde kunstenaars onder leiding van de huidige artistiek directeur en curator Georgina Jackson. Recente hoogtepunten uit het programma zijn projecten met Geoffrey Farmer, Jacqueline Hoang Nguyen, Tiziana La Melia en Laurent Montaron. Jackson heeft ook de Forumserie opgezet waarin schrijvers, dichters en recensenten over hun werk vertellen. De serie biedt de mogelijkheid de rol van taal binnen de kunst te bekijken en te beoordelen. De editie van volgende maand bestaat uit een langverwachte duolezing van dichter Lisa Robertson en kunstenaar Hadley Howes.

Gallery TPW werkt onder leiding van Kim Simon met een focus op beeldende kunst. Simons programma legt de nadruk op het discours. Ze nodigt mensen uit te discussiëren over de status en de grenzen van het beeld. Gallery TPW, dat lange tijd gesloten is door de zoektocht naar een nieuw onderkomen, is omgedoopt tot TPW R&D, een centrum voor onderzoek en ontwikkeling. Tijdens deze overgangsperiode organiseert de instelling lezingen, performances, workshops en kleine tentoonstellingen van kunstenaars en schrijvers, waaronder Charles Stankievech, Ariana Reines, Wu Tsang, Tris Vonna-Michell, Bridget Moser en Nadia Belerique. De instelling is eind april heropend in een nieuw, gerenoveerd gebouw en programmeert opnieuw grootschalige tentoonstelling programmeren.

Jacob Korczynski, een onafhankelijke curator en voormalig onderzoeker van het in Amsterdam gevestigde performanceplatform If I Can’t Dance I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution, zit ook aan de discursieve kant van het kunstspectrum. Hij leidt in Toronto een programma met onregelmatige leesgroepen die losjes verbonden zijn met de onderzoeksonderwerpen van If I Can’t Dance. Soms werkt hij samen met No Reading After The Internet, een andere nomadische leessalon, georganiseerd door cheyanne turions.

Het ontbreekt binnen de kunstscene in de stad aan een plek voor performancekunst. Alleen in de marges van de scene kam je nog wat aantreffen. Bijvoorbeeld in een steegje in Kensington Market waar Double Double Land sinds twee jaar maandelijks Doored organiseert. Doored is een comedyperformance van kunstenaar Life of a Craphead. Het grootste museum van de stad, de Art Gallery of Ontario, programmeert pas sinds kort performances. Onder anderen Ame Henderson, Ragnar Kjartansson, Ei Arakawa en Karl Holmqvist traden er op. Het is een broodnodige stap weg van het objectfetisjisme dat Toronto’s beeldende kunst zo kenmerkt.

En bij al deze interessante hedendaagse kunst die zich voltrekt in de marge, aan de randen van de stad, in enkele geliefde, door kunstenaars geleide instellingen, op binnenplaatsen en in galeries die huizen in honderd jaar oude, voormalige winkels, blijft steeds weer die vraag weerklinken: ‘blijf ik of vertrek ik?’ Er is ergernis over het provincialisme, de oververtegenwoordiging van mannelijke kunstenaars, de vooringenomenheid van Canadese galeriehouders en verzamelaars en het gebrek aan een functionele kunsthal. Er is zeker nog genoeg werk te doen. Maar, de kunst is er wel, in alle soorten en maten, het zit alleen weggestopt in een hoekje.

Kari Cwynar

Recente artikelen