Maak de musea kleiner
Hoe kan een museum urgente tentoonstellingen agenderen als er een takenpakket ligt van encyclopedische omvang? Rein Wolfs pleit voor het ‘afgeslankte’ museum voor hedendaagse kunst, dat slagkrachtig en wendbaar is.
In het spanningsveld van kunst en maatschappij kunnen authentieke ervaringen manifest worden. Als ik een credo voor mijn praktijk als curator zou moeten formuleren, komt het ongeveer hier op neer. Hoewel ik niet veel betekenis hecht aan apert politieke kunst, beschouw ik mezelf wel als een ‘politiek gemotiveerd’ curator. De twee verschillende grootheden, politiek en kunst, ontmoeten elkaar mijns inziens het best in het halfverborgen spanningsveld tussen metaforen, esthetica en opinies.
Onlangs had ik op het internetplatform Facebook nog een discussie over de complexe verhouding tussen kunst en politiek. Kunstenaar Julie Becker schreef me dat ze God om raad had gevraagd en te horen had gekregen dat de kunst zich momenteel in een coma bevindt. ‘He said I have a responsibility to wake that shit up and so do you’, zo spoorde ze mij tot actie aan. Het is, zo dacht ik, inderdaad onze verantwoordelijkheid de kunst wakker te schudden en tot urgentie te manen.
In de Nederlandse kunstwereld lijdt het tentoonstellingscircuit, enigszins karikaturaal uitgedrukt en uitzonderingen daargelaten, sinds langere tijd onder een neerwaartse spanningscurve, onder verregaand (respectabel) populisme, een internationaal solobeleid en een vaak gezellig weggedesignde inhoudsloosheid. Van buiten de landsgrenzen bekeken [auteur woont in Duitsland –red.], lijkt er maar weinig urgentie te bestaan om zich met de Nederlandse kunstscene bezig te houden. Nu zou dat alles snel ten goede kunnen keren als het internationale museum bij uitstek, het Stedelijk Museum Amsterdam, zich weer aan het front kan gaan melden. Een spraakmakend tentoonstellingsbeleid met duidelijke posities en keuzes kan Amsterdam en Nederland terug op de kaart zetten. Maar de mogelijkheid om zich te kunnen profileren wordt helaas beperkt door het (te) grote takenpakket, dat aan de (te) grote musea wordt meegegeven.
Toen ik Nederland bijna twee jaar geleden verliet, sprak ik in een interview in de Volkskrant mijn zorg uit over het ontbreken van gespecialiseerde musea voor hedendaagse kunst. Trots op de traditie van encyclopedische instellingen, is het tegelijk heel moeilijk in dergelijke molochs een inhoudelijke profilering aan te brengen. En zelfs wanneer een museum niet encyclopedisch is, maar ‘slechts’ moderne en hedendaagse kunst in zijn collectie- en tentoonstellingsbeleid moet verenigen, wordt het lastig om werkelijk urgent te kunnen zijn. Modern en hedendaags zijn echt twee verschillende grootheden met verschillende criteria. Het ene is al door de historiserende molen gehaald en voor een belangrijk deel van zijn spanning en risico ontdaan; het andere ontkent zelfbewust en ook een beetje ignorant diezelfde historiserende molen, vooral sinds in de voorbije tijden van booming markets de tijdshorizon steeds meer naar de achtergrond verdwenen is.
Van eminent belang voor de toekomst van de actuele Nederlandse kunst lijkt me een nieuwerwetse ‘waterscheiding’ tussen oud, modern en hedendaags. Alle drie hebben hun eigen musea nodig met hun eigen specialisten, hun eigen financiële en procedurele structuren, hun eigen ruimtelijke en klimatologische omstandigheden, hun eigen communicatie, educatie en netwerken. En met hun eigen publiek. Pas dan kan zich een zinvol discours binnen de instellingen ontwikkelen, kan echt gefocust worden en kunnen ook internationaal de juiste netwerken worden aangeboord en met gelijkwaardige partners worden ‘geconcurreerd’.
En dan de kunst: Julie Becker zegt dat de kunst zich in een coma bevindt. Ik weet niet of ik het daar mee eens ben. Als ze meent dat kunst over de wereld nog maar weinig te zeggen heeft, vind ik dat een belangrijke reden om haar stevig wakker te gaan schudden. Maar hoe is het eigenlijk met de ‘maatschappelijke relevantie’ van de kunst gesteld? In het neomodernistische tijdperk heeft een nieuw formalisme aan belang gewonnen in de vorm van een herwaardering en herinterpretatie van modernistische verworvenheden. Gelukkig blijkt deze herijking van het modernisme maatschappelijke, historische en politieke implicaties te hebben. In de veel bekritiseerde, maar interessante Berlijn Biënnale van 2008 werd dit duidelijk, zij het dat deze implicaties hier inderdaad vooral van historische aard leken te zijn.
Neo-, post-, herinterpretatie, herijking… Zonder dat ik onvoorwaardelijk in Robert Hughes’ Shock of the New geloof, maakt het vele terugkijken en herschikken wel langzaam ongeduldig en een beetje slaperig. Het nieuwe per se kan echter alleen geen zaligmakend criterium meer zijn. Waar ik eerder naar op zoek ben, is iets dat ik nieuw universalisme zou willen noemen, nieuw existentialisme, nieuw humanisme, kortom een eigentijdse ‘condition humaine’ in de kunst.
Kunst is, denk ik, op zijn sterkst en urgentst, wanneer de grote verhalen worden aangesproken en universele waarden gethematiseerd; wanneer op een beeldende en metaforische wijze verborgen maatschappelijk agenda‘s worden geopenbaard en op een authentieke en waarachtige manier complexe ervaringen woordloos worden gecommuniceerd. Binnen de gespecialiseerde context van een museum of Kunsthalle voor hedendaagse kunst kan de actuele ‘condition humaine’ zich in een vruchtbaar discours openbaren.
Deze column schreef Rein Wolfs toen hij artistiek directeur van de Kunsthalle Fridericianum in Kassel was. Hij maakte daar het afgelopen jaar solotentoonstellingen met onder meer Meschac Gaba, Latifa Eckakch, Daniel Knorr, Klara Lidén en Cyprien Gaillard.
Rein Wolfs
is directeur Stedelijk Museum Amsterdam